Home Hagar Peeters: ‘Ja, jij kunt van alles kiezen. Want jij hebt een leuk IQ, je bent gezond’

Hagar Peeters: ‘Ja, jij kunt van alles kiezen. Want jij hebt een leuk IQ, je bent gezond’

Door Anton de Wit op 22 maart 2010

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Vrij zijn is eenvoudig als alles je meezit, wil dichteres Hagar Peeters maar zeggen. Maar is iedereen zo vrij? ‘Nou’, reageert filosoof Maarten Meester, ‘ik denk dat ook iemand die bij de plantsoenendienst werkt meer keuzes heeft dan je denkt.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Van mijn ouders kreeg ik vroeger grootse ideeën over vrijheid mee. Vrijheid, zo leerden zij mij, is het hoogste wat je kunt nastreven, het is haast synoniem met geluk. Ik zag schrijven altijd als ultieme uiting van vrijheid. Dat kwam met name door mijn vader, die ook schrijver is. Voor hem stond vrijheid gelijk aan ongebondenheid. Vrijheid laat zich niet verenigen met burgerlijkheid, vond hij.’
Hoe belangrijk dat vrijheidsbegrip ook was voor haar, er bleef iets knagen bij dichteres Hagar Peeters (1972). Zij had, vertelt ze, het gevoel dat het wel degelijk te combineren moest zijn, een gezinsleven en vrijheid. En dat gevoel werd bevestigd toen ze anderhalf jaar geleden moeder werd. Peeters: ‘Ik lever nu enorm veel van mijn vrijheid in ten gunste van mijn kindje. Ik kan niet zomaar meer doen en laten wat ik wil. Maar ik merk dat ik er erg gelukkig van word. Dus eigenlijk denk ik dat het idee van vrijheid dat door de generatie van mijn ouders werd gepropageerd niet klopt. Dat type vrijheid is een kreet, een leeg begrip.’

Tegenover haar aan tafel knikt filosoof Maarten Meester instemmend. Hij koos alweer wat langer geleden voor een ‘burgerlijk’ bestaan, als getrouwd man, vader van twee, met een huis in Friesland. ‘Ik ben het helemaal met Hagar eens’, zegt hij. ‘Ik denk dat er een totaal verkeerd beeld van vrijheid is ontstaan. Een naïef beeld ook, dat idee dat je, als je maar alle belemmeringen weghaalt, dan kunt doen wat je wilt. Ik denk dat het veel vruchtbaarder is om positiever over die afhankelijkheid te denken. Je kunt zeggen dat je als moeder niet vrij bent. Maar ik denk dat juist die afhankelijkheidsrelatie jou de vrijheid geeft om een goede moeder te zijn, jou misschien ook de vrijheid geeft om anders naar je dichterschap te kijken.’

‘Maar denk je ook niet dat die afhankelijkheid voor mannen heel anders is dan voor vrouwen?’ reageert Peeters. ‘Een vrouw is toch verplicht het kindje bij zich te dragen. Een man kan zeggen: ik doe niet mee, ik ga weg. Een vrouw kan dat eigenlijk niet. Natuurlijk, je hebt de vrijheid om voor abortus te kiezen. Daar ben ik ook voor, baas in eigen buik. Maar over die keuzemogelijkheid wordt vaak veel te licht gedacht. Het feit dat je kunt kiezen, betekent niet dat de keuze makkelijk is. Dus vrouwen zijn wat dat betreft nog altijd minder vrij dan mannen.’

Meester: ‘Ja, maar volgens mij gaat het niet alleen om vrijheid om iets te doen, maar ook om vrijheid door iets te doen. Die biologische ongelijkheid is een gegeven. Toen ik vader werd merkte ik ook dat de band tussen moeder en kind haast automatisch veel sterker is. Er gebeurt iets waar je als man voor een groot deel buiten staat. Maar de vrijheid die je beiden hebt wordt mede bepaald door hoe je vervolgens met de situatie omgaat. Als man kun je in het extreme geval zeggen: toedeloe, ik doe niet mee, ik ga ervandoor. Maar dan heb je in de verhouding tot je kind nauwelijks vrijheid meer. Als je de verhouding verbreekt, neemt de vrijheid af. Door bij je vrouw en kind te blijven, vergroot je de vrijheid om een goede vader te zijn. Waarbij het vervolgens natuurlijk ook uitmaakt welke rol je kiest: ben je altijd aan het werk, of maak je ook genoeg tijd vrij voor de kinderen?’
 

