Home Politiek ‘De geschiedenis van de mensheid begint nu pas echt’
Politiek

‘De geschiedenis van de mensheid begint nu pas echt’

Door Daan Roovers en René Gude op 30 april 1999

Ruud Lubbers politicus oud-premier CDA
beeld Sebastiaan ter Burg
02-1998 Filosofie magazine Lees het magazine
'Het marktdenken begint totalitaire trekjes te krijgen', meent oud-premier Ruud Lubbers. En de regering kijkt machteloos toe: 'Tegenwoordig verzuchten politici steeds vaker: we kunnen niets doen, want als we de belasting verhogen, dan vestigen de bedrijven zich over de grens.' Een interview over economie, ethiek en paars.

Na afronding van het gymnasium kon Ruud Lubbers alle kanten op. De omgeving had hoge verwachtingen. Hij schreef zich echter tot ieders verbazing in voor een studie economie: ‘Zou jij niet liever gaan studeren?’ De oud-premier is op dit moment werkzaam als hoogleraar globalisering aan de Katholieke Universiteit Brabant. Op 12 december hield Lubbers de Sir-Karl-Popperlezing. Volgens Lubbers is filosoof Karl Popper (1902-1994) een zeer prominente vertegenwoordiger van de Verlichting in de twintigste eeuw. In The Open Society and its Enemies trekt Popper ten strijde tegen de arrogantie van de macht en het zeker weten. Die afkeer van dogmatisme spreekt Lubbers aan: ‘Karl Popper wantrouwde bestuur; hij was een ontmaskeraar van de macht. Hij had een geweldige hekel aan politici die het allemaal zo goed weten en die one track single-minded zeggen: “Volg mij maar.” Die antimaskering van doorgeschoten staatsmacht was deze eeuw hard nodig in de strijd tegen verschillende totalitaire systemen. Het laatste grote succes was natuurlijk in 1989 de val van de Berlijnse Muur, het einde van het communisme. Dat moet voor Popper een glorieus moment geweest zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Beursberichten

‘De westerse beschavingsgeschiedenis heeft, geheel in de traditie van de Verlichting, een politiek systeem tegenover het totalitarisme gesteld. Democratie heeft overwonnen. In een democratie krijgt de Verlichting gestalte door een spreiding van macht en invloed, de welbekende trias politica. Op die manier is Verlichting synoniem met bevrijding van mensen: vrijheid van onderzoek, van vereniging, oordeelsvorming, vrije wetenschap, vrije pers, kortom volop ruimte geven aan de waarde van de individuele mens. Het creëren van bewuste individuele burgers is een langzaam proces, het gaat onverminderd door en dat is uitstekend. Ik ben het volstrekt oneens met de Amerikaanse politiekfilosoof Francis Fukuyama die beweerde dat met het einde aan de ideologieën ook het einde aan de geschiedenis is gekomen. Integendeel. De geschiedenis van de mensheid begint nu pas echt.’

‘Het overwinnen van totalitaire ideologieën is een belangrijke verworvenheid van de twintigste eeuw. Maar nu trekt de mist op en wat zie je? Er begint een overwicht te ontstaan van de markt. De zuigkracht van de economie is heel sterk. Het bewustzijn, de politiek en de media worden er eenzijdig door gedomineerd. Kijk naar de dagelijkse nieuwsuitzendingen. Sinds een paar jaar brengt ieder journaal uitgebreid de beursberichten. Kort door de bocht gezegd begint het marktdenken totalitaire trekjes te krijgen.’

‘Wat is markt? De interactie van economie en technologie. Die twee zijn onverbrekelijk verbonden. Het marktdenken vraagt om grotere efficiency, om betere techniek en technologie. Nieuwe technologie maakt nieuwe economische ontwikkelingen mogelijk. Voortdurend wordt de techneut uitgenodigd door de econoom om inventief te zijn. En omgekeerd: door autonoom innovatief te zijn, zonder dat het hem gevraagd wordt, reikt de ingenieur nieuwe mogelijkheden aan aan de economie. Je kunt moeilijk zeggen of de economie de techniek stuurt of de techniek de economie. Het economisch-technisch complex in zijn geheel staat voor groei van welvaart. De dominantie van de markt is niet de resultante van een ideologische beslissing. Feitelijk veranderde het karakter van technologie en economie zodanig dat zij steeds grensoverschrijdender werden. Het globaliseringproces is de belangrijkste oorzaak van grote invloed die de markt heeft gekregen.’

‘Er zijn heel eenvoudige redenen voor aan te wijzen. De markt werd voorheen onder andere begrensd door zoiets vanzelfsprekends als transportmogelijkheden, de hoeveelheid gewicht die we kunnen vervoeren. De economie werd uitgedrukt in kilo’s, in tonnen, letterlijk in materie. Die transporteer je niet zo makkelijk. Maar door de ontwikkeling van satelliet en computer drijven we handel in chips en bits. Het kenmerk van deze producten is dat ze gewichtloos zijn. Het is een revolutie dat er zoveel gewichtloze uitwisseling is. Nieuwe technieken maken de grenzen steeds meer permeabel. Dat is globalisering. De wereldhandel en de financiële markten worden sterk ondersteund door informatie- en communicatietechnologie. Economie en techniek storen zich niet aan een territorium, ze verspreiden zich wereldwijd.’

