Wat is de ziel? In de geschiedenis van het denken speelt de ziel niet zelden een hoofdrol. Deze drie grote denkers zijn maar het topje van de ijsberg.
Plato (427-ca. 347 v.Chr.)
Het lichaam is volgens Plato niet meer dan een graf of gevangenis voor de ziel. In zijn dualistische mensbeeld is de ziel de zetel van de rede. De ziel is verwant met de eeuwige, onveranderlijke ideeën uit de ideeënwereld. Plato’s ziel bestaat uit drie delen. Hoe die zich tot elkaar verhouden laat hij zien met zijn vergelijking van de twee gevleugelde paarden en de koetsier. Het zwarte paard staat voor de begeerte, die streeft naar lichamelijk genot en ons naar de aarde trekt. Het witte paard staat symbool voor de moed en de wilskracht en streeft naar boven, naar de ideeënwereld. De koetsier, de rede, moet met hulp van het witte paard het zwarte paard in toom zien te houden. Zo zal hij een glimp kunnen opvangen van de goddelijke wereld van de eeuwige ideeën. De dood is het geluk van de ziel: zodra de ziel bevrijd is van het lichaam kan ze terugkeren naar de volmaakte ideeënwereld.
Ibrahim al-Jili (1365-ca.1417)
De soefi’s zijn de mystici van de islam. Binnen het soefisme draait het om de vraag hoe de ziel haar bestemming en eenheid met God bereikt. Soefi Ibrahim al-Jili geeft een gedifferentieerd beeld van de ziel met vijf ontwikkelingsstadia. Het eerste deel is een dierlijke ziel die voor de aansturing van het lichaam zorgt. Het tweede deel is onderwerp van de hartstochten en neigt naar het kwade. De geïnspireerde ziel is het deel dat door God wordt geïnspireerd het goede te doen. Naast de reflectieve ziel die zich berouwvol tot God richt, is er de vijfde vredige ziel die in God rust vindt. Ole Martin Høystad wijst erop dat het soefisme de liefde cultiveert als de weg van de ziel naar die eenheid met God. Die nadruk op de liefde binnen het soefisme is voor een belangrijk deel te danken aan de islamitische mystica Rabia al-Basra (ca. 717-801). Zij benadrukt dat de liefde voor God een voorwaarde is voor eenwording.
James Joyce (1882-1941)
‘Iedereen heeft ervan gehoord, weinig mensen hebben het gelezen’, schrijft Høystad over Ulysses (1922) van de Ierse schrijver James Joyce. Høystad neemt deze roman op in zijn geschiedenis van de ziel omdat die bewustzijn en de ziel van de moderne mens uitdrukt. Het verhaal beschrijft de omzwervingen van Leopold Bloom door Dublin op de dag dat hij bedrogen wordt door zijn vrouw Molly. De inhoud is een stream of consciousness, een ononderbroken stroom van bewustzijn: gedachten, herinneringen, reflecties, dromen en wensen. De monologen van onder anderen Bloom en Molly geven de lezer een blik op het zielenleven van de personages. Daarbij ontstaat een veranderlijk en caleidoscopisch beeld van de ziel. De titel is een verwijzing naar Odysseus uit de Odyssee van Homerus. Høystad laat zien dat Ulysses een innerlijke odyssee beschrijft: hoe Bloom na een dag zwerven weer thuis kan komen bij zijn vrouw met vrede in zijn ziel.