In een vorige column schreef ik over mijn ontmoeting met de man die met zijn ezel hetzelfde pad liep als ik, maar dan in omgekeerde richting. Achteraf vraag ik me af in hoeverre hier echt van een ontmoeting sprake was. Ik denk nog regelmatig terug aan de vriendelijke man en zijn prachtige dier, maar ben er vrij zeker van dat hij zich mij niet meer herinnert.
Hij wordt op zijn tochten waarschijnlijk voortdurend aangesproken. Zo regelmatig dat het hem niet veel meer zal doen. Vandaar de vraag: kun je iemand ontmoeten als die ander jou niet ontmoet?
Je kunt iemand zien zonder dat de ander jou ziet. Iemand tegenkomen is al moeilijker als die ander jou niet opmerkt. Iemand ontmoeten veronderstelt toch dat er iets tussen jou en de ander gebeurt. Zelfs als je zegt dat je die en die weleens hebt ontmoet, moet er meer gebeurd zijn dan dat je die persoon weleens hebt gezien. Nog steeds geldt dan dat een ontmoeting tussen twee mensen voor de een meer betekenis kan hebben dan voor de ander; dat de een er een herinnering aan bewaart, terwijl de ontmoeting voor de ander verdwijnt in het grote geheel waarin gebeurtenissen en ervaringen hun betekenis verliezen.
Ik dacht hieraan toen ik terugkeek op mijn eerste jaar als Denker des Vaderlands. Ik realiseerde me dat die titel me zeer vele en verschillende ontmoetingen heeft gebracht. En dat ik sommige daarvan meer als ‘echte’ ontmoetingen heb ervaren dan andere. Een gesprek kan meer of minder interessant zijn, een debat kan spannend zijn of voorspelbaar verlopen, een lezing kan reacties oproepen of plichtmatig aangehoord worden, een interview is soms niet meer dan een herhaling van wat je eerder hebt gezegd, maar kan ook uitdagen tot echt hardop nadenken. Maar of en in welke mate ik bij al die gelegenheden zou spreken van een ontmoeting, dat heeft nog met iets anders te maken.
Van een echte ontmoeting was sprake in de mate waarin het verzoek van de ander mij steeds meer geïnteresseerd maakte in die ander. Vaak gebeurde dat al in het voorgesprek: ik ging zelf steeds meer vragen stellen aan degene die mij uitnodigde. En terugkijkend stel ik vast dat dat vooral het geval was bij kunstenaars: beeldend kunstenaars, theatermakers, schrijvers, maar ook creatief ondernemers en andere levenskunstenaars. De man met de ezel heeft mij niets gevraagd.