Home Filosofie is makkelijker als je denkt Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is taal?
Filosofie is makkelijker als je denkt

Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is taal?

Door de redactie op 23 december 2022

taal Phaedrus katern filosofie is makkelijker als je denkt
Filosofie Magazine FM1 2023
01-2023 Filosofie magazine Lees het magazine
In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we je in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is taal?

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

1. Inleiding: ‘Onze diepste problemen zijn talige misverstanden’

Taal is makkelijker als je denkt. Over wat je zegt, maar ook over wat je niet zegt. Een kleine inleiding in de filosofie van de taal.

Taal is iets wat we, als we het eenmaal onder de knie hebben, dagelijks gebruiken zonder daar al te veel over na te denken. Natuurlijk, soms kunnen we ‘de juiste woorden’ niet vinden. Maar ‘je begrijpt wat ik bedoel’, toch? Alleen, hoe weten we dat eigenlijk zo zeker? En is het wel echt het geval?

Als je gaat nadenken over taal, denk je ook na over betekenis. De taalkundige breekt zich het hoofd over de betekenis van talige structuren en vormen; de taalfilosoof vraagt zich af wat betekenis zelf is. Wat voor soort ‘ding’ is betekenis?

Wat voor soort ‘ding’ is betekenis?

Ludwig Wittgenstein (1889-1951) zag zijn werk over taal als ‘het genezen van ziekten’. Als we beter gaan begrijpen hoe taal werkt, meende hij, begrijpen we ook de wereld beter. Hij beet zich vast in de vraag hoe de gedachten in ons hoofd en de zinnen die wij uitspreken aansluiten bij de wereld om ons heen. Onze diepste problemen zijn eigenlijk talige misverstanden, schreef hij in zijn Tractatus. Net zoals andere taalfilosofen wilde hij begrijpen hoe denken, taal en wereld met elkaar samenhangen.

De driehoek is dan ook een geliefd figuur in de taalfilosofie. Naast de bovenste punt schrijf je ‘denken’, naast de andere twee ‘taal’ en ‘werkelijkheid’. Vervolgens teken je langs elke zijde van de driehoek twee pijlen, in tegengestelde richtingen. Deze ‘driehoek van betekenis’ laat zien over welke invloeden, en daarmee welke vragen, je zoal na kunt denken met betrekking tot taal. Bij de pijl van taal naar denken kun je je bijvoorbeeld afvragen: kunnen we ook denken zonder taal? Bij die van taal naar werkelijkheid: is er een werkelijkheid los van de taal? En bij die van denken naar taal: kunnen we alles zeggen wat we denken?

Even tussendoor… Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

De pijl van werkelijkheid naar taal zet aan het denken over hoe we wat we zien, ervaren en meemaken in taal ‘stoppen’. Dat doet elke taal weer net op zijn eigen manier, laat het bestaan van onvertaalbare woorden zien. In het Zweeds bestaat het woord mångata: een reflectie van de maan in het water die op een weg lijkt. Als je daar een specifiek woord voor hebt, merk je zo’n reflectie misschien ook wel eerder op. Het Finse poronkusema duidt op de afstand die een rendier kan afleggen zonder plaspauze. Deze afstand (7,5 kilometer) werd op het Finse platteland als lengtemaat gebruikt. Het gevolg: zoals wij vrij goed kunnen inschatten wat een meter is, konden Finnen dat voor 7,5 kilometer.

Taal is geen neutraal systeem van woorden, maar bepalend voor ons in-de-wereld-zijn. Op welke manier precies? Zeg het maar.

2. Vragen stellen: Kun je denken zonder taal?

Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: kun je denken zonder taal? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)

Gaat bij een vertaling betekenis verloren?

Wat zeg je niet als je spreekt?

Spreken woorden ooit vanzelf?

Verandert taal de werkelijkheid?

Kunnen woorden ook daden zijn?

Heeft taal grenzen?

Kan taal betekenisloos zijn?

Bestaat er voor alles een woord?

3. Dialoog: Woorden zeggen niets

Filosofie is niet alleen makkelijker als je denkt, maar ook als je praat. Wie praat hoeft niet alles zelf te bedenken. Maar wat gebeurt er, vroeg Plato zich af, als een gesprek wordt uitgeschreven? Een gesprek over het gesprek.

