Home Een lichtkogel door de tijd
Tijd

Een lichtkogel door de tijd

Door Joke J. Hermsen op 26 november 2020

Een lichtkogel door de tijd
Cover van 12-2020
12-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Claudio Magris laat in zijn nieuwste verhalenbundel verleden, heden en toekomst magistraal door elkaar heen lopen.

Schrijven is de tijd onderzoeken. Schrijven is niet alleen nadenken over de lengte van alinea’s en paragrafen, maar ook keuzes maken tussen de verschillende tijden waarin het verhaal verteld kan worden. Bij voorkeur geen rechte, chronologische lijn, want dat levert te weinig spanning op. Schrijven is je oor te luisteren leggen bij het ritme en de cadans van de opeenvolgende scènes, die soms moeten worden versneld en dan juist weer vertraagd. De tijd is bovendien een van de belangrijkste bronnen van het schrijverschap, want de herinneringen die eruit opgediept worden vormen vaak de basis voor een nieuw verhaal. De tijd is daarom een favoriet thema voor denkers en dichters, en zo ook voor de Italiaanse schrijver Claudio Magris. Na meerdere literaire en filosofische bespiegelingen over de tijd heeft hij nu ook zijn nieuwste verhalenbundel Gekromde tijd in Krems (2020) aan dit – in zijn woorden – ‘grote mysterie van de mensheid’ gewijd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Claudio Magris is in Nederland vooral bekend geworden met zijn boek Donau uit 1986, waarin hij de bijna 3000 kilometer lange rivier volgt, van het Zwarte Woud tot aan de Zwarte Zee. Het is een fabel­achtige ontdekkingsreis door de Midden-Europese cultuurgeschiedenis – van Ovidius tot Kafka en Canetti – met als belangrijkste pleisterplaatsen Wenen en Boedapest. Het boek maakte destijds veel indruk op mij. Na het lezen van het hoofdstuk over het Café Central kon ik amper wachten om naar Wenen af te reizen. Een jaar later nam ik deel aan een filosofisch congres en bracht vrijwel dagelijks een bezoek aan Café Central of Café Raimund, de stamkroeg van schrijvers als Ilse Aichinger en Ingeborg Bachmann. De in Donau opgeroepen sfeer kwam in die cafés vol pratende en schrijvende mensen aan tafeltjes bezaaid met kranten en zilveren dienblaadjes met koffie, meteen tot leven. Het waren plekken waar de tijd geen vat op had. Sinds Freud, Lou Salomé en Wittgenstein er hun koffie dronken was er weinig veranderd.

Veel meer dan in Amsterdam speelde in Midden-Europa het intellectuele leven zich eind vorige eeuw nog in de koffiehuizen af. De in 1939 in Triëst geboren Claudio Magris heeft er zo’n beetje de helft van zijn leven versleten. In zijn nieuwe verhalenbundel, waarin steeds een andere oudere man als hoofdpersoon figureert, maakt hij de balans van dat leven op. De inmiddels met literatuurprijzen gelauwerde schrijver, die ook met boeken als Microcosmi (1997) en Het museum van oorlog (2016) furore maakte, levert in deze verhalenbundel een waar huzarenstukje af: hij laat de chronologische tijd ontsporen en buiten zijn oevers treden. In de verhalen blijken verleden en heden inwisselbaar te zijn en blijkt de toekomst vanuit het verleden op ons toe te stromen. Vroeger en later zijn niet zo gemakkelijk van elkaar te onderscheiden, want vaak zijn ‘toekomstige en verleden tijden verenigd in één enkel punt, één enkele tijd, één enkele gebeurtenis’, schrijft hij.

