Home Foute grap

Foute grap

Door Coen Simon op 29 oktober 2020

Foute grap
Cover van 11-2020
11-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ik heb tijdens mijn studie lang niet alles gelezen van Immanuel Kant (1724-1804), maar naast de gebruikelijke passages van zijn kentheorie en zijn ethiek heb ik in elk geval Kritik der Urteilskraft van kaft tot kaft gelezen. Het dunne papier van de gele Reclam-pocket staat vol met potloodkrabbels, waarvan ik er enkele warempel nog steeds begrijp.

Kant lezen is een feest, al moet je ervoor in de stemming zijn. Zijn redeneringen zijn lang, maar vanwege de verrassende inzichten aan het eind de moeite waard om helemaal vol te houden. Hij maakt het je ook makkelijker omdat hij kraakhelder formuleert en supersystematisch te werk gaat.

Dit is misschien niet het feestje dat u in gedachten had, maar blijf toch nog even hangen. Soms besluit Kant namelijk een hoofdstuk met het kopje ‘Anmerkung’. In de slotopmerking staan vaak prikkelende gedachten, die hij vermoedelijk niet echt wist in te passen in het hele systeem.

Zo stuitte ik eens op een uiterst beknopte theorie over het lachen. De theorie zelf was al een aangenaam genoegen na het vele leeswerk (‘Het lachen is een affect dat voortkomt uit de plotselinge overgang van een gespannen verwachting in niets’), maar toen hij om zijn argumenten kracht bij te zetten ook nog moppen ging tappen werd het echt lachen.

Ik ben uiteindelijk afgestudeerd op die passage en heb er jaren later ook nog een boek over geschreven (Lachen om niets, 2007). En toch ging er nooit een belletje rinkelen na die ene grap. Het belletje dat me erop had moeten wijzen dat de geestigheid van deze grote geest misschien ook een kleingeestige kant had.

De mop gaat over een Indiër die aan tafel bij een Engelsman verbaasd toekijkt als er schuim uit een flesje bier spuit. Op de vraag van de Engelsman wat er zo bijzonder aan is, antwoordt de Indiër: ‘Het verbaast me niet dat het eruit komt, ik vraag me alleen af hoe jullie het erin hebben kunnen krijgen.’

Ik schreef het toe aan de koloniale tijdgeest dat de Indiër er in zijn grap niet bijster intelligent vanaf komt. Maar van Kant-expert Pauline Kleingeld weet ik nu dat Kant ook voor zijn tijd foute grappen maakte. Laten we er lering uit trekken, zeg ik Arnold Heumakers na: ‘aan blinde vlekken ontkom je niet – wij ook niet.’