Socrates: Heb je er ooit bij stilgestaan, Phaedrus, dat taal heel lang heeft bestaan zonder letters?

Phaedrus: Letterlijk?! Dat meen je niet.

Socrates: Taal bestond vóór het schrift bestond alleen uit klanken.

Phaedrus: Hoe weet je dat?

Socrates: Ik heb ’t van horen zeggen.

Phaedrus: Vind je dat een betrouwbare bron?

Socrates: Nou ja, het staat nu toch ook zwart op wit.

Phaedrus: Haha, dat is waar. Gek idee eigenlijk, dat zonder het schrift wij niet in de beroemde dialogen van Plato terecht waren gekomen.

Socrates: Ik weet niet of we daar blij mee moeten zijn. Woorden zien er verstandig uit, maar zelf zeggen ze niets.

Phaedrus: Hm…

Socrates: En als goedbedoelde woorden in slechte handen vallen kunnen ze zelfs kwaad doen.

Phaedrus: Jakkes, inderdaad. Ik zeg maar niks meer.

4. Gedachte-experiment: Kunnen we alles vertalen?

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!
Een linguïst komt voor het eerst op bezoek bij een inheemse bevolking om hun taal te bestuderen. De stam is pas ontdekt. Niemand weet nog hoe hun taal of cultuur in elkaar steekt. Als de linguïst met een groep jagers op pad gaat, komt er een konijn voorbij. Een inheemse roept: ­‘Gavagai!’, terwijl hij naar het konijn wijst. Helderder kan haast niet, denkt de linguïst. En hij noteert ‘Gavagai is konijn’ in zijn schrift.

Maar hoe weet de linguïst nu zeker dat de inheemse ook echt konijn bedoelt? Hij kan telkens wanneer hij een konijn ziet of een ander prooidier ‘Gavagai!’ roepen en kijken hoe de jagers reageren. Misschien dat hij daarmee bepaalde betekenissen kan uitsluiten. Maar helemaal zeker weten doet hij het niet. Kan gavagai immers niet nog steeds ‘verzameling konijnendeeltjes’ betekenen of zelfs ‘Kijk, daar beweegt iets!’?

Met dit gedachte-experiment van ‘radicale vertaling’ toont de Amerikaanse taalfilosoof Willard van Orman Quine (1908-2000) aan dat de werkelijkheid nooit het fundament van de taal kan zijn. De linguïst en de inheemse bevolking begeven zich immers in precies dezelfde omgeving. Toch is hun gedeelde wereld niet voldoende voor een perfecte vertaling: je kunt dezelfde werkelijkheid immers altijd anders zien. Misschien begrijp je de wereld wel helemaal niet in objecten, maar zie je enkel de relaties tussen dingen en niet de dingen zelf.

Quine legde met dit experiment een bommetje onder ons denken over taal. We denken vaak dat taal ons een objectieve toegang geeft tot de werkelijkheid: ‘boom’ betekent simpelweg boom. Wat kan er nu neutraler zijn dan dat? Maar volgens Quine is taal altijd onderbepaald; betekenissen liggen helemaal niet vast verankerd in de werkelijkheid. Er bestaat zoiets als ‘fundamentele onvertaalbaarheid’: elke taal heeft zijn eigen betekenissen, en het is maar de vraag of die altijd overdraagbaar zijn.

Echt?!
Is Quines gedachte-experiment over een volstrekt onbekend inheems volk niet achterhaald? Straks spreekt iedereen toch Engels. Toch komen deze problemen van ‘radicale vertaling’ steeds vaker voor. We hebben immers steeds meer aandacht voor taal tussen dieren en zelfs tussen bomen en schimmels. Maar ook tussen mensen blijft de kwestie van onvertaalbaarheid spelen. Zo kan volgens veel mensen een gedicht nooit écht vertaald worden; het betekent dan iets anders. Maar hoe erg is het als we allemaal een eigen venster op de wereld hebben?

5. Close reading: Whorf over de invloed van taal

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Benjamin Lee Whorf over de invloed van taal.

