Home De geboorte van een oud en vadsig continent

De geboorte van een oud en vadsig continent

Door Michel Knapen op 13 maart 2013

06-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Europa, het oude continent dat geen staat en geen rijk is, krijgt een eigen grondwet. Kan dat wel, nu er zo veel volkeren samenleven, waartussen geen binding bestaat? Of is deze grondwet het begin van  the people of Europe ? ‘De grondwet is een vuist tegen Brusselse machten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een oud continent wordt herboren, en bijna niemand die ermee bezig is. Of: een nieuw continent verrijst – en weinigen zal dat echt iets zeggen. Dat continent is Europa, en de voltooiing ervan nadert. Vierhonderdvijftig miljoen mensen worden daarmee burgers van een grondgebied dat ze niet kennen en misschien niet willen kennen. Ze worden burgers van een continent dat zichzelf niet eens kent, dat geen overkoepelende taal en cultuur heeft, nauwelijks een gemeenschappelijke geschiedenis, geen herkenbare leiders en al helemaal geen helden op wie ze trots kunnen zijn. Voor die mensen wordt nu door moderne founding fathers, verenigd in de Europese Conventie, een Europese grondwet voorbereid, waarvan het eerste concept in juni zal worden gepresenteerd.

Eén grondwet voor alle Europeanen? ‘Met een grondwet kan een gemeenschap zich maken tot een politieke gemeenschap’, zegt Tom Eijsbouts, hoogleraar Europees constitutioneel recht aan de Universiteit van Amsterdam. ‘De grondwet symboliseert het moment waarop en het middel waarmee een gemeenschap zich bewust wordt van zichzelf en sluit het stadium van de voorbewuste gemeenschap – de markt – af. Met een eigen grondwet beschouwt Europa zich als een handelingsgemeenschap, als volwassen en verantwoordelijk. Verantwoordelijkheid is het centrale begrip in iedere constitutie.’

Met een grondwet wordt een nieuw begin gemaakt, zegt Alis Koekkoek, hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit van Tilburg en CDA-prominent. Europa treedt daarmee in een wereldwijde traditie – alleen Groot-Brittannië kent geen geschreven constitutie. Nederland kreeg de eerste grondwet in 1798, tijdens de Bataafse republiek en in de Franse tijd volgden er nog drie. De huidige grondwet gaat terug tot 1814/1815. Dat Europa geen staat is, is voor Koekkoek geen belemmering om toch een grondwet te maken: ‘Ook internationale organisaties hebben vaak een basisdocument, een constitutie.’


Nu is de komende grondwet zeker niet het eerste document over Europa. Toch biedt de Europese grondwet ontegenzeglijk meerwaarde. De twee factoren die voor iedere constitutie van belang zijn – het frame of government en de bill of rights – zijn nu nog verspreid te vinden in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EG-Verdrag. De Unie aanvaardt de beginselen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en heeft ook nog een niet-bindend Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met de Europese grondwet is voor de burger beter zichtbaar hoe de Unie is georganiseerd en zijn z’n rechten duidelijker verwoord. Alles staat bij elkaar en het is transparanter. De juridische kaders van Europa worden met deze grondwet in één document samengevat. De burgers kunnen een direct beroep doen op de grondrechten die in de Europese grondwet zijn omschreven.
 

Verbrokkeld

De totstandkoming van de Europese grondwet heeft een zeker kip-of-ei-gehalte: moet er niet eerst één volk zijn dat zichzelf de (grond)wet stelt, of kan met de grondwet het Europese volk juist worden gecreëerd? Volgens Eijsbouts is het de bedoeling van deze grondwet dat mensen worden betrokken bij het proces van Europese integratie. ‘Een grondwet splitst het amorfe historische “proces van eenwording” in twee temporele gedaanten. Ten eerste schept zij een herkenbare continuïteit, vastheid. Die continuïteit is voorwaarde voor begrijpelijkheid. Binnen die continuïteit schept de constitutie haar eigen momenten van scherpe discontinuïteit, gemarkeerde verandering. De belangrijkste daarvan is machtswisseling op basis van verkiezing. Zulke discontinuïteit of in gewone taal nieuws, is voorwaarde voor belangstelling van de mensen.’ Zowel continuïteit als discontinuïteit – begrijpelijkheid en belangstelling – moeten zorgen voor een grotere betrokkenheid van burgers bij Europa.

