Home Herman Philipse: ‘Ze hoeven niet allemaal hutspot te eten’

Herman Philipse: ‘Ze hoeven niet allemaal hutspot te eten’

Door Annette van der Elst op 21 februari 2005

02-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

'Juist de liberale democratische samenleving kan de erkenning bieden waar veel allochtonen naar op zoek zijn.' Een gesprek met Herman Philipse, anderhalf jaar na zijn veelbesproken artikel over 'de tribalisering van Nederland.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Laatst bezochten we een Turkse moskee, gevestigd in een garage, in een overwegend Turkse buurt.’ Eens in de twee maanden maakt Herman Philipse een bijzondere stadswandeling door Amsterdam. Dan gaat de filosoof met een vriend op zoek naar een – wat zij zelf noemen – ‘allochtoon project.’ Deze tochten leiden binnen twintig minuten lopen vanaf zijn woning, bij het Vondelpark, naar ‘werelden waar je vroeger ver voor moest reizen. De dodelijke saaiheid en benepenheid die ik als jongeling in Nederland ervoer, bestaat niet meer.’

Toch schreef Philipse, hoogleraar filosofie aan de Universiteit Utrecht, anderhalf jaar geleden in het artikel Stop de tribalisering van Nederland, verschenen in NRC Handelsblad, verontrust te zijn over de ‘verregaande tribalisering van Nederland.’ Juist in sommige van die andere culturen gelden waarden die haaks staan op de beginselen van onze samenleving, betoogde hij. Waarden die horen bij meer tribale samenlevingen, waarin het individu onderworpen is aan de groep. De islam bekrachtigt volgens Philipse dit primaat van de groep doordat ‘de gelovige moslim zich moet onderwerpen aan Allah in plaats van zelfstandig zijn weg door het leven te zoeken’.

‘De moraal die oorspronkelijk in deze tribale samenlevingsvormen heerst, is er een van eer en schaamte. Eerwraak is daarvan een uiterst onwenselijke uitwas. De familie of groep ziet zo’n moord – bijvoorbeeld bij een vermoeden van vreemdgaan – als onvermijdelijk voor het behoud van de eer en sluit de gelederen.’ Volgens recente gegevens zouden in Nederland per jaar een tiental doden vallen door eerwraak en zijn ruim honderd vrouwen ondergedoken uit angst eenzelfde lot te ondergaan.
 
‘Nee, de tribalisering is niet afgenomen’, concludeert Philipse anderhalf jaar na zijn oproep die tot stoppen te brengen. ‘Misschien dat de moord op Van Gogh als katalysator kan werken en het mensen heeft wakker geschud.’

Hij spreekt over ‘de noodzaak van verregaande assimilatie’ om tribalisering tegen te gaan én om er voor te zorgen dat niet-westerse immigranten zich politiek en economisch goed integreren. Voor Philipse betekent assimilatie dat allochtonen zich moeten aanpassen aan deze fundamenten van onze samenleving, dat ze die elementen van hun cultuur die botsen met onze grondwaarden opgeven, niet dat ze zich moeten conformeren aan een of andere (eenvormige) leefwijze. ‘Ze hoeven niet allemaal hutspot te gaan eten.’

De multiculturalistische filosofie, die zegt dat integratie met behoud van eigen cultuur mogelijk en – vooral ook – wenselijk is, verwerpt hij op principiële gronden. Juist omdat een aantal elementen van die culturen, kenmerken zijn van tribale samenlevingsvormen en haaks staan op belangrijke grondbeginselen van onze de hedendaagse westerse beschaving: de fundamentele gelijkwaardigheid van man en vrouw, scheiding van kerk en staat, individuele autonomie in de keuze van beroep, partner en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting en van publieke discussie met andersdenkenden, ook over religies zoals de islam.

‘Die multiculturalistische filosofie is dubbel boerenbedrog: die spiegelt aan de bewoners van het ontvangende land voor dat samenleven met immigranten mogelijk is zonder aanpassing van hen. Terwijl ze allerlei waarden kunnen hebben die op gespannen voet staan met de onze. En het is ook bedrog van de immigranten, omdat zij alleen door zich wel aan te passen politiek mee kunnen doen en een baan kunnen vinden.’
 
