Home Hedonistisch dagboek

Hedonistisch dagboek

Door Hester Eymers op 13 december 2012

Cover van 03-2002
03-2002 Filosofie magazine Lees het magazine
In Frankrijk geniet levensgenieter en filosoof Michel Onfray grote bekendheid. In de weekbladen wordt dikwijls door en over hem geschreven. Zijn meest geslaagde journalistieke stukken verzamelde hij in een tweedelig
hedonistisch dagboek, waarvan het eerste deel nu is vertaald.

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Op zijn zevenentwintigste kreeg de Franse filosoof Michel Onfray (1958) volkomen onverwacht een hartinfarct. Nadat hij op het nippertje aan de dood was ontsnapt, besloot hij zich niets aan te trekken van het advies van de diëtiste om vooral meervoudig onverzadigde vetzuren te consumeren en zijn alcoholinname zoveel mogelijk te beperken. Hij moest niets hebben van zo’n anorexia-dieet en zette zich daarentegen aan het uitwerken van een hedonistische filosofie. Hij publiceerde boeken met titels als De buik van de filosoof, De kunst van het genieten en Levenskunst.

Een filosoof die zich serieus bezighoudt met de geneugten van het leven, is een zeldzaamheid. De meesten wantrouwen het lichaam en wijden hun hele denkvermogen aan een analyse van de geest. Zo niet Onfray. Voor hem vertegenwoordigt het lichaam de eerste werkelijkheid: eerst is er een lichaam, dan pas een denken dat orde brengt in de chaos van de materie. Daarom beginnen zijn boeken ook altijd met een autobiografische anekdote: laten zien aan welk lichaam de neergeschreven gedachten zijn ontsproten, is een vorm van integriteit.

In Vulkanisch verlangen is in bijna elk essay zo’n anekdote te vinden, waardoor je zowel auteur als gedachten van nabij leert kennen. Bijna ten overvloede gaat daar ook nog eens een inleidende anekdote aan vooraf, waarin Onfray vertelt hoe hij op het idee kwam voor dit boek. Hij vloog over het Afrikaanse continent en bij het zien van een eilandengroep viel hem in dat hij nog eens een boek zou moeten schrijven volgens het archipelprincipe: een bundeling van losse teksten die toch verwantschap vertonen. Grote voorbeelden waren uiteraard Montaigne en Nietzsche. Inhoudelijk zou zo’n verzameling ook goed passen: “Want een gedachte moet in overeenstemming zijn met de vorm die haar herbergt. Een nomadische en
libertijnse, hedonistische en libertaire, open en beweeglijke levensbeschouwing kan dan ook niet worden geformuleerd zonder dat er aan een bepaalde onvoltooidheidseis wordt voldaan.” Het werd inderdaad een boek zonder begin of eind, waarin zo’n beetje elk denkbaar onderwerp aan de orde komt. Muziek en literatuur, lezen en reizen, de kindertijd en het lichaam, bewondering en woede, boeken en katten, de herinnering en de dood, alles wat het leven sjeu geeft, bevindt zich in dit boek.

Het denken van Onfray is luchtig en speels. Op argumenten zul je hem niet snel betrappen. Zijn werk moet het hebben van de literaire overtuigingskracht, een strategie die onder Franse filosofen niet ongewoon is. Onfray laat zien over een virtuose verbeeldingskracht te beschikken wanneer hij uitlegt hoe alle zintuigen ingezet moeten worden om een wijn te karakteriseren: “Het gesprek met Christian Moueix ging over dat onderwerp, en de sublieme pétrus 1982 die hij voor ons had ontkurkt moest daarvoor opdraaien. Na confrontaties, verklaringen en verantwoordingen werden we het erover eens dat hij Beethoven was, en meer in het bijzonder de drieëndertigste en laatste pianosonate opus 111, in het langzame deel.”
 

De filosofie komt, haast terloops, ook nog aan de orde. Bijvoorbeeld in het prachtige essay “Lof der aardigheid”, waarin Onfray zich afvraagt waarom een eigenschap die hij zo graag ziet bij zijn vrienden, zo vaak gediskwalificeerd wordt als een geestelijke zwakte. Terwijl vriendelijkheid nu juist het hedonistische principe bij uitstek is, want vriendelijkheid, dat is “streven naar genot voor twee. Wat valt er nog meer te wensen in een ruwe wereld zonder manieren? Wat voor beschaafdheid, of beschaving, moet je anders tegenover de natuurlijke barbaarsheid stellen?”

En passant snijdt Onfray hier een fundamenteel punt aan. Door te benadrukken dat het genot van de ander een essentieel onderdeel van het hedonisme is, geeft hij deze filosofische stroming een ethische dimensie. Hij ondervangt daarmee het belangrijkste argument tegen het hedonisme: het zou elk ethisch of politiek besef missen omdat het enkel van het individu als autonoom en onafhankelijk wezen uitgaat. Het verfijnde, soms zelfs elitaire hedonisme van Onfray onderscheidt zich hier duidelijk van de vulgaire en a-morele invulling die bijvoorbeeld de markies De Sade aan dit begrip gaf. Onfray mist elk gevoel van ontzag tegenover de filosofische traditie. Zijn interesse in gastronomie, literatuur en beeldende kunst verbreden zijn blikveld waardoor zijn gedachten de gebruikelijke conventies en dogma’s omzeilen. Dat maakt deze essays een verademing, ja een genot om te lezen.
 
Vulkanisch verlangen; Hedonistisch dagboek, door Michel Onfray, vert. Martin de Haan, uitg. De Arbeiderspers (Privé-domein), Amsterdam 2002, 477 blz., € 31,70