Home Grensgevallen

Grensgevallen

Door Jeroen Hopster op 29 maart 2016

Grensgevallen
Cover van 04-2016
04-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

We kunnen we niet zonder grenzen, ook niet in het denken zelf, zegt Jeroen Hopster. Maar hoe we de grenzen trekken staat niet vast. Wie er mag passeren evenmin.
 
Vorige maand werd de World Press Photo van 2015 bekendgemaakt. De winnende foto toont een vluchteling, die beschenen door maanlicht een kind onder een hek door tilt. De foto is gemaakt op de grens van Servië en Hongarije. De grens is van prikkeldraad.

Twee eigenschappen van grenzen zijn in deze foto gevangen. Eén: grenzen dienen ertoe om bepaalde zaken – of mensen – buiten te houden. Twee: dat lukt niet altijd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maar wat niet aan het beeld is af te zien, is dat grenzen ook een andere, minder voor de hand liggende functie hebben. Grenzen dienen niet alleen om een verkeersstroom te stoppen, maar ook om die te reguleren. Op het ene goed wordt import geheven, het andere goed krijgt vrije doortocht. Het ene paspoort heeft een visumverplichting, het andere mag zonder stempel verder.

De grens is meer dan een hek met prikkeldraad. Het is tevens een zeef, een filter. Vergelijk het met een visnet: afhankelijk van hoe groot de mazen zijn, zwemt de ene soort er probleemloos doorheen, terwijl de andere wordt tegengehouden. Die selecterende rol spelen grenzen ook. Wat wij met onze grenzen doen is dan ook geen simpele keuze tussen volledig opengooien en hermetisch dichttimmeren. Het is een kwestie van selecteren: wie laten we door, en wie sluiten we buiten?

Irisscan

Neem toeristen en vluchtelingen. Buitenlandse toeristen zijn welkom om Nederland te bezoeken. Meer dan welkom zelfs, want toeristen leveren geld op. Per jaar laten we er zo’n 14 miljoen binnen. Vluchtelingen, daarentegen, houden we liever buiten de deur. Dat vluchtelingen geld opleveren is namelijk niet evident. Integendeel, gevreesd wordt dat hun komst vooral veel trammelant veroorzaakt. De overheid ziet de duizenden tot tienduizenden asielaanvragen die jaarlijks worden ingediend met angst tegemoet. Het liefst zou zij dat getal tot nul reduceren.  
  
Deze tweedeling – toeristen welkom, vluchtelingen onwelkom – vindt z’n weerslag in onze Europese buitengrenzen: die zijn erop toegespitst om de eerste groep door te laten, en de tweede groep tegen te houden. Filosoof Huub Dijstelbloem, die onderzoek doet naar de politiek van surveillance en grenscontrole, merkt op dat de grens er voor een toerist bijgevolg anders uitziet dan voor een vluchteling. ‘Mensen die als zogenoemde trusted travelers worden beschouwd’, schrijft Dijstelbloem, ‘krijgen meestal te maken met geautomatiseerde grenzen op het vliegveld: bodyscanners, bagagecontrole, irisscans, visum- en identiteitscontrole. Anderen, zoals de “illegale migranten” die Europa proberen binnen te komen door zonder paspoort of visum de Middellandse Zee over te steken, zien heel andere technologieën. Ze worden geholpen door smokkelaars, aan wie ze grote sommen geld betalen, en worden in de gaten gehouden door radars, warmtecamera’s en verrekijkers.’

Niet alleen de grenstechnologieën die toeristen en vluchtelingen tegengekomen, maar ook het prijskaartje dat aan hun oversteek hangt is van een verschillende orde. De Groene Amsterdammer vergeleek vorige zomer – terwijl Amsterdammers klaagden over de toeristen die hun stad overspoelden – de som die toeristen en vluchtelingen neerleggen voor hun reis. Voor de trusted traveler kost een vliegticket van Caïro naar Rome tegenwoordig 300 euro; een vluchteling die de overtocht van Egypte naar Italië waagt betaalt bijna het tienvoudige. Die discrepantie valt nog in het niet vergeleken met een enkele reis van Turkije naar Italië. Kosten van een retourtje met Turkish Airways: iets meer dan 100 euro. Kosten voor de levensgevaarlijke smokkelroute over zee: ongeveer 6000 euro.
 