Is uw roep om aanpassing van de allochtoon geen miskenning van hun identiteit? Zeker in een deel van de samenleving waarin toch al het gevoel bestaat miskend te worden, lijkt dat geen goede strategie.
‘We leven in een maatschappij die is doordrongen van competitie, waarin het voor álle jongeren moeilijk is een eigen identiteit en zelfrespect te vinden. Allochtone jongeren hebben het nog moeilijker. Iedere immigrant worstelt met identiteit en het bepalen van een plaats in de nieuwe maatschappij. En voor de jongeren is het zelfs verduiveld lastig, omdat hun ouders hier vaak niet con amore zijn gekomen en een negatief idee hebben van het westen. Een beeld dat wordt bevestigd of aangewakkerd door de televisiezenders waar ze naar kijken. En de kinderen worden in dit conflict betrokken. Maar ze bevestigen in die opvattingen is niet de oplossing. De overheid moet de westerse waarden juist in woord en daad uitdragen, zodat jongeren worden geïnspireerd de groepscontrole van zich af te werpen, die een goed functioneren in onze samenleving belemmert…‘En’, voegt Philipse toe. ‘Discriminatie van allochtone jongeren moet worden tegengegaan. Dat is taak numero één van de overheid.’
 
En verder? Hoe kan aanpassing worden gevraagd zonder miskenning van wie zij zijn?
‘Erkenning door de ander is een diep gewortelde behoefte van de mens. De geschiedenis wordt gekenmerkt door de menselijke strijd om erkenning. In samenlevingen die gedomineerd worden door een bepaalde kaste, klasse of tribale groep, zal de meerderheid van mensen deze erkenning in onvoldoende mate verkrijgen. Want de leden die niet tot de dominante clan behoren, verwerven haar niet omdat ze als minderwaardig worden beschouwd. Zij die er wel toe behoren kunnen evenmin erkenning verkrijgen omdat erkenning door iemand die geen volledig mens is niet kan tellen als volledige erkenning. Er is geen betere oplossing voor deze strijd dan de liberale democratische samenleving. Juist die kan de erkenning bieden waar veel allochtonen naar op zoek zijn. Want in zo’n democratie bezitten alle burgers dezelfde fundamentele menselijke waardigheid, gespecificeerd in democratische en andere mensenrechten, onafhankelijke van hun identiteit in termen van geslacht, levensbeschouwing, seksuele geaardheid, ras of herkomst en los van hun professionele en andere prestaties.’
 
De vraag is nu of zo’n liberale, individualistische samenleving wel voldoende mogelijkheden biedt voor sociale cohesie, waar zeker na de moord op Van Gogh zo naar gehunkerd wordt.
‘Juist in een verzuilde samenleving kun je geen sociale cohesie verwachten. Hoewel die misschien wel heeft bijgedragen aan de emancipatie van het katholiek volksdeel, had verzuiling altijd al grote nadelen. Het kan leiden tot cohesie op kleine schaal, maar op nationale schaal leidt het tot versplintering. Verder sloten de toppen van de zuilen achter gesloten deuren compromissen met elkaar. Daardoor is er nooit een goed politiek debat van de grond gekomen. En dat is onverenigbaar met de principes van de democratie. Nooit van mening verschillen, betekent dat problemen onder het kleed verdwijnen.’
 
Dus Balkenende en de Amsterdamse burgemeester Cohen moeten geen thee gaan drinken in de moskee?
‘Officiële religieuze groeperingen moet je ook weer niet van je te vervreemden. Bovendien is het heel zinvol om moskeeën te betrekken in het bestrijden van extremisme en religieus geïnspireerd terrorisme.’ Maar, benadrukt hij, de overheid moet niet te veel toegeven aan religieuze organisaties. ‘Als overheid moet je pal staat voor je eigen beginselen en dat gebeurt veel te weinig. Beginselvast is dit land helemaal niet. Dat Amsterdam zwemlessen subsidieert die via de moskee worden georganiseerd – zodat allerlei godsdienstige wetten gewaarborgd blijven – gaat me al te ver. Daarmee geeft de gemeente het signaal “we zijn bereid ons aan uw malloterieën aan te passen”. Zwemlessen moet je gewoon via de publieke weg aanbieden. Door subsidies via levensbeschouwelijke organisaties te laten verlopen, geef je ze te veel macht.’
 
Om in een religieus pluriform land als Nederland tot enige cohesie te komen, moeten we dichter tegen het Franse model van de laïcité aankruipen, stelt Philipse. Het principe van de laïcité – een woord zonder adequate Nederlandse vertaling – gaat niet alleen uit van de scheiding van kerken en staat, van een neutrale staat, maar ook van een neutrale publieke ruimte. Het Franse model kreeg in 1905 zijn finale beslag met de afschaffing van subsidies aan kerken en geestelijken. Tegelijkertijd trok de staat haar bemoeienissen met de kerk terug. ‘Die neutraliteit is een betere voorwaarde voor cohesie dan het verzuilde model, waarin groepen naast elkaar leven.’

