Home Helse verveling: over Tjechovs Platonov

Helse verveling: over Tjechovs Platonov

Door Anton de Wit op 25 oktober 2006

09-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

‘De deur naar het geluk gaat naar binnen open, dus het maakt niet uit hoe hard je er tegen aan duwt.’ Over de verveling van Platonov.

Michael Platonov blonk ooit uit als filosofiestudent, maar slijt nu zijn dagen als dorpsonderwijzer. Met woede en venijn bekritiseert hij iedereen die zijn pad kruist, al is duidelijk dat zijn cynisme vooral zijn eigen tekorten moet maskeren. Veel vrouwen vallen als een blok voor deze zwartgallige intellectueel, maar hij blijkt niet in staat liefde te geven of ontvangen. Hij sleept de ene na de andere vrouw mee de afgrond in.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het toneelstuk Platonov is duidelijk een jeugdwerk van Tsjechov’, zegt Awee Prins, filosoof en kenner van de Russische literatuur. Het stuk is onstuimig, haast chaotisch en, zo geeft Prins toe, in een aantal opzichten ook nog vrij onvolwassen. Hij is echter zeer te spreken over de uitvoering van het stuk door het RO-theater, dat van november tot en met januari door het land toert met een reprise van de voorstelling. ‘Acteur Herman Gilis laat heel goed zien hoe Michael Platonov stelselmatig mensen te gronde richt. Door ze te beledigen, door ze te wijzen op de trivialiteit van hun bestaan. En hij heeft gelijk – dat is wat je als toeschouwer naar de strot grijpt. Hij heeft een punt. Maar aan de andere kant stelt hij daar niets tegenover.’
 
Verveling, en de verschillende manieren van daarmee omgaan, is het thema van Platonov. Daarmee plaatst het stuk zich in een lange en significante traditie, meent de Rotterdamse filosoof, die volgend jaar een boek zal publiceren met de veelzeggende titel Uit verveling. Prins: ‘Verveling is een onderdrukte grondstemming van de westerse cultuur. Verveling is van alle tijden, maar elke cultuur heeft zijn manier van ermee omgaan. Bij de Grieken, bijvoorbeeld, zie je dat de verveling naar de onderwereld wordt verbannen. Achilles zegt: ik ben liever dagloner bij een boer dan dat ik koning van het schimmenrijk ben. Hades, dat is verveling, namelijk tegelijkertijd zijn en niet-zijn. Bij de Romeinen zie je een heel aparte vorm van verveling ontstaan, namelijk de taedium vitae, de afkeer van het bestaan, die de rijke Romeinen ervaren. “Wanneer ik in Rome ben, wil ik naar Tibur”, zeiden de welgestelde Romeinen met een buitenhuis, “maar ben ik eenmaal in Tibur, wil ik terug naar Rome.”’

‘Ook het christendom kent zijn eigen soort van verveling, namelijk de acedia, de verveling van de monnik in zijn cel. Hij voelt zich gelovig, hij wil God aanbidden, maar hij komt tot niets. Dante heeft de verveelde aan het begin van het inferno geplaatst. Dat is een mooi beeld: verveelde mensen zitten in de vestibule van de hel. En waarom? Verveelde mensen hebben noch het goede, noch het kwade gedaan.’
 

Rijkdom

Een opmerkelijke trek van de verveling is, volgens Prins, dat zij onlosmakelijk is gekoppeld aan rijkdom. ‘Wie welvaart vermeerdert, vermeerdert verveling, kun je zeggen, vrij naar Prediker. Wie achterna wordt gezeten door iemand met een mes verveelt zich niet. Wie rouwt, verveelt zich niet. Wie een vrije relatie is begonnen en naar boven moet roepen naar de minnaar van zijn vrouw of hij ook een eitje wil, verveelt zich niet. Verveling is wel het ongeluk van het geluk genoemd. De verveling, daarom fascineert die mij zo, treft alleen mensen met wie het goed gaat.’

Dat gegeven is ook opmerkelijk prominent aanwezig in de negentiende-eeuwse Russische literatuur. Prins somt een hele trits voorbeelden op van personages die het aan niets ontbreekt, maar die zich desalniettemin dodelijk vervelen, soms letterlijk: Oblomov van Gontsjarov, Roedin van Toergenjev, Jevgeni Onegin van Poesjkin, Gogols Tchitchikov, de ‘sousterrain-mens’ van Dostojevski en niet in de laatste plaats de personages die de stukken van Tsjechov bevolken: Ivanov, Platonov, de drie zusters.