De rechte lijn van de kloktijd kan het verleden niet invoelbaar maken, noch de kracht van de herinnering verklaren. Daarom probeert Magris ons te laten zien dat de tijd twee gezichten heeft: de meetbare, universele kloktijd enerzijds en de subjectieve, niet-meetbare innerlijke tijd anderzijds. Waar het op aankomt is die twee tijden goed op elkaar af te stemmen; dan ontstaan er waarheid en schoonheid. Zo is ouder worden geen meten van tijd, maar proberen afstand te nemen van het ambitieuze ego, meent bijvoorbeeld Giuseppe, de hoofdpersoon in het eerste verhaal, ‘De portier’. Dit ego komt hem geregeld slechts voor als ‘een vage naamgenoot’, waarvan hij zich wil ontdoen, zoals je ook ‘je nette pak uittrekt en in de kast ophangt’. Terwijl hij thuis ‘nog op mechanische wijze de onder zijn neus geschoven’ stukken blijft ondertekenen, verruilt hij intussen en in het geheim zijn directeurspositie voor een veel eenvoudiger bestaan. Want Giuseppe is ervan overtuigd dat het zijn ijverige ego is dat oud wordt, ‘door zich steeds meer jaren en zaken op de schouders te laden, als een steeds vollere kapstok, terwijl hij juist allengs lichter en kwieker werd’.

De tijd is een van de belangrijkste bronnen van het schrijverschap

En zo licht zien we hem door de straten van Triëst wandelen, een bedachtzame man, die de recht naar de zee lopende straten vermijdt en het verscholen licht van de kronkelende lanen verkiest. Een man die niet langer wil presteren of ‘bevelen’ wil geven, maar uit de schijnwerpers van de wereld wil treden door de stille schaduwzijde van een door groene planten beschutte binnenplaats op te zoeken. Ik werd geraakt door dit verhaal, zowel door de mooie, melancholieke beschrijving van Giuseppe als van de stad Triëst, deze wonderlijke smeltkroes van talen en culturen, deze ‘laatste kust van het oude Europa’ en ‘door de Geschiedenis kwijtgeraakte stad’.

In het titelverhaal, ‘Gekromde tijd in Krems’, onderneemt Magris een even magistrale als proustiaanse poging om de tijd zo ver door te laten buigen dat deze van de weeromstuit een cirkel wordt. De hoofdpersoon is een schrijver die een lezing geeft in Wenen en na afloop wordt uitgenodigd voor een diner in Krems aan de Donau, waar hij een nicht van een ooit door hem vurig bewonderde klasgenote Nori ontmoet. Hoewel de schrijver toch heel zeker weet dat hij nooit door Nori – ‘zo bloedmooi en onbereikbaar met haar kastanjebruine krullen’ – is opgemerkt, beweert haar nicht dat zij juist vaak over hem gesproken heeft. Dan besluit de schrijver in een overmoedige bui Nori op te bellen, verward stamelend aan de telefoon, maar ‘ik werd meteen onderbroken door de stem aan de andere kant van de lijn, die me met enthousiaste vertrouwdheid begroette en begon te kletsen alsof we oude vrienden waren’.

Zestig jaren worden in een enkele ademzucht overbrucht

En dan begint de tijd rond zijn as te tollen. Zestig jaren worden in een enkele ademzucht overbrugd, de schrijver bevindt zich zowel op het schoolplein als in de telefooncel, hij is op beide plekken en in beide tijden tegelijkertijd, en die twee beïnvloeden elkaar. De tijd is geen rechte lijn, waarop we stapje voor stapje richting het eindpunt lopen, maar er kunnen krullen of lussen in gelegd worden, die ons heen en weer in de tijd en dwars door de dagen en de jaren heen schieten. ‘Als de tijd een kromme lijn volgt’ kan hij ook een cirkel worden en ‘dan komt alles terug, bevind ik mij al bij de monding van de Donau, terwijl ik zijn stroom volg om er te komen’. Maar het meest wonderbaarlijke is dat dan niet alleen het verleden opnieuw kan worden geactualiseerd, maar dat er in de samenkomst van verleden en heden ook ‘iets wordt geschapen wat er toen nog niet was geweest’, namelijk de nabijheid met Nori.

Claudio Magris heeft over de kloktijd heen willen grijpen door een ‘lichtkogel’ richting de oneindigheid te schieten. Hij heeft al zijn ervaring, kennis en verbeeldingskracht ingezet om het grootste mysterie van de mens, de tijd, te tackelen in een vijftal verhalen. Natuurlijk lukt hem dat niet, maar wel heeft hij ons een veel diepzinniger én waarachtiger beschrijving van de tijd geschonken dan welke blik op de klok ook vermag.

De gekromde tijd in Krems
Claudio Magris | De Bezige Bij | 96 blz. | € 22,99