‘Een grensoverschrijdende economie leidt tot een verzwakking van de nationale politiek. De huidige politiek is geënt op een territorium. Mensen hebben stemrecht voor een regering die alleen ter plekke iets te vertellen heeft. Een overheid kan wel overleggen met andere regeringen, maar het begint met één staat die democratisch is, een territorium. Dan blijkt dat de macht van de nationale overheid beperkt is. Ik kan het ook anders zeggen: mensen die met elkaar in de markt verenigd zijn, moeten een systeem hebben waarin ze hun onderlinge solidariteit organiseren. Nu heeft de markt zich verruimd tot wereldmarkt, maar we hebben geen idee hoe we solidariteit met Afrikanen inhoud moeten geven.’  

Checks and balances

‘Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de welvaartsstaat een enorme vlucht genomen. We zijn gaan denken dat de welvaartsstaat de garantie is voor de kwaliteit van het leven. Maar in de jaren tachtig kwam er een ommekeer. Hebben we wel zoveel staat nodig, vroeg men zich terecht af. Kan het niet wat minder? Het was de tijd van de terugtredende overheid; ik heb er middenin gezeten. Ondertussen was het denken in termen van waarden buiten de staat wel sterk geërodeerd. Er ontstond een permissive society: alles wat de wet niet verbiedt, dat mag. Maar dat is vrijblijvendheid, geen vrijheid. Vrijheid betekent juist: de mogelijk hebben om te doen wat je moet doen. De illusie is ontstaan dat in een welvarende, democratische rechtstaat, alle waarden vanzelf tot hun recht komen: de markt zorgt voor de efficiency en de democratie voor de waarden. Deze overtuiging, dat de staat wel zal waken over onze gezamenlijke waarden, is overmoedig. Democratie en markt zijn strikt formele systemen van checks and balances. Maar om die twee goed te laten functioneren zijn gemeenschappelijke waardestructuren nodig – dat is het materiële, inhoudelijke aspect van de samenleving. De samenleving steunt niet op twee, maar op ten minste drie elementen: democratie (staat), economie (markt), en waardesystemen die bestaan in en door maatschappelijke instituties (civil society). De verhouding tussen die drie elkaar aanvullende systemen is dynamisch. Het zijn geen gescheiden werelden, ze beïnvloeden elkaar voortdurend en moeten elkaar in evenwicht houden.’

‘De kracht van paars is dat het in staat is gebleken politiek ideologische tegenstellingen te overbruggen, daar ontspannen mee om te gaan en het land te besturen. Dat vind ik een positief punt. De zwakte van paars is de zelfgenoegzame uitstraling van “kijk eens hoe goed wij dat allemaal doen”. Men is kennelijk nauwelijks bezig met wat er allemaal in onze samenleving gebeurt, los van de markt en buiten de politiek. En juist daarop zouden ze meer moeten inspelen, want geen enkele overheid kan het alleen. Paars lijkt dat niet zo belangrijk te vinden. Dat berust op een zekere objectieve handicap uit het verleden. Paars, droom, als wens, is mede totstandgekomen vanuit het idee “dan kunnen we eens afstand nemen van de christen-democratie die te veel georiënteerd is op de samenleving”. Dat was een bevrijdende ervaring, maar er wordt een hoge prijs betaald als je de rol van de samenleving onderschat.’

‘De dominantie van de markt is op ogenblik sterk, zeker, maar er zijn boundeffecten. Op dit moment ziet de civil society weer kracht winnen. Er is verzet tegen de materialistische vervlakking. Een groeiend aantal mensen vindt dat er meer is in de wereld dan economie en techniek. Ik kan het bewijzen, maar ik zie het aan allerlei dingen om me heen. Er is meer belangstelling voor roots, voor geschiedenis en cultuur en ook voor waarden in de ethische zin. De snelst groeiende omroep op dit moment is de EO. Dat hadden we een paar jaar geleden niet voor mogelijk gehouden. Toen waren we ervan overtuigd dat de toekomst aan de commercialisering was, aan de Veronica’s. Die commerciële ontwikkeling is nog steeds aan de gang, maar het is niet de enige beweging. Een ander voorbeeld: niet-gouvernementele organisaties zoals Amnesty International, Greenpeace en vooral organisaties gericht op het behoud van natuur en milieu ontwikkelen zich zeer sterk. Dat geldt echter ook organisaties die zich richten op mensen dichtbij huis. De Zonnebloem bijvoorbeeld houdt zich bezig niet huisbezoek aan en uitstapjes voor oudere mensen die moeilijk de deur uit kunnen. Ze werken hoofdzakelijk met vrijwilligers en krijgen geen geld van de overheid. Zo’n vijf- a zeshonderdduizend mensen zijn daarvan donateur, alleen omdat ze het een sympathiek doel vinden! Er is geen enkele verplichting of eigenbelang aan verbonden. Dat is toch opmerkelijk.’ ‘Tien jaar geleden dachten we: zo’n vereniging, ach, wat een schattig overblijfsel uit het verleden. Dat verdwijnt vanzelf en het ministerie neemt het over, klaar. Maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Ik ben daar ook voor de toekomst helemaal niet pessimistisch over. Die wereld van de verenigingen is helemaal niet ouderwets en truttig. Het zijn vaak dezelfde snelle jongens en meisjes die overdag druk met Hong Kong bellen, die thuis het blad van Amnesty lezen of een girootje invullen voor Greenpeace.  