‘Het grote probleem van die personages is: ze willen wel leven, ze hebben ook de middelen, ze zijn de welgestelde adel van het platteland, ze verlangen naar de stad, ze verlangen naar actie, ze verlangen naar het echte leven, maar ze zijn onmachtig om dat leven te leven. “Waarom leven we niet zoals we kunnen?”, verzucht Platonov. Zelf lukt hem dat evenmin, hij ziet geen enkel alternatief voor wat hij bekritiseert. Een van de vrouwen in het stuk zegt: “Laten we samen een nieuw leven beginnen.” Platonov zegt dan: “Een nieuw leven? Ik weet niet eens wat ik met het oude moet aanvangen!” Dát is het, het besef dat je kunt leven, dat de opdracht is een zinvol bestaan te leiden, maar dat je onmachtig bent het te doen.’
 
‘Die vertwijfeling wordt in dit stuk schitterend aan de orde gesteld. Platonov is wat dat betreft ook een heel hedendaags stuk. Ons staat ook van alles ter beschikking, we kunnen kiezen uit vijftig soorten brood, vijftig televisiekanalen, maar er is niets dat ons nog werkelijk raakt. In elke vakantieprospectus lees je het: “Op dit goed geoutilleerd complex zult u zich geen moment vervelen.” “Verveling bestaat niet”, schreef Nederlandse Spoorwegen eens op hun billboards. “Want wij hebben 365 dagtripjes.” Dat lijkt mij juist bij uitstek het bewijs dat verveling wél bestaat.’

‘Onze omgang met verveling doet denken aan de landeigenaar Pjetoech in Gogols Dode zielen, die zegt: “Ik heb geen tijd om te vervelen.” Wat we doen is onze agenda’s helemaal volproppen, zelfs als we vakantie hebben. Met wijnproeverijen, excursies, karaokewedstrijden, noem maar op. Als het bestaan maar gevuld wordt, zonder dat de vraag opkomt of dat bestaan niet gewoon een overvolle leegte is. We springen van nieuwtje naar nieuwtje. John Lennon heeft eens gezongen: “There’s always something happening, but nothing going on.”’

De grote populariteit van allerlei typen spiritualiteit is volgens Prins eveneens een reactie op de verveling. Spirituele inzichten worden zo ‘pseudo-nihilistische instrumenten om het nihilisme maar vooral niet onder ogen te zien’, meent Prins. ‘Veel westerse mensen zien oosterse filosofieën als een trucje, een instrument, om de onrust te verdrijven en geluk en zin te geven. Wij denken verkeerd. Zoals Kierkegaard al schreef, gaat de deur naar het geluk naar binnen open, dus het maakt niet uit hoe hard je er tegen aan duwt. Geluk en zin vallen je toe wanneer je er eigenlijk niet naar op zoek bent.’
 

Geduld

De verveling, die volgens Prins ten diepste nihilisme is, moet niet bestreden worden met steeds weer nieuwe indrukken, of een nostalgische vlucht in verloren gegane zinsverbanden, zoals ook veel Russische auteurs deden, met name Dostojevski. In plaats daarvan moet de verveling uitgehouden worden, zodat daaruit een nieuwe houding kan ontstaan. De moderne mens, cynisch en verveeld als Platonov, zou op zoek moeten gaan naar wat Prins ‘een andere alledaagsheid’ noemt. ‘Laat het toch eens tot ons doordringen in ons gehaaste bestaan, waarin we alleen maar zo snel mogelijk van A naar B willen, dat er ook nog zoiets is als een verwijlende gang van A naar B, waarin we verrast kunnen worden door dingen die we zien. Ga eens in de tram zitten met een heel andere grondhouding en kijk om je heen. Zie dat kind in lijn 4 zitten, dat zich op wereldreis waant, een in zijn ellende verzonken junk die jouw zoon of dochter zou kunnen zijn, een blik van verstandhouding met een jou volkomen vreemde reiziger. Ik geloof in geduld, in een geduldig verwijlen bij de dingen. Een andere houding, waarbij je de mensen laat zijn, en beseft dat wij niet alleen op aarde zijn om gelukkig te worden, om onze zegeningen en zegelringen te tellen.’

‘Dat is heel moeilijk’, voegt hij daar direct aan toe. ‘Ik zeg ook niet dat het mij lukt. Maar ik heb wel de intuïtie dat de oplossing van Platonov ook niet deugt. Hij kijkt alleen maar naar anderen, wijst aan wat er niet goed is, wat mensen niet kunnen. Zijn leven gaat op in het beschimpen van anderen, waarmee hij zijn eigen wanhoop bedekt. Hij reflecteert onvoldoende op zijn eigen leven. De vraag die in Platonov speelt is: waarom leven we niet zoals we kunnen leven? Waarom maken we er niets van? Dat is een vraag die we ons vandaag de dag, in ons uiterst comfortabele bestaan, wel iets vaker mogen stellen.’

Anton de Wit
 
Het boek Uit verveling van Awee Prins zal in februari 2007 verschijnen bij Uitgeverij Klement.