Als een mensenras de fysiologische fout zou hebben om alleen de kleur blauw te kunnen zien, zou het nauwelijks de regel kunnen formuleren*1 dat ze alleen blauw zien. De term ‘blauw’ zou voor hen geen betekenis hebben, hun taal zou geen kleurtermen bevatten, en hun woorden die hun verschillende gewaarwordingen van blauw aanduiden zouden onze woorden ‘licht’, ‘donker, ‘wit, ‘zwart’ enzovoort beantwoorden en vertalen, niet ons woord ‘blauw’*2. Om de regel of norm om alleen blauw te zien te formuleren, zouden ze uitzonderlijke momenten nodig hebben*3 waarop ze andere kleuren zagen. Het fenomeen zwaartekracht vormt een regel zonder uitzonderingen; het behoeft geen betoog dat de ongeschoolde persoon zich totaal niet bewust is van enige wet van de zwaartekracht, want het zou nooit in zijn hoofd opkomen*4 om zich een universum voor te stellen waarin lichamen zich anders gedroegen dan aan het aardoppervlak. Net als de kleur blauw bij ons hypothetische ras maakt de wet van de zwaartekracht deel uit van de achtergrond van het ongeschoolde individu, niet iets dat hij isoleert van die achtergrond*5. De wet kon pas worden geformuleerd toen lichamen die altijd vielen gezien werden in termen van een bredere astronomische wereld waarin lichamen in banen bewogen of heen en weer gingen.

Uit: Whorf, B. (1940). ‘Science and linguistics’, Technology Review 42 (6).

  1. De Amerikaanse linguïst Benjamin Lee Whorf (1897-1941) dacht na over de invloed die taal heeft op hoe je de wereld ziet. Hij was er, net als zijn leermeester Edward Sapir, van overtuigd dat ons wereldbeeld afhankelijk is van de taal die we spreken en dat wereldbeelden – en de kennis en overtuigingen die daarmee samenhangen – wezenlijk onvergelijkbaar kunnen zijn. De structuur van de taal die je spreekt bepaalt de wijze waarop je toegang hebt tot ‘de’ werkelijkheid. Dit idee staat ook wel bekend als de Sapir-Whorf-hypothese of ‘linguïstisch relativisme’.
  2. Kleuren spelen vaak een grote rol bij filosoferen over de invloed van taal op ons denken en onze ervaring. Zo spreek je in het Nederlands van ‘lichtblauw’ en ‘donkerblauw’. In het Russisch bestaat voor beide een aparte kleurterm. Lichtblauw en donkerblauw worden door Nederlanders als variant van dezelfde kleur waargenomen, zou Whorf zeggen, terwijl die kleuren voor Russen net zo fundamenteel verschillend zijn als rood en roze dat voor ons zijn.
  3. Whorf spreekt hier van een hypothetisch mensenras, maar baseerde zijn ideeën op directe waarnemingen. Hij bestudeerde onder meer de taal van de Hopi-stam. De Hopi onderscheiden werkwoordsvormen niet op basis van tijd, zoals westerlingen. Wel hebben feiten, verwachtingen en herinneringen elk een eigen werkwoordsvorm. De Hopi-stam leeft in een tijdloze tijd, concludeerde Whorf. Concepten als tijd en snelheid, die van groot belang zijn in de westerse wereld, zijn blijkbaar niet essentieel voor de constructie van een consistent beeld van de wereld.
  4. Later is gebleken dat niet alles wat Whorf beweerde correct is. Zo bleken de Hopi wel degelijk een woord voor ‘tijd’ te hebben. Hoewel Whorfs ideeën de nodige kritiek hebben gekregen, is zijn stelling dat grammaticale categorieën van invloed kunnen zijn op zowel ons denken als onze culturele praktijken inmiddels door velen aanvaard.
  5. Het linguïstisch relativisme wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd, namelijk als de opvatting dat taal voorafgaat aan denken en waarneming. Dat is een te sterke interpretatie. Taal, waarneming en denken ontwikkelen zich gelijktijdig en in onderlinge wisselwerking, menen denkers als Whorf. Taal is niet primair, maar een vormgevende factor.