De Duitse denker Immanuel Kant probeerde in zijn filosofie vier vragen te beantwoorden.
Wat kan ik weten?
Wat moet ik doen?
Wat mag ik hopen?
Wat is de mens?
Dolf Jansen sluit 2014 af met Oudejaars. Hij wil mensen aan het denken zetten: ‘Mijn angst bij saamhorigheid is dat mensen het zo roerend met elkaar eens zijn dat ze stoppen met nadenken.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wat kan ik weten?
‘Ik weet van tevoren nooit hoe een nieuwe voorstelling zal verlopen. Ik heb wat informatie verzameld: stukjes uit de krant gescheurd, aantekeningen gemaakt, soms in mijn hoofd wat grappen erbij bedacht. Dat levert twee A4-tjes met steekwoorden op en daarmee ga ik het podium op. Maar is dat wel genoeg om anderhalf uur achter elkaar door te praten? Je zou zeggen dat ik dat na jaren ervaring toch wel eens zou moeten weten. Niet dus. Als ik een zin begin weet ik vaak niet eens waar die zal eindigen. Ik werk nu eenmaal niet met vaste teksten. Ja, soms een gedicht of een lied of een stukje uit de krant. Maar ik denk dat de lol juist zit in dat niet-weten. Het enige wat ik heb is dat lijstje met steekwoorden. En dan is het anderhalf uur lang hard werken, extreme concentratie. Dan komen de grappen die ik had bedacht vanzelf weer boven. Vaak ontstaan er ook nog nieuwe grappen of terzijdes tijdens de show. Soms zijn die veel beter dan wat ik had bedacht. Het is moeilijk te voorspellen wat wel werkt en wat niet. Ik lees in mijn voorstelling Oudejaars een stukje uit de krant voor waarin de letterlijke antwoorden staan die bij de parlementaire enquête over de woningcorporaties werden gegeven. Het publiek ligt dubbel, terwijl die antwoorden in- en intriest zijn. Waarschijnlijk moeten ze daarom zo lachen.
Ik doe nu zestig voorstellingen in minder dan vier maanden. Tijdens die eerste vier weken krijgt de voorstelling vorm. Daarna gaan ze iets meer op elkaar lijken, tenminste dan weet ik beter wat ik wil vertellen, maar hoe ik dat ga doen blijft steeds weer een verassing.’
Wat moet ik doen?
‘Niemand moet iets, zeker niet in mijn vak. Ik heb niets tegen voorstellingen waar het alleen om het briljante imiteren gaat. Of vooral om de lach. Neem Jochem Myjer, ik vind het heel knap hoe hij mensen vreselijk kan laten lachen met al zijn invallen en verhalen en energie. Ik wil ook graag dat mijn publiek flink lacht. Maar ik moet het van mezelf in mijn voorstellingen toch ook wel hebben over dingen die gebeuren in de wereld en die mij raken. Dat zijn de meest uiteenlopende zaken, van Gaza tot de financiële wereld, tot ons fysieke lichaam en wat we daar allemaal inproppen. Daar draaien mijn voorstelling in de eerste plaats om. Maar ik wil geen moralist zijn. Het belangrijkste is dat ik mensen zelf aan het denken zet. Natuurlijk, IS is slecht. Maar zijn wij als lid van de coalition of the willing zoveel beter? Nederland heeft het afgelopen decennium al drie oorlogen gesteund waar je eigenlijk wel vraagtekens bij kunt zetten. Tot nu toe is het ons slecht gelukt om andere landen tot democratieën te bombarderen. Zou het dit keer dan wel lukken? Mijn angst bij saamhorigheid is dat mensen het zo roerend met elkaar eens zijn dat ze stoppen met nadenken. We zijn met z’n allen zo tegen pedofilie dat het niet tot ons doordringt dat we idioot bezig zijn als we met een grote groep mensen in de tuin van een vermeende pedofiel “vuile pedo” gaan roepen. En dat doen we dan ook nog vaak in de verkeerde voortuin, want woede en een huisnummer onthouden blijkt nog best ‘n lastige combinatie.’
Wat mag ik hopen?
‘Ik eindig mijn conference met een gedicht dat “Voornemens” heet, het is immers een eindejaarvoorstelling. De strekking daarvan is dat voornemens goed zijn, maar dat ze niet genoeg zijn. Het gaat erom dat je echt wat doet. Het is mooi om te denken: “Volgend jaar komt alles goed”, maar als je vervolgens niets verandert, komt er helemaal niets goed. Ik projecteer dat ook op mezelf. Ik neem me voor mijn consumptiegedrag aan te passen, maar dat lukt me lang niet altijd. Nu zitten wij hier tijdens dit interview even snel twee thee weg te werken en moet je kijken wat daarvoor een hoop plastic en papier op ons tafeltje ligt. Die troep gooien we straks weer achteloos in de prullenbak. Als je de echte kosten zou willen dekken van wat wij net genuttigd hebben, kom je waarschijnlijk een stuk hoger uit. Het kost geld om dat plastic weer te verwerken of om deze beker schoon te maken. Die kosten worden nu afgewenteld op mens, dier en milieu.
Het lukt ons ook maar niet om de politici aan de macht te krijgen die er iets aan doen. De verandering zal dus van onszelf moeten komen: van een verandering van ons consumptiegedrag. Toch merk ik wel dat er veranderingen gaande zijn. Ik zie initiatieven, ik spreek er ondernemers en gewone mensen over. Er is dus een sprankje hoop!’
Wat is de mens?
‘De mens houdt erg van vaste patronen, hij heeft moeite om daarvan los te komen. We consumeren erop los, puur omdat we dat gewend zijn. Maar meer eten of een groter huis levert niet meer genot op. Uiteindelijk was ik de afgelopen weken het gelukkigst toen ik hardliep in een bos en de namiddagzon nog net boven de wolken en boomtoppen zag. Dat heeft niets te maken met kopen.’
OUDEJAARS 2014 Dolf Jansen. Zie voor de speellijst: www.dolfjansen.com/theater/oudejaars-2014