Ethisch ondernemen

‘Inmiddels zijn ook de grote bedrijven tot de conclusie gekomen dat het traditionele stramien van de klassieke multinational niet toereikend is. Het oude recept was geld verdienen door zo efficiënt mogelijk te produceren. De enige beperking daaraan werd gevormd door de wetten van het land waar de fabriek stond. Nu zeggen bedrijven: we blijven ons aan de wet houden, maar we letten bijzonder goed op de locale situatie en vooral ook op de opvattingen van niet-gouvernementele organisaties. Shell heeft geleerd van de Brent Spar en de ontwikkelingen in Nigeria. Bedrijven gaan er ook het voordeel van inzien: ze zijn succesvoller als bedrijf, als ze ethisch ondernemen. The Bodyshop heeft van de nood een deugd gemaakt. Dat zijn allemaal vormen van internalising societal values by companies.’

‘Er is geen gebrek aan levende waarden in de samenleving en er ontstaan ook telkens nieuwe. Door de globalisering zijn mensen steeds meer wereldwijd met elkaar verbonden, zodat de dimensie “We behoren tot een volk maar ook tot een mensheid” als vanzelf steeds belangrijker wordt. We hebben wel een eigen cultuur, maar er zijn er meer. Er ontstaat een bereidheid tot dialoog met andere volkeren. Dat is onontkoombaar.’

‘We worden nu als het ware wakker. Prachtig, we hebben het communisme verslagen, maar waar zit ons eigen ethisch cement? Dat zit in mensen zelf, maar ook in mensen in verbondenheid. De staat kan geen waarden van bovenaf in de samenleving implementeren. Dat is nooit zo geweest en dat is a forteriori nu het geval. Door de more borderless world, de permeabele grenzen, heeft de overheid het steeds moeilijker om haar taken te blijven vervullen, laat staan dat ze deze kan uitbreiden. Dat is een bij voorbaat verloren slag. We hebben zwakkere staten en we hebben dus meer nodig aan civil society. Een overheid moet uitstralen dat zij belang hecht aan maatschappelijke organisaties en instituties die dergelijke waarden belichamen.’

‘De nationale regering heeft een belangrijke functie om via wetten en bestuur de kwaliteit van de samenleving te verbeteren. Dat blijft zo, ondanks Europese eenwording en globalisering. Daarnaast moet de regering de ambitie hebben om de samenleving in beweging te brengen. Toen ik als minister-president zei “Nederland is ziek”, bracht dat een bewustwording in de samenleving op gang. We hadden zo allemachtig veel mensen in de ziektewet en WAO dat de overheid dit probleem niet alleen kon oplossen. De sociale partners, werkgevers en werknemers, moesten zich beter organiseren. Een bestuurlijk-wetgevend aspect kan een impuls zijn voor de ontwikkeling van nieuwe waarden in samenleving, zonder iets voor te schrijven. Als minister-president Kok nu naar aanleiding van de dood van Meindert Tjoelker een oproep zou doen om het geweld in onze samenleving te keren, dan schept dat een verplichting naar het bestuurlijke apparaat, maar daar kan ook een oproep aan de samenleving als zodanig in zitten. Met een goedgekozen zin waarden in de civil society mobiliseren.’ ‘Een overheid moet uitstralen dat waardeontwikkeling in de civil society enorm belangrijk is. Mensen moeten bevestigd worden, empowered, niet alleen individuen, ook instituties en verenigingen.’

‘Economen klagen vaak: de arbeidsparticipatie is zo laag in Nederland. Ik vind dat onzin. We hebben een redelijk welvarend land en de voortdurende maximalisatie van het Bruto Nationaal Product is niet onze enige zorg. Dat is niet het hoogste doel. De overheid zou kunnen zeggen: “Wij vinden het voortreffelijk hoeveel tijd mensen kunnen en willen besteden buiten de markt. Wij zijn trots op dit land, want er zijn zoveel vrijwilligers en er wordt ook zoveel onbetaald gedaan.”