Home De kunst van het virtuele leven

De kunst van het virtuele leven

Door Wilhelm Schmid op 19 maart 2013

04-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
Geen autoriteit, geen dominee of politieke partij zal ons nog vertellen hoe we moeten leven; de moderne mens moet zichzelf zien te redden. De Berlijnse denker Wilhelm Schmid bespreekt deze condition humaine. Aflevering 6: het elektronische leven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Virtuele communicatie is zo gemakkelijk, dat ze tot een last wordt; juist door haar versnelling komt ze tot stilstand. Hoe vind je de juiste maat in het elektronische leven?Arriveren in een vreemde stad en even kijken of er e-mail is: de elektronische post schept de levensvorm van de e-nomade, die met de hele wereld in contact staat terwijl hij haar doorkruist. Grenzeloze communicatie: dat is de winst van de virtuele wereld. Helemaal op jezelf zijn en tegelijkertijd naar buiten treden: e-mail en het internet bevorderen een stoïcijns terugtrekken in het zelf, waarbij de communicatie met de hele wereld niettemin in stand kan blijven. De elektronische post blijkt het ideale medium tussen brief en telefoongesprek in. Een bericht is gemakkelijk opgesteld, maar dringt niet onverhoeds en ongelegen de wereld van een ander binnen zoals het telefoontje, dat tot een spontane reactie dwingt, nu, plotseling, zonder uitstel. Aldus is een vorm van communicatie ontstaan die zich met lichtsnelheid door de ruimte verplaatst en de gebruikers desondanks toestaat hun eigen tijd in te delen: de virtuele brievenbus wordt geopend wanneer het uitkomt.

Toch gaat deze ontegenzeggelijke winst gepaard met een onherroepelijk verlies: anders dan de brief, die in een karakteristiek lettertype of handschrift is gesteld, kent de e-mail alleen het gestandaardiseerde letterbeeld dat op elk beeldscherm verschijnt. Het persoonlijke is verloren gegaan in een onaanzienlijke uiterlijke vorm. Wat resteert is de naakte informatie en communicatie, zonder de zinnelijkheid van het door de afzender gekozen papier, zonder de ervaring hoe het aanvoelt, hoe het ruikt. Het oog valt niet meer op een exotische postzegel. Aan de buitenkant is niet te zien waar het mailbericht vandaan komt. Niemand bespeurt onder welke omstandigheden het geschreven is. Er worden geen sporen overgebracht, behalve die van de taal zelf, die in de haast van het communiceren echter nauwelijks worden opgemerkt. Want waar bij de brief iedere uitspraak wordt gewogen en in gedachten beproefd, verleidt het gemak waarmee het e-mailbericht wordt geschreven tot lichtzinnigheid, tot onbezonnen formuleren, tot een directheid zonder consideratie met de geadresseerde, tot een snel eruitgegooide tekst, zo vluchtig dat de ontvanger deze niet als een waardering van zijn persoon kan opvatten.

Ontwrichting

In verschillende opzichten stuiten we in het elektronische verkeer op communicatieve grenzen, die het zelf op een nieuwe manier op zichzelf terugwerpen. Is het nu echt de bedoeling van het leven om een continu aanzwellende stroom elektronische correspondentie te verwerken? Uitgerekend doordat communicatie zo gemakkelijk is, wordt ze tot een last; door haar versnelling komt ze tot stilstand. Juist door haar consequente gebruik is ze gevoelig voor ontwrichting: technische ontwrichting vanwege de vatbaarheid voor ‘virussen’, die met elke e-mail, als met elke ademtocht in de echte wereld, maar dan oneindig veel besmettelijker, in de wereld van het zelf kan binnendringen. Menselijke ontwrichting omdat, anders dan bij de brief, elke privé-mededeling in geval van twijfel beslist in de openbaarheid komt. En historische ontwrichting, want in de toekomst zal men zich afvragen waarom de mensen van het elektronische tijdperk zo weinig met elkaar gecommuniceerd hebben: alles wordt opgeslagen, niets wordt behoed; de tijd van de brievenverzamelingen is onherroepelijk voorbij.Desondanks is e-life, elektronisch leven, de dagelijkse werkelijkheid van de mensen in de eenentwintigste eeuw. Het elektronische netwerk kan behulpzaam zijn om het netwerk van persoonlijke betrekkingen te verbinden en onderhouden in de directe en wijde omgeving en ten slotte over de hele planeet. Deze wereldgemeenschap, waarvan de voortekens zich nu aankondigen, is de meest veelomvattende polis die ooit heeft bestaan en haar marktplein is het internet. Om je in deze ruimte bedachtzaam te kunnen bewegen is het nodig een zekere virtuele gevoeligheid te ontwikkelen, want de snelheid die mogelijk is, de afwezigheid van de gezichten van anderen en ook van hun stemmen, verleiden gemakkelijk tot impulsiviteit en totale vormloosheid in de omgang met hen, zonder er acht op te slaan hoe het zelf bij hen ‘aankomt’. Ook heeft het zelf een virtuele gevoeligheid in de omgang met zichzelf nodig, als het geen ‘chat-junkie’ wil worden of aan ‘online-verslaving’ ten prooi vallen.

