Home Gertrud Heidegger: ‘Ik snap niet dat mijn grootmoeder dat allemaal heeft geduld’

Gertrud Heidegger: ‘Ik snap niet dat mijn grootmoeder dat allemaal heeft geduld’

Door Antoine Verbij op 30 november 2012

08-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Het is Martin Heidegger op zijn smalst. In de brieven aan zijn vrouw Elfride ontpopt de grote denker zich als een kleine huichelaar. Zijn kleindochter publiceerde een selectie uit die brieven. ‘Mijn grootmoeder is altijd koppig in hem blijven geloven.’

‘Dat van oom Hermann heeft mijn grootvader altijd geweten, daar ben ik heilig van overtuigd.’ Gertrud Heidegger (1955) is de oudste dochter van de oudste zoon van Martin Heidegger (1889-1976). Hermann Heidegger (1920) is de jongste van Martin Heideggers twee zonen. Hij hielp Gertrud bij het ontcijferen van zijn vaders brieven aan zijn moeder.

In een ultrakort nawoord bij Gertruds selectie uit die brieven doet Hermann een verbijsterende onthulling. Hij maakt publiek wat zijn moeder hem op zijn veertiende vertelde: dat niet Martin Heidegger zijn vader is, maar een oude schoolvriend van haar. ‘Ook Hermann is ervan overtuigd dat Martin dat al die tijd heeft geweten’, benadrukt Gertrud.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Bewijzen kan ze het niet, zegt ze. Ze heeft alleen aanwijzingen. Bijvoorbeeld die ene zin in de brief van 18 april 1956. ‘Vertrouwen is de kracht om het verhulde te beamen en dat wat we in zijn verborgenheid onbesproken laten’, schrijft Heidegger daar in zijn onnavolgbare jargon. En hij vervolgt: ‘Zo was het destijds ook met mijn ja – toen jij me over Hermann vertelde.’ Gertrud Heidegger, gedecideerd: ‘Daarmee doelt mijn grootvader ongetwijfeld op de vraag of ze de zwangerschap had moeten onderbreken. Uiteindelijk zei hij ja tegen Hermann.’

Gertrud zelf wist er niet van. Het was voor haar een volslagen verrassing – zeker omdat zij binnen de familie de vertrouweling van haar grootmoeder was. Aan haar gaf Elfride Heidegger het kistje met de brieven die haar man haar had geschreven. Daarbij liet ze Gertrud beloven, deze op z’n vroegst in 2000 te publiceren.
 
Dat in publicaties over het leven van Heidegger haar grootmoeder er slecht van af komt, vormde voor Gertrud de belangrijkste reden om de brieven te publiceren. Het beeld van Elfride Heidegger is dat van een blindelings toegewijde echtgenote en een verstokte nationaal-socialist en antisemiet. De joodse filosoof Hannah Arendt, die vóór Hitlers machtsgreep Heideggers leerling en geliefde was, schreef in 1950 over Elfride in een brief aan haar man: ‘Die vrouw zal vrees ik zolang ik leef bereid zijn alle joden te verzuipen.’

‘Ook tegenover mij liet mijn grootmoeder zich telkens weer negatief over “de joden” uit, hoewel ze wist dat ik daar heel anders over dacht,’ vertelt Gertrud. In haar woord vooraf bij de brievenselectie schrijft ze onomwonden dat haar grootmoeder tot aan haar dood ‘niet wezenlijk afstand had genomen van haar nationalistische en antisemitische opvattingen’. ‘De familie vond het niet leuk dat ik dat schreef, maar ik zei: ze zou er zelf mee hebben ingestemd, ze stond ervoor.’