Maar gaat dat ook lukken? De ‘geboorte’ van het Europese volk verloopt immers uiterst moeizaam; zeker als je het vergelijkt met de totstandkoming van de Amerikaanse constitutie, eind achttiende eeuw. Die kwam dan ook op een gelukkig moment, zegt de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie Paul Cliteur. ‘Het was de geboortestonde van Amerikaanse staat, men had een grote wens om te komen tot een federatief verband. Daar zat iets in van vernieuwingsdrang. Europa echter is oud, vermoeid, decadent en vadsig.’

Het is vaak gehoorde kritiek: Europa is te sloom, te bureaucratisch. Het continent mist daadwerkelijke politieke daadkracht, omdat het maar niet tot een eenheid kan komen. Europese burgers voelen zich niet betrokken bij besluitvorming in Brussel – dat juist daardoor als een anonieme macht wordt voorgesteld. Maar juist in dat laatste ziet Eijsbouts kansen tot succes voor een Europese grondwet. Een grondwet is nodig als een volk zich tegenover een macht gesteld ziet. Eijsbouts: ‘Het volk kritiseert die macht, daagt haar uit. Europa heeft echter geen volk, alleen een macht. Hoe moet je de burgers mobiliseren om die macht in te dammen? De beste manier om dat te bereiken is het volk te tiranniseren. Dan komt het vanzelf in opstand en dan heb je betrokkenheid. Maar dat is natuurlijk niet acceptabel. Dus moet je andere manieren zoeken om de macht te beperken, en één daarvan is dat je ‘iets’ gaat constitueren. Dát doet je als je een grondwet, een constitutie maakt: iets maken.’ Constitueren is de daad iets te maken, en dat ‘iets’ is Europa, inclusief het Europese volk. Dat nieuwe, geconstitueerde volk kan beter een vuist maken tegen de Brusselse machten dan afzonderlijke volkeren.

Maar kan een burger van de Europese Unie die zich onderwerpt aan de Europese grondwet zich ook Europees burger gaan voelen? Cliteur. ‘We voelen ons nog niet onderdeel van het Europese genootschap, maar de grondwet kan hieraan wel een bijdrage leveren. Soms kunnen juridische instituties het gemeenschapsgevoel stimuleren. Maar áls dat gevoel er al is, maakt dat de vorming van een constitutie wel makkelijker.’


Dat is ook de stelling van Koekkoek: ‘Het Europese burgerschap moet zich geleidelijk gaan ontwikkelen. Dan kan als er één munt is of wanneer we bij verkiezingen kunnen stemmen op kandidaten uit andere landen. Het Europees burgerschap groeit als Europa beter zichtbaar is en de grondwet helpt daarbij. Het gevoel Nederlander te zijn was er in 1814 ook niet maar groeide pas in de negentiende eeuw. Daarvoor kende Nederland Zeeuwen, Hollanders en Geldersmannen. Het is de staat die het volk maakt.’
 

God in grondwet

Ook een formule, opgenomen in de zogeheten preambule van een constitutie kan zorgdragen voor een bindend element tussen burgers, etnische groeperingen en volkeren die een grote afstand tot elkaar ervaren. De Amerikaanse constitutie spreekt heel plechtig van we the people. Is dat ook weggelegd voor Europa? Eijsbouts: ‘In de VS had iedere staat zijn eigen volk. De makers van de grondwet in 1787 wisten niet in wiens naam ze die tekst moesten schrijven en zetten toen maar neer, als trouvaille: we the people. Het werkte: in de loop van de tijd is The people of the United States werkelijkheid geworden.’ In Europa, met honderd keer zoveel mensen, moet het wat bedachtzamer en mag de tijd wat langzamer lopen, meent hij.