Bacterie

De manier waarop de Europese buitengrenzen functioneren – selectief doorlaten en tegenhouden – is niet uniek voor landsgrenzen. Sommige verenigingen trekken hun grenzen volgens eenzelfde principe: de ene persoon kan lid worden, de andere niet. En ook in de niet-menselijke sfeer komen we halfdoorlaatbare grenzen tegen. Neem de biologie: alle organismen, van een simpele bacterie tot een complex meercellig wezen, bakenen af wat hun eigen en wat hun vreemd is, wat binnen en wat buiten ligt.

Maar ook biologische grenzen zijn niet absoluut. Het membraan dat de binnen- en buitenkant van een cel scheidt, is semipermeabel: het laat sommige stoffen door en houdt andere tegen. Datzelfde geldt voor een meercellig lichaam. Voortdurend gaan stoffen ons lichaam in en uit: sommige dingen eten we wel, andere niet. Sommige bacteriën die zich in onze darmen nestelen zijn welkome metgezellen; andere proberen we zo spoedig mogelijk te lozen. Het leven is doortrokken van het onderscheid tussen welkom en niet welkom.

De keuze tussen binnenlaten en afweren is nooit helemaal beheersbaar. Onverhoopt dringen ziektekiemen binnen, die het lichaam liever had buitengehouden. Het opduiken van zulke indringers is schier onvermijdelijk: juist omdat de grenzen niet helemaal gesloten zijn – bepaalde zaken moeten immers wél worden doorgelaten – duiken er altijd weer mensen op die in het kielzog van de trusted travelers proberen de surveillance te omzeilen.
 

Potdicht

Sommige politici betogen dat er een eenvoudige manier is om ons tegen ongewenste indringers te weren: de grenzen pot- en potdicht gooien. Wat ze in feite bedoelen is: potdicht gooien voor een selecte groep van ongewenste indringers. Want een muur opwerpen waar helemaal niets en niemand meer doorheen kan – ook geen toeristen, ook geen goederen – wenst niemand. Het gaat om het selecteren: wel de een, niet de ander.   

Potdichte grenzen zijn een zeldzaamheid. Japan experimenteerde ermee tijdens de Tokugawa-periode (1603-1868), en met enig succes, al werd er via het schiereiland Deshima nog steeds handelgedreven met de VOC. Noord-Korea probeerde het in de twintigste eeuw, met minder succes. Voor echt potdichte grenzen moeten we verder teruggaan in de geschiedenis, bijvoorbeeld naar het eiland Tasmanië, dat ongeveer 8000 jaar geleden de verbinding kwijtraakte met het Australische vasteland. In de millennia die volgden, zo suggereren archeologische vondsten, verloor de eilandbevolking veel van haar technische vernuft.

Het tegenovergestelde van potdichte grenzen – de grenzen wijd opengooien – lijkt doorgaans evenmin een goed idee. Neem de Europese Unie: waarom zou die haar buitengrenzen niet gewoon opheffen? Eén probleem is dat veel Europese landen een uitgebreide welvaartsstaat hebben opgebouwd. En een uitgebreide welvaartsstaat, zo heeft de econoom Milton Friedman – en Thomas Malthus voor hem – opgemerkt, is moeilijk te verzoenen met het ideaal van vrije migratie. Als Nederland tal van voorzieningen voor zijn burgers garandeert, en tegelijkertijd toestaat dat iedereen zich in Nederland vestigt, dan levert dat geen duurzaam bestel op. Je kunt óf een immigratieland zijn met weinig sociale zekerheid (zoals de Verenigde Staten), óf veel sociale zekerheid bieden en immigratie beperken (zoals Nederland). Probeer je beide, dan gaat het wringen.

Of alle functies van grenzen even wenselijk zijn, en of die functies naar behoren worden vervuld, daar valt over te twisten. Maar dat grenzen een functie te vervullen hébben lijdt geen twijfel. Of het nu gaat om de bouwstenen van het leven, de inrichting van een gebied, of de afbakening van een rechtsorde, we kunnen niet zonder grenzen. Een cel specificeert zijn membraan, en het membraan specificeert de cel: het geeft vorm en structuur aan wat anders vormeloze drab zou zijn.
 

Drielandenpunt

Een van mijn eerste kennismakingen met grenzen was toen ik, als klein jochie, het Drielandenpunt in Vaals bezocht. Voor een hond of kat valt er niets te zien, maar voor een kind kan het een magische gewaarwording zijn. Dat je in twee – in twisterpositie zelfs in drie – landen tegelijk kon staan, was de beleving van een contradictio in terminis. Grensgevallen zijn moeilijk in te passen in een essentialistisch kinderverstand.

