Home Feiten Leidt een hoger minimumloon tot minder werkgelegenheid?
Feiten

Leidt een hoger minimumloon tot minder werkgelegenheid?

Door Femke van Hout op 25 maart 2022

Leidt een hoger minimumloon tot minder werkgelegenheid?
FM4 2022 cover
04-2022 Filosofie magazine Lees het magazine
Als het minimumloon omhooggaat, daalt het aantal banen, stelt het Centraal Planbureau. Filosoof Paul Teule vraagt zich af of dit idee niet voortkomt uit verouderde economische theorieën.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Rutte IV is van plan het minimumloon te verhogen naar 11,89 euro per uur. Nu is dat nog een maandbedrag, wat – afhankelijk van het aantal uren dat je per week werkt – neerkomt op zo’n 10 tot 11 euro per uur. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) kan deze verhoging leiden tot verlies van enkele tienduizenden banen van kwetsbare en laaggeschoolde werknemers. Dit is overigens een veel kleinere daling dan aanvankelijk werd gedacht. Steeds meer onderzoeken tonen aan dat er geen bewijs is dat een hoger minimumloon een negatief effect heeft op de vraag naar arbeid. Het idee dat het minimumloon geregeerd wordt door de wet van vraag en aanbod blijkt dus niet te kloppen.

Waarom houdt het CPB in zijn berekeningen dan toch aan deze wet vast? Om dat te begrijpen moeten we terug naar de geboorte van de economische wetenschap. Theoretici als Adam Smith ontwikkelden economische theorieën die uitgingen van grote, bijna natuurkundige wetmatigheden. Deze economische wetten vormen samen een systeem waarin de waarde van alles – van de prijs van arbeid tot de prijs van een woning – in dezelfde termen wordt uitgedrukt: geld. Mensen zouden hun financiële eigenbelang perfect op deze prijzen kunnen afstemmen, waardoor de economie op voorspelbare, mechanische wijze verloopt. Economen spreken niet voor niets van het “prijsmechanisme”.’

Theorie en praktijk

‘Deze economische theorieën, die nog steeds de basis van ons economieonderwijs vormen, botsen vaak met de empirische werkelijkheid. In de praktijk denken mensen namelijk niet alleen in termen van geld. Vaak spelen andere factoren een rol, zoals morele overwegingen of psychologische processen die allerminst rationeel zijn. Dat geldt ook voor het minimumloon. Consumenten zijn, zo blijkt, best bereid om wat meer voor hun producten te betalen als dat betekent dat anderen daardoor een eerlijker loon ontvangen. Sterker nog: het feit dát we een minimumloon of AOW-uitkering hebben betekent al dat onze economie niet alleen het resultaat is van natuurkundige wetmatigheden, maar dat wij die deels gezamenlijk hebben vormgegeven op basis van onze morele opvattingen. We vinden dat mensen die fulltime werken een bestaan moeten kunnen opbouwen en dat mensen hun oude dag niet in armoede zouden moeten slijten.

Economen gebruiken nieuwe inzichten over menselijke normen en waarden, psychologische processen en menselijk gedrag om hun theorieën completer, uitvoeriger en complexer te maken. Toch lukt het nooit om volledig te voorspellen hoe de economie zich zal ontwikkelen, omdat deze afhankelijk is van de keuzes van mensen – en mensen zijn nu eenmaal onvoorspelbaar.

Je kunt je afvragen of deze onvoorspelbaarheid niet aan de fundamenten van de economische wetenschap schudt. Sommige filosofen zijn van mening dat we de hele wet van vraag en aanbod het raam uit moeten gooien en dat we alleen achteraf kunnen zien wat er in de praktijk heeft plaatsgevonden. Toch denk ik dat er een bepaalde voorspellende waarde zit in deze economische theorieën, al moeten we ze wel steeds weer aanpassen aan de praktijk. Zo moeten we accepteren dat het feit dat een hoger minimumloon tot minder banen leidt eigenlijk geen feit is: er is geen empirisch bewijs voor.’