Het zal nog een hele zoektocht zijn om de Europese grondwet te voorzien van zo’n dragende formule. Voorbeelden daarvan, op nationaal niveau, zijn er te over. De Duitse grondwet spreekt in de preambule van ‘in verantwoordelijkheid voor God en de mensen’. Ierland verwijst naar de Most Holy Trinity, de heilige drie-eenheid. De Amerikaanse constitutie kent geen verwijzing naar God, de Declaration of Independence verwijst naar the creator. De Amerikanen benadrukken verder life, liberty en happiness en de Fransen liberté, égalité, fraternité. De Nederlandse grondwet kent overigens geen preambule.

Een symbolisch of emotioneel appèl is volgens Eijsbouts niet nodig, maar zou wel bijdragen aan de acceptatie van het Europese burgerschap. ‘Er is geopperd om het geloof in God als bindend element in de grondwet te krijgen, maar dat is tijdens de Top van Brussel afgewezen. De verwijzing naar het christendom werkt eerder uitsluitend, nu er zo veel moslims in Europa wonen. Wel zou het belang van de menselijke waardigheid of de vrede benadrukt kunnen worden. Europa is immers ooit opgericht om oorlogen op dit continent te voorkomen, maar van die gedachte is voornamelijk de hoop op de markt beklijfd: zolang het geld rolt, vliegen er geen kogels rond. Het begrip solidariteit in de preambule verwerken is ook mogelijk, maar dat is in Europa niet bepaald bevorderd. Solidariteit, in de bres springen voor de ander hoort vanouds bij een bondgenootschap, zoals de NAVO maar Europa is nog niet eens een bondgenootschap. We kennen een lage graad van solidariteit.’
 

Arrogant

Ook Cliteur zoekt naar een passende preambule. Lastig is dat, nu er twee grote bronnen van Europese beschaving zijn: de joods-christelijke en de antiek-humanistische. ‘En als derde kan de islam worden genoemd.’ Cliteur toont zich voorstander van revitalisering van de antieke cultuur. ‘De Romeinen wisten al hoe ze mensen met verschillende achtergronden konden laten samenleven. Ze waren heel succesvol in het naast elkaar laten bestaan van religieuze denominaties en daarmee zijn ze eigenlijk de grondleggers van de multiculturele samenleving.’ Verwijzen naar de christelijke God getuigt volgens hem van een ‘arrogante pretentie’. ‘De christelijke God kan niet het uithangbord van de Europese beschaving zijn.’ Beter zou zijn om de scheiding van kerk en staat op te nemen als kernpunt van de Europese grondwet. ‘Het succes van het Westen is te danken aan een cultuur die de religie aan banden heeft gelegd. Niet door deze te verbieden, zoals Stalin deed, maar wel door de godsdienst te verwijzen naar de privé-sfeer.’

De scheiding van kerk en staat ziet CDA’er Koekkoek niet zitten. ‘Dat hoef je niet apart te vermelden als er al vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling is. Bovendien: moet Engeland dan de staatskerk afschaffen? Dat lijkt me een zinloze exercitie.’


Wát het Europese volk constitutioneel zal binden, vindt Koekkoek niet zo van belang – als er maar een ruime meerderheid voor is ‘want anders ga je anderen gewetensdwang opleggen’. De Duitse formulering ‘in verantwoordelijkheid voor God en de mensen’ vindt hij wel mooi, omdat zij een beroep doet op het geweten van mensen, gelovigen en ongelovigen. Hij aarzelt wel of zo’n preambule gaat lukken. ‘Met name Frankrijk, met zijn scherpe scheiding van kerk en staat, zal zich ertegen verzetten.’ Hoe dan ook: een betuiging van afhankelijkheid, van gebondenheid aan een hogere macht is volgens hem wel verstandig. ‘Want ook the people kan ook wel eens op een dwaalspoor geraken’.

Habermas en Derrida op de barricaden – kritiek uit Oost-Europa
Dat tijden van nood onverwachte bedpartners oplevert, blijkt uit een uitgekiende mediaputsch van Jürgen Habermas en Jacques Derrida. Beide filosofen publiceerden een brief in de Frankfurter Allgemeine Zeitung waarin een ‘visie’ voor een nieuw Europa – of althans de aanzet daartoe – wordt gepresenteerd. Tegelijkertijd publiceerden, op verzoek van Habermas, andere vooraanstaande intellectuelen stukken in diverse Europese kranten (zie de rubriek Doxa). Vooral de timing was perfect: tijdens de G8-top in Evian en de bijeenkomst van de Europese Conventie in Brussel, waar onder andere de Europese grondwet op het programma stond.