De school – de school van de republiek, l’école de la république – speelt een belangrijke rol in het Franse model. Ook bijzondere scholen moeten – willen ze een overheidsbijdrage ontvangen – voldoen aan bepaalde eisen: het aannemen van een percentage kinderen van ‘andersdenkende’ ouders, hetzelfde onderwijsprogramma als op de scholen van de republiek, en ‘neutraal’ godsdienstonderwijs.
‘De Nederlandse situatie is volkomen tegengesteld aan die in Frankrijk’, zegt Philipse. ‘Volgens een van de onderdelen van ons artikel 23 van de grondwet mag de overheid zich niet bemoeien met de godsdienstige inhoud van een school, die wel met overheidsgeld gefinancierd wordt. De inspectie oordeelt dat islamitische scholen volkomen in orde zijn. Ook als er op zo’n school meisjes gedwongen een hoofddoek moeten dragen of jongens en meisjes angstvallig gescheiden worden gehouden. Ook de gemeenten die aan deze scholen de vergunningen moeten verlenen, vinden het lastig en gaan van alles doen om de komst van deze scholen te verhinderen. Dat is weinig principieel gemodder.’
 
Vereist het halt toeroepen aan de tribalisering een soort spoedcursus Verlichting in de islam, een Shortcut to Enlightenment, het boek dat Ayaan Hirsi Ali aankondigde te gaan schrijven? Is dat überhaupt mogelijk?
‘Het probleem is dat nergens in de islam een echt liberale traditie bestaat, tenzij je teruggaat naar de islamitische twaalfde-eeuwse filosoof Averroës die de geschriften van de openbaringen wilde onderwerpen aan de wetten van de rede. En natuurlijk vind je in de praktijk feitelijk liberaal gedrag van moslims – er zijn ook praktiserende homoseksuele moslims. Maar in de formele, officiële theologie is er, voor zover ik weet, geen gevestigde, vrije interpretatie van de koran. De neiging om terug te grijpen op de traditie van de koran is sterk en de sharia, het islamitisch recht, is in strijd met democratische principes.’

‘De islam heeft het Griekse denken – dat een ruime plaats inruimt voor de ontwikkeling van de autonome rede – geheel uitgescheiden. Met het christendom heeft de islam gemeen dat het een revolutionaire beweging van onderop was. De taal waarin de boodschap werd verkondigd was eenvoudig. Maar om de meer gecultiveerden te overtuigen, nam het vroege christendom – onder andere Augustinus – hun taal over en zo werd een deel van het Griekse denken geïncorporeerd. Het ontwikkelen van een primaat van de rede is in de dertiende eeuw voortgezet door onder andere Albertus Magnus en Thomas van Aquino, met een nieuwe absorptie van het Griekse denken. De islam heeft die ontwikkeling niet doorgemaakt.’

Of de islam, als gevestigde leer, deze geschiedenis verkort kan doorlopen, weet Philipse niet. Hij legt de nadruk op de noodzaak van modernisering van individuele moslims. ’Het is vooral van belang dat moslims in ons land liberaliseren. Dat ze hun eigen religie met een korreltje zout kunnen nemen.’

Het aanleren van een meer verlichte houding moet komen van de scholen, zegt hij en benadrukt daarom nog eens de noodzaak het lid van artikel 23 van de grondwet af te schaffen, dat overheidsfinanciering aan religieuze scholen regelt. ‘De school moet kinderen stimuleren een eigen geweten te ontwikkelen, ze leren dat opvattingen ook onwaar kunnen zijn. Ze moeten ontdekken dat kritiek geven en krijgen ook leuk kan zijn en dat openlijke zelfkritiek niet in strijd is met de eer. Want de tribale opvatting dat je je door zelfkritiek de zwakkere toont, maakt een openlijke kritische discussie over de islam tussen moslims en ongelovigen vrijwel onmogelijk, terwijl die toch een noodzakelijke voorwaarde is voor de modernisering van de praktijk van de islam.’
 
Herman Philipse (1951) is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht, gasthoogleraar aan de Universiteit van Oxford en een van de vaste columnisten in het wekelijkse tv-debat Buitenhof. Tien jaar geleden schreef hij het Atheïstisch manifest, waarvan in 2004 (uitg. Bert Bakker) een heruitgave verscheen met vier nieuwe essays over de verhouding van godsdienst en wetenschap. In het voorwoord vertelt Ayaan Hirsi Ali hoe het lezen van het manifest haar heeft bevrijd van de morele dwang die zij als gelovig moslima ondervond. In 1998 schreef Philipse Heidegger’s Philosophy of Being (uitg. Princeton University Press, 1998). Hierin evalueert Philipse het centrale probleem in Heideggers denken: de vraag naar het zijn. Daarbij betrekt hij ook als een van de eersten de relatie tussen Heideggers denken en zijn aansluiting bij de Nazi’s. Heidegger’s Philosophy of Being is nog steeds één van de standaardwerken over het denken van Heidegger. Verder werkt hij aan een reeks grote hoorcolleges op CD. De eerste serie, acht filosofische miniaturen, een hoorcollege over grote denkers van Plato tot Wittgenstein (www.home-academy.nl) is reeds verschenen, de tweede serie over twintigste-eeuwse denkers is in de maak.