Toch komen grensgevallen – slecht afgebakende scheidslijnen, vloeibare categorieën, regels met uitzonderingen – naarmate we de zaken wat verder overdenken, voortdurend op de proppen. Neem het menselijk lichaam. Behoort de darmflora daartoe? Een pacemaker? Een bril? Dát ons lichaam een grens heeft staat buiten kijf, maar waar we die grens precies trekken is helemaal niet zo duidelijk.

Dat geldt ook voor topografische grenzen. ‘De grens in de vorm van een lijn op de kaart is de onvergeeflijke en tegelijkertijd onmisbare reductie van een complexiteit zonder welke kaarten niet functioneren’, schrijft de Duitse historicus Karl Schlögel in zijn boek Grenzland Europa. Nederland is geel en Duitsland groen: het onderscheid is helder en handzaam, het leent zich voor analyse en ordening. Maar achter die simpele scheidslijn gaat een meer complexe werkelijkheid schuil. ‘De moderne burger heeft de grenzen in zijn hoofd. De inkleuring van de kaart suggereert een homogeniteit en compactheid die in grens- en overgangsgebied niet bestaan’, aldus Schlögel. Dat geldt zelfs voor de goede buren Nederland en Duitsland: de Dollardgrens, in het noordoosten van Groningen dan wel westen van Nedersaksen, is nog altijd betwist gebied.   

Ook de grenzen van biologische soorten zijn minder vanzelfsprekend dan op het eerste gezicht lijkt. De mens paarde met neanderthalers, zo heeft DNA-onderzoek de laatste jaren uitgewezen. En dat was geen uitzondering: tot dusver zijn in bijna alle gevallen waar het leefgebied van mens en neanderthaler overlapte sporen van genetische uitwisseling gevonden. Overigens is de mens, in dat opzicht, nog een stuk behoedzamer dan bacteriën. Die wisselen op zulke schaal genen uit dat sommige biologen er helemaal geen fiducie meer in hebben om verschillende soorten met harde categorieën te onderscheiden.    
 

Hokjes

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942) is een van de denkers die benadrukken dat wat binnen en buiten ligt vaak niet zo helder te benoemen is. Maar we doen het toch. Met onze woorden en begrippen sluiten we zaken in en uit: dat we de ene groep als burgers benoemen, brengt met zich mee dat de andere groep dat niet is – dat zijn illegalen. Wie een grens stelt, definieert daarmee ook wat buiten die grens ligt. Elke insluiting brengt een uitsluiting met zich mee. 

Toch kunnen we niet zonder grenzen, ook niet in het denken zelf. We hebben grenzen nodig om af te bakenen en in te kaderen, om dingen begrijpelijk te maken. Maar we moeten ervoor waken gevangen te raken in onze categorieën, ervoor openstaan om buiten de hokjes te denken. Die hokjes hebben een geschiedenis: ze zijn altijd zo geweest en hoeven niet altijd zo te blijven. Juist door onze definities te herzien en te doorbreken houden we ons denken scherp en dynamisch.
 
Grenzen zijn maakbaar. Ze kunnen verschuiven. De grote transities die zich in de evolutionaire geschiedenis hebben voorgedaan – van prokaryoot naar eukaryoot, van eencellig naar meercellig leven – kunnen we eveneens beschouwen als grensverschuivingen. Mitochondriën, de energiefabriekjes in de cellen van ons lichaam, waren ooit vrij levende bacteriën. Gedurende het evolutieproces zijn ze opgeslokt en gaan samenwerken binnen een groter geheel. We zouden een analogie kunnen zien in het functioneren van de mens in groepsverband, of zelfs van menselijke groepen binnen een systeem van globale afhankelijkheidsrelaties. Zou de mens vandaag de dag nog als eenling kunnen functioneren?         

Biologische grenzen verschuiven met de tijd, maar dat is de longue durée. Grenzen in de sociale sfeer verschillen in dat opzicht. Wat als gemeenschap geldt – de in-group en de out-group – is een stuk minder gefixeerd. Die grenzen hebben geen eeuwigheidswaarde.
‘Alles stroomt, niets is blijvend’ wordt aan Heraclitus toegeschreven. Voor grenzen gaat dat niet op: die stromen niet, maar lekken. Grenzen zijn poreus: er sijpelt van alles doorheen, gewild en ongewild. Dat we daarop een filter aanbrengen is niet vreemd en ook niet per se slecht, maar stemt wel tot nadenken. De manier waarop die filter selecteert, in- en uitsluit, is immers geen natuurlijk gegeven. Dat is een maatschappelijke keuze.