De liaison tussen Habermas en Derrida lijkt zo onverwacht, omdat beide denkers in het verleden menig conflict hebben uitgevochten. Zo noemde Habermas zijn Franse collega ooit een joodse mysticus, wiens werk getuigt van irrationele, nihilistische politieke sympathieën. En het is inderdaad moeilijk voorstelbaar hoe je Derrida’s differentiedenken – ondermeer geworteld in Nietzsches radicaal perspectivisme – op één lijn zou moeten krijgen met Habermas’ ongeschokte vertrouwen in de rationaliteit van de mens en de mogelijkheid van een eerlijke, belangeloze communicatie. Maar beide filosofen hebben al sinds enkele jaren de strijdbijl begraven, en delen nu ook – blijkt uit het artikel – daadwerkelijk een gezamenlijke politiek-filosofische inspiratiebron: de ‘kantiaanse hoop op een mondiaal binnenlands beleid’. Bovendien is er een uiterst actuele aanleiding om de handen ineen te slaan: we leven immers écht in tijden van nood, gekenmerkt door een in het artikel omschreven ‘verontrustend gevoel van radeloosheid’. Was daar immers niet het verraad van de beruchte bende van acht Europese landen, waaronder vijf uit Oost-Europa, die een loyaliteitsverklaring opstelde aan het adres van Bush? Was deze splijtzwam niet één van de redenen waarom Rumsfeld de Frans-Duitse diplomatieke weerstand in aanloop van de oorlog tegen Irak kon afdoen als ‘old Europe’? Maar bovenal: moet er niet hoognodig iets gedaan worden aan het hegemonistische unilateralisme van de VS? En is Europa, dat volgens Habermas en Derrida het hegemonistische tijdperk van ‘grote rijken en kolonies’ achter zich heeft liggen en daarvoor in de plaats een postnationale constructie heeft omarmd, niet het aangewezen continent om dat te doen? Zo ja, dan is het zaak een eensgezind en krachtig buitenlands beleid te volgen – de diplomatieke barricaden op.

Alle goede bedoelingen ten spijt, de reacties op de brief zijn – ook in Europa – verrassend negatief. Op de eerste plaats circuleerde al snel het gerucht dat Derrida weinig méér aan de brief had toegevoegd dan zijn handtekening. Inderdaad geeft Derrida, in een authentiek ogende verklaring op het internet (www.aldiborontiphoscophornio.blogspot.com), toe dat de tekst van Habermas is, aangezien hij om ‘persoonlijke redenen’ geen tijd had zelf wat toe te voegen. Maar dat neemt niet weg dat hij de gedachten van Habermas – een nieuwe Europese politieke verantwoordelijkheid die elke vorm van eurocentrisme overstijgt – wel degelijk ondersteunt.

De inhoudelijke kritiek op het Derrida-Habermas-stuk is venijniger. In de Duitse kranten overheerst de opvatting dat het stuk niets nieuws zegt, of op zijn hoogst getuigt van ressentiment ten opzichte van de Verenigde Staten: een herbewapening van het Europese machtsblok, toegedekt onder nota bene een kosmopolitische vlag. Met name de opmerking dat een ‘kern-Europa’ (lees: de oude lidstaten) de voortrekker zou moeten zijn van een versterkt Europa, heeft vooral bij Oost-Europese denkers kwaad bloed gezet. Dat bij deze onderverdeling  het kosmopolitische gedachtegoed van Kant wordt aangehaald, is contradictoir – schrijft politicoloog Jos de Beus in NRC Handelsblad: ‘Hun kantiaanse hoop op insluiting van iedereen gaat gepaard met een uitsluiting van noordelijke lidstaten, oostelijke lidstaten en zuidelijke lidstaten.’