Er is nu een virtuele verhouding tot het zelf mogelijk waarbij het zelf zijn omgang met de elektronische media begrenst – al overtreffen de verleidelijke mogelijkheden ervan iedere werkelijkheid. Is de ruimte aan mogelijkheden in het gewone leven nog te overzien, in de virtuele wereld is iedere maat zoek. Elke manier van omgaan met zichzelf en met anderen lijkt te verbrokkelen in de confrontatie met de oneindige ruimte aan informatie, waarvan de omvang niet ruimtelijk zichtbaar is, de uitgebreidheid niet lichamelijk tastbaar is; ieder gevoel voor tijd en ruimte gaat erin verloren. Een historisch precedent voor deze ruimte vormt de ruimte van de fantasie, welke is omgezet in de ruimte van de technologie, maar daarop is het zelf niet voorbereid, gewend als het nog is aan de natuurlijke begrensdheid van de beweging in de echte ruimte, binnen de beperkingen van ruimte en tijd. Een paar onschuldige klikjes trekken het zelf reeds deze virtuele ruimte in en het loopt een reëel gevaar daarin te verdwijnen, voorzover het daar niet willens en wetens naar op zoek is. Het zelf moet zich onder veranderde omstandigheden eerst opnieuw ontwerpen, als het ten minste nog aan zichzelf behoefte heeft en zich niet geheel overgeeft aan de extatische onderdompeling in het eindeloze net.

Hoe verkeren we met onszelf in de virtuele ruimte? Deze kunst is ons niet eenvoudig gegeven, maar dient door iedereen zelf beproefd en beoefend te worden. Dat vergt van eenieder een aandachtig en ascetisch streven om de virtuele maat te vinden, om erachter te komen welke mate van beweging in de virtuele ruimte bevorderlijk of zelfs noodzakelijk voor hem of haar is. Een hecht fundament in de dagelijkse werkelijkheid helpt om maat te houden in de omgang met virtuele mogelijkheden. Daarom is het zaak om aan de ruimte van het dagelijks leven, met zijn tijdsindeling en gewoonten, een betekenis toe te kennen die de vormloze virtuele ruimte met zijn ongestructureerde tijd voorziet van een begrenzend kader. Hachelijk blijkt het beruchte verlies aan huiselijkheid dat zich vaak voordoet wanneer apparaten van de informatietechnologie hun stempel op de omgeving drukken, wat erop wijst dat het bij de virtuele wereld om een nieuwe triomf van het cartesianisme gaat: alle informatietechnologie is een verschijningsvorm van de res cogitans, het zuivere denken, ten overstaan waarvan de stoffelijke en levende omgeving van de res extensa, de uitgebreide wereld, wegzinkt in betekenisloosheid.

Virtuele macht

Beslissend is of de inrichting van het leven in de reële, uiterlijke wereld voldoende aandacht krijgt. Van daaruit en allereerst op deze wereld betrokken kan het zelf dan de virtuele, innerlijke wereld verkennen zonder dat het zichzelf daarbij verliest. Door de gevonden maat wordt de virtuele verhouding tot het zelf ten slotte weer tot een reële, opnieuw voorzien van aandacht voor het lichaam, dat onder de heerschappij van het virtuele het meest te lijden heeft. Op deze basis is sturing van het zelf mogelijk met behulp van elektronische communicatie in de virtuele ruimte.

Maar het zelf kan niet alleen elektronische hulpmiddelen gebruiken om zichzelf en zijn leven zelf te sturen, het wordt daardoor ook elektronisch stuurbaar – zijn hele levenswandel is met behulp van ‘cookies’, ‘spyware’ en dergelijke te volgen. Daarmee ontpopt de beweging door de virtuele ruimte zich uiteindelijk als een vraag naar virtuele macht, en het zelf doet er goed aan zichzelf en zijn leven slechts met terughoudendheid aan de databanken toe te vertrouwen. Wie tegenover elektronische netten bewust en alert zijn grenzen bewaakt, behoudt daarmee de individuele zelfbeschikking, hetgeen te verkiezen is boven volharden in virtuele romantiek terwijl ondertussen op het net reële pragmatiek in de gedaante van politieke en economische belangen steeds meer terrein wint. Door het net bewust te gebruiken, door gericht en weloverwogen keuzes in maken in wat het net aanbiedt, blijft het mogelijk een, zij het betrekkelijke autonomie te handhaven, die erin bestaat om werkelijk user, ‘gebruiker’, en niet louter consumer, ‘verbruiker’,  te zijn.

Wilhelm Schmid is filosoof. Hij woont in Berlijn. In Nederland is van hem verschenen Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven, uitg.Ambo/Anthos, Amsterdam 2001. Homepage: www.lebenskunstphilosophie.de

Vertaald uit het Duits door Ruud van de Plassche