Single

De vraag is: hoe vrij ben je nu werkelijk om zo’n keuze te maken? Niemand kiest bewust zo’n rol; meestal slijt dat er gewoon in, door gewoonte, of door het voorbeeld dat je zelf van je ouders hebt meegekregen. Meester en Peeters beamen dat. ‘Ik had een vader die ook redelijk nauw bij de opvoeding betrokken was’, vertelt Maarten Meester. ‘En voor een belangrijk deel heb ik gewoon mijn vader nagedaan.’ En dat geldt ook voor Hagar Peeters, die single was toen ze net moeder was: ‘Mijn moeder was alleenstaande moeder, en mijn vader is zoals gezegd schrijver, dus het leek even of ik hen allebei nadeed. Inmiddels ben ik overigens geen alleenstaande moeder meer. Maar toch, ik heb in die periode ook gedacht: hoeveel heb je nu zelf in de hand?’
‘Over heel veel dingen heb je geen keuze’, gaat ze verder. ‘Ziek worden, bijvoorbeeld: je kiest daar niet voor, maar het maakt je toch minder vrij. Of inderdaad een kind krijgen, dat is maar tot op zekere hoogte manipuleerbaar. En ik heb zelf ook gemerkt hoezeer je in die eerste periode van het moederschap geleefd wordt door je kindje, maar ook geleefd wordt door je hormonen. Dat relativeert ook de ultieme liberale gedachte die zegt dat iedereen altijd een keuze heeft, en daarom ook altijd aansprakelijk is voor zijn of haar keuzes. Ik denk dat dat onzin is.’
Maar verzand je dan niet gemakkelijk in een soort determinisme – het idee dus dat we in feite niets te kiezen hebben, dat alles vastligt in een onwrikbaar goddelijk dan wel biologisch plan? Peeters: ‘Nee, ik zie dat niet als determinisme. Ik bedoel te zeggen dat je gewoon reageert op wat er komt. Ik merkte dat heel sterk bij de bevalling. De pijn was enorm, maar er kwam ook een soort oerkracht in me vrij. Juist op dat moment merk je hoe beperkt je eigen beslissingsmogelijkheden daarin zijn. Als je gaat nadenken tijdens het baren, is dat slecht voor het baren – dat wordt ook altijd gezegd door verloskundigen. Je moet niet denken, je moet loslaten. Als je je aan die krachten kunt overgeven krijg je daar ook veel vertrouwen door. Vrijheid, ja.’

Gedachteloos

Ditmaal schudt Maarten Meester aan de andere kant van de tafel zijn hoofd. ‘Ik wil hier als kantiaan toch wel wat op zeggen. Je hebt gelijk, hoor, er ligt natuurlijk veel vast. Maar ik denk dat je nog op andere manieren vrij kunt zijn dan door je daar maar gedachteloos aan over te leveren. Immanuel Kant zegt: we behoren tot het rijk van de natuur én tot het rijk van de vrijheid. Die natuur is belangrijk, dat is ook wat jij hebt meegemaakt bij de bevalling. Maar volgens Kant kun je toch steeds boven het rijk van de natuur uitstijgen, je kunt het rijk van de vrijheid aanraken. In het eerste rijk gaat het om wat er gebeurt, in het tweede om wat er zou moeten gebeuren.’

Dat laatste, zo legt Meester uit, kun je bepalen door de rede te gebruiken. ‘Een voorbeeld dat kantianen dan geven is: je loopt op straat en ziet een oude vrouw die gevallen is. Je kunt gewoon doorlopen – op dat moment blijf je tot het rijk van de natuur behoren. Stel je voor wat er zou gebeuren als iedereen dat doet. Je zou dan terechtkomen in een wereld waarin mensen die hulp nodig hebben die niet meer krijgen. Als redelijk wezen wil je dat niet, dus help je die oude vrouw. En juist door dat te doen, stap je uit het rijk van de natuur. Door bewust je plicht te doen word je vrij.’
‘Dat is moeilijk, weet ik uit eigen ervaring. De eerste vijf jaar van mijn vaderschap bevond ik me ook grotendeels in het rijk van de natuur. Ik was vrijwel alleen maar met opvoeden bezig, met werken, met overleven. Maar de laatste tijd merk ik dat ik vrijer ben, juist door beslissingen die mijn vrouw en ik bewust hebben genomen, doordat wij ons leven zo hebben ingericht dat we beter kunnen doen wat we belangrijk vinden. Bijvoorbeeld het feit dat we van Amsterdam naar Friesland zijn verhuisd. We hadden bijna een huis in IJburg gekocht. Dan hadden we nu een hypotheek gehad van drie ton – dan hadden we überhaupt niet de vrijheid gehad om boeken te schrijven die we zelf zouden willen lezen of om eens een keer iets voor een ander te doen.’

