In het zicht van de Zuidas zit de Dandy van Kurt Metzler ontspannen te niksen. Volgens Florian Jacobs een stil protest tegen de prestatiemaatschappij.
‘Vaak als ik op de fiets zit, rijd ik langs dit kunstwerk. Meestal ben ik dan te laat voor iets. Ik race dan over de Amstel op het fietspad tussen de snelweg en begraafplaats Zorgvlied. En dan doemt dit beeld op in de verte.’
Filosoof Florian Jacobs, coördinator en redacteur bij de Internationale School voor Wijsbegeerte, komt regelmatig langs de Dandy van Kurt Metzler. De Zwitserse kunstenaar maakte een reeks dandyfiguren die onder andere in Zürich, Siena en Singapore te vinden zijn.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wat doet dit beeld met je?
‘Het maakt me jaloers. Het verkeer raast erlangs richting de RAI en daar zit-ie dan, in z’n eentje op een stoel, met zijn hondje ernaast, een drankje te drinken. Dan denk ik altijd: dat wil ik ook! Hij zit daar de hele dag niets uit te vreten, juist als ik m’n best doe om ergens op tijd te komen. Maar als ik daar even over nadenk, maakt het me ook rustig. Waarom haast ik me eigenlijk zo? Waarom race ik van hot naar her? De ontspannen houding van de dandy is ook wel aanstekelijk.’
Spreekt daar ook een maatschappijkritiek uit?
‘Ach, waarom ook niet? Het aardige is dat iets verderop de Zuidas ligt. Vanuit die hoge glazen torens kun je, met een beetje geluk, vast het beeld zien. Dit kunstwerk levert kritiek op de tachtigurige werkweek van de zakenlui en bankiers, want je ziet dat soort mensen nooit met uitgestrekte benen op een stoel zitten en nietsdoen. Ik denk dat iedereen dat toch liever zou willen, al was het maar een momentje.
Het doet me denken aan een mooie uitspraak van Schiller. In 1788 schreef hij een brief aan zijn schoonzus, Caroline von Wolzogen. In die brief zegt hij, vrij vertaald: “Voor mij als klein, stil persoon verschijnt de grote politieke maatschappij vanuit de hazelnootschil van waaruit ik haar bekijk. Ik heb veel ontzag voor deze grote oceaan van mensen die elkaar verdringen, maar mij bevalt het prima in mijn hazelnootschil.” Deze dandy lijkt daarop: hij houdt zich verre van al het tumult en het gedoe van de mensenoceaan.’
Dus het kunstwerk dwingt je om rust te nemen en goed te kijken?
‘Openbare kunst is wat dat betreft geweldig. Als je een museum bezoekt, neem je daar de tijd voor, ga je een speciaal gebouw in, en dan kun je stilstaan bij een kunstwerk en erover nadenken. In de stad heb je dat zelden, je bent altijd op weg van A naar B. Openbare kunstwerken kunnen ervoor zorgen dat je ook dan stilstaat en nadenkt. Even los van de alledaagse beslommeringen, even uit de dagelijkse stroom, dat je denkt: wat is dit?. Hoe meer kunstwerken in een stad, hoe beter!
Er zouden door de hele stad kopieën van de Dandy geplaatst moeten worden. Overal mannetjes neerzetten die rustig op hun stoel zitten, het liefst drie meter hoog, zodat je er niet omheen kunt. Of met een bankje ernaast, zodat je met hem een drankje kunt drinken. Enkele andere figuren van Metzler zitten op een bankje een krant of boek te lezen en daar kun je zo naast gaan zitten.’
Maakt het uit dat het beeld aan de rand van een begraafplaats staat?
‘Als we nog even kijken door de ogen van de bankier op de Zuidas, dan versterkt de begraafplaats de boodschap van het beeld. Alsof het wil zeggen: “Geniet nou van het leven, werk je niet dood, want ook jij bent sterfelijk, en voor je het weet is het te laat.”
Maar de Dandy staat niet centraal in de begraafplaats en hij zit op zijn eigen terrasje. Kierkegaard werd in zijn jonge jaren als een dandy gezien. Hij nam elke dag een “mensenbad”: een ommetje door Kopenhagen waarbij hij in één blik een soort psychologisch rapport opmaakte van toevallige passanten. Een beetje zoals we tegenwoordig ‘mensen kijken’ op het terras. Zo zit de dandy er ook bij: hij kijkt onderuitgezakt naar de mensen die over het fietspad en over de snelweg voorbijrazen.’