Hoewel Gertrud zeer kritisch is over de opvattingen van haar oma, heeft ze veel bewondering voor haar geëmancipeerde optreden en praktische doorzettingsvermogen. Het was Elfride die de beroemde berghut in Todtnauberg bedacht, liet bouwen en inrichtte. Hetzelfde geldt voor het woonhuis in Freiburg, dat inmiddels door Gertrud en haar gezin wordt bewoond. En ook het tuinhuis waarin Gertruds grootouders hun oude dag doorbrachten, was een initiatief van Elfride. Ze verzorgde tevens de mobiliteit van het gezin Heidegger. Ze behoorde tot de eerste lichting vrouwen met een rijbewijs en een eigen auto.

Jaloers

Het was Gertrud wel opgevallen dat haar grootmoeder extreem jaloers was op de vrouwen met wie haar man zich omringde. Nu weet ze hoe veel reden deze daartoe had. Natuurlijk had ze wel eens iets gehoord over de relatie die haar grootvader met Hannah Arendt had gehad, al was het spreken daarover in de familie taboe. Uit de brievenverzameling blijkt echter dat Heidegger een hele reeks geliefden heeft gekend. ‘Ik snap niet dat mijn grootmoeder dat allemaal heeft geduld. Ik zou het niet hebben gepikt!’
 

Heideggers scheve schaatsen zorgde voor menige huwelijkscrisis. Vooral in de eerste helft van de jaren vijftig domineert het thema de correspondentie tussen de echtelieden. De belangrijke aanleiding daarvoor is dat Arendt en Heidegger, na een door oorlog en holocaust geforceerde breuk, na vijftien jaar weer contact met elkaar hebben. Heidegger begaat de ongevoeligheid Arendt bij hem thuis uit te nodigen en kort voordat zij komt zijn vrouw over de vroegere affaire in te lichten. Het resultaat is een ijzig samenzijn waarin de haat tussen beide vrouwen tot grote hoogten stijgt.

Heidegger verontschuldigt zich met een brief vol weke uitvluchten. Het is allemaal de schuld van Eros. ‘De vleugelslag van die god raakt me steeds weer als ik in het denken een wezenlijke stap doe en me op onbegane paden waag.’ Hij belooft Elfride voortaan Hera, de godin die het huwelijk heiligt, beter in het oog te houden.
Elfride schrijft in die jaren verbitterde brieven aan haar man, die ze echter niet verstuurt. Gertrud heeft een van die brieven in het boek opgenomen. ‘Steeds weer zeg en schrijf je dat je je met mij verbonden weet – welke band mag dat dan wel zijn? Niet die van de liefde, niet die van het vertrouwen, bij andere vrouwen zoek je “een thuis” – ach Martin – wat voel ik me ellendig – en dan die ijzige eenzaamheid.’

Dat Elfride het allemaal heeft geduld, schrijft Gertrud toe aan de ‘starre rechtlijnigheid’ van haar grootmoeder. Van meet af aan is ze ervan overtuigd geweest dat in haar man een groot filosoof school. Ze steunde hem ook in de moeilijke jaren na de oorlog, toen Heidegger een leerverbod kreeg opgelegd vanwege zijn inzet voor de nationaal-socialistische revolutie van 1933. Ook heeft ze brieven die mogelijk belastend voor hem zouden kunnen zijn, uit de verzameling verwijderd. Dat is althans een sterk vermoeden van Gertrud, want anders kan ze niet verklaren waarom de verzameling zo weinig brieven uit de jaren dertig en veertig bevat.

Gertrud vindt overigens de ophef over Heideggers nazi-verleden nogal overtrokken. ‘Okee, hij dacht Duits-nationaal en zijn antisemitisme zat diep, al was dat nogal abstract en had het geen betrekking op concrete personen. Maar bij de publieke verontwaardiging daarover speelde ook vaak nijd en afgunst mee.’
 
Mijn lieve zieltje. Brieven van Martin Heidegger aan zijn vrouw Elfride. 1915-1970, Gertrud Heidegger (red.), vert. Karl van Klaveren, uitg. Ten Have, Kampen 2007., 463 blz., € 29,90