‘Ja, jij kunt zulke keuzes maken’, zegt Peeters. ‘Maar jij hebt een leuk IQ, je bent gezond. Dat zijn omstandigheden die maken dat jij die vrijheid wel kunt verwerven, maar dat geldt lang niet voor iedereen. Je hebt het over de vrijheid die je hebt om een oud vrouwtje dat gevallen is op te rapen. Maar ik ben ook geïnteresseerd in de vrijheid van dat oude vrouwtje zelf. Ofwel: hoe vrij ben je als je minder gezond bent, of als je niet met een bovengemiddelde intelligentie gezegend bent, zoals jij?’
Meester: ‘Nou, ik denk dat ook iemand die bij de plantsoenendienst werkt meer keuzes heeft dan je denkt. Hij kan elke avond met een krat pils, een zak chips en een baal shag voor de tv hangen. De kans is groot dat zijn gezondheid hard achteruitholt, dat hij door al de reclame die hij ziet te veel gaat consumeren, schulden krijgt. Of hij kan in zijn vrije tijd een jeugdvoetbalteam gaan trainen. Ik denk dat deze man door dat laatste te doen vrijheid verwerft.’

Waardering

De dichteres, de filosoof, de plantsoenschoffelaar: allemaal willen ze vrij zijn. Maar wat zeggen we nou eigenlijk wanneer we dat beweren? Blijft die vrijheid niet, om met Hagar Peeters te spreken, een kreet, een leeg begrip? Volgens Meester schuilt er meer achter. ‘Volgens de Canadese filosoof Charles Taylor worden wij moderne mensen door drie zaken gedreven. We willen waardering van anderen, we willen autonomie en we willen authentiek zijn.’
Peeters: ‘Maar zitten die drie elkaar niet in de weg? Het streven naar waardering heft je authenticiteit toch in zekere zin op?’
Meester: ‘Precies, dat is het punt. Die drie zijn moeilijk te verenigen. Je ziet dat aan iemand als Rousseau, met zijn Mijmeringen van een eenzame wandelaar. Hij beschrijft hoe hij door het bos loopt, omdat hij niets meer met de mensen te maken wil hebben. Maar hij schrijft het wel op!Blijkbaar weet je pas of je je eigen unieke zelf gevonden hebt als je ermee naar buiten treedt. Je hebt die bevestiging toch nodig.’

Peeters: ‘Je noemt nu een aantal filosofen, hè? Rousseau, Taylor, Kant, Foucault. Heb jij dat als filosoof ook niet, dat je enerzijds origineel wilt zijn, maar tegelijkertijd steeds moet terugverwijzen naar andere filosofen? Dat heb ik met literatuur ook. Toen ik begon met poëzie schrijven wilde ik echt superauthentiek zijn. Ik las bijna geen andere dichters, omdat ik me wilde beschermen tegen alle vormen van beïnvloeding. Maar ik ben me er steeds meer van bewust geworden dat het niet kan. Je staat altijd in een zekere traditie, je kunt niet vanuit het niets helemaal authentiek zijn. Sterker nog: als je dat probeert zul je waarschijnlijk als kritiek krijgen dat wat jij zegt al honderd keer gezegd is. Terwijl je nu juist origineel dacht te zijn.’

Meester knikt weer instemmend. ‘Ik denk dat we aan die authenticiteit veel minder waarde moeten hechten. Net als aan autonomie. “Autonomie” betekent letterlijk: jezelf de wet stellen. Dat is natuurlijk onmogelijk. Er worden je altijd regels en vormen van buitenaf opgelegd. En dat is maar goed ook. Mijn vrouw en ik hebben samen een thriller geschreven. In dat genre zijn de clichématige stramienen erg dwingend. Maar die hielpen mij wel een boek schrijven – iets wat ik al heel lang wilde. Ook ben ik met mijn broer Frank gaan optreden, waarbij we ruziënd filosoferen. Dat is ook een stramien, een vorm. Maar dat is nodig, omdat ik anders eindeloos aan het nuanceren zou zijn gebleven zonder ooit met iets naar buiten te komen. Allebei die vormen heb ik niet helemaal zelf gekozen, maar ze hebben mij enorm veel vrijheid gegeven.’

Peeters: ‘Artistieke vrijheid heeft sowieso iets dubbels. Iemand als Gauguin liet zijn vrouw en kinderen in de steek en reisde naar Tahiti om een beroemd schilder te worden. We zijn geneigd dat als de ultieme vrijheid te zien – maar misschien alleen maar omdat hij er inderdaad in slaagde een beroemd schilder te worden. Als dat niet gelukt was, hadden we hem een loser gevonden omdat hij zijn gezin in de steek had gelaten. Was Gauguin nou echt zo vrij? Ik weet het niet. Bij mezelf merk ik dat mijn moederschap mijn poëzie ook verrijkt heeft. De grootse ideeën over vrijheid die ik van huis uit meekreeg blijken dus inderdaad niet te kloppen. Het kan prima samengaan: gebonden zijn en vrij zijn.’