De Hongaarse schrijver Péter Esterházy gaat in de Süddeutsche Zeitung nog verder, en beschrijft uitstekend het gevoel van veel Midden- en Oosteuropeanen over de uitbreiding van de EU: achter de zogeheten ‘kosmopolitische’ geest van Europa schuilt een paradox. Niet meedoen is je eigen failliet tekenen, wél meedoen is jezelf overleveren aan een uitgebreid Brussels eisenpakket. ‘Nu hebben we dit kern-Europa als locomotief van de avantgarde, de deuren van de trein zijn open, weliswaar uit eigen belang,  en wij kunnen, ook uit eigen belang, op deze trein springen. Dat is een mooi beeld (…) Ik vind het alleen een probleem dat de rails al is gelegd.’
 
Leon Heuts
 
Alle artikelen en brieven zijn op de websites van de bovengenoemde kranten te vinden. Onlangs verscheen Philospohy in a time of terror: dialogues with Jürgen Habermas and Jacques Derrida, uitg. University of Chicago Press ( $ 17,50 via Amazon.com)

 

‘Europa is een stad’
Als Europa, dat met de toetreding van tien nieuwe lidstaten uitgroeit tot een lap grond dat 25 landen omvat, eenmaal ‘af’ is, hoe kan het continent dan worden benoemd? Een staat? Een rijk? De staat is de meest moderne vorm van politieke organisatie, het rijk is de oudste vorm en is losser van aard en vooral groter.
Kan Europa worden gezien als een losse verzameling van landen, dus als een rijk? ‘Die neiging bestaat’, zegt Tom Eijsbouts. ‘Anderen zien Europa weer als een staat of een staat in wording, en de komende constitutie draagt bij aan die gedachte. Maar Europa is geen staat. De lidstaten zijn soeverein, dus het is ondoenlijk om het staatsmodel op Europa toe te passen.’
Eijsbouts ziet Europa liever als een stad, als een civitas. ‘Wie de stad eenmaal losdenkt van zijn ruimtelijke kernachtigheid, ziet direct dat juist de stad altijd vatbaar is geweest voor democratie. De democratie is in de stad uitgevonden én wordt er uitgevoerd. Het is de stad die de burgers een eigen rol kan laten spelen, en geeft niet alleen de macht die rol.’ Dat moet het perspectief zijn van Europa, een continent dat nu alleen nog maar macht kent, en geen volk.

 
‘Er is geen intellectueel debat’
Waar ooit het denken over constituties en staatsvorming een liefhebberij was van filosofen – denk aan Plato, Aristoteles, Solon, Augustinus – is het nu het speelveld van politici die in hun nadagen moeten worden beziggehouden.

Zelfs in het Amerika van de achttiende eeuw wordt het voorwerk verricht door intellectuelen als Jefferson, en debatteren ‘gewone burgers’ heftig mee. Hoe anders is het nu, klaagt Paul Cliteur. ‘Zelfs de staatsrechtwetenschap laat het schromelijk afweten. Daarom is er geen mooi uitgewerkt plan over de hoofdlijnen van de constitutie. Er wordt wat gepriegeld over details, er worden taxaties geuit over kansen en toekomstmogelijkheden en zeker in Nederland leeft het idee: wat kunnen wíj nou als klein land bijdragen? De academische elite zou de moeite moeten nemen mee te debatteren. De Federalist Papers van Hamilton, Madison en Jay en Leviathan van Hobbes zouden onder hun hoofdkussen moeten liggen.’
 

De highlights van een continent
Mei 1950           Het plan-Schuman staat aan de basis van de huidige Europese Unie
1957                    Verdrag van Rome: stichtingsakte van de EG
1986                    Europese Akte: interne markt moet zijn voltooid op 31 december 1992
1992                    Verdrag van Maastricht: oprichting van de Europese Unie
1997                    Verdrag van Amsterdam
Februari 2001      Verdrag van Nice
December 2001   Top van Laken: de weg naar de Europese grondwet wordt geopend

Februari 2002      Start van de Europese Conventie, onder leiding van Giscard d’Estaing
Lente 2004 Verdrag van Rome: constitutioneel verdrag van de Unie
1 juli 2004           Nederland wordt voorzitter van de EU