Home Connie Palmen & Christien Brinkgreve: Talent voor vriendschap
Liefde

Connie Palmen & Christien Brinkgreve: Talent voor vriendschap

Twee vriendinnen over hun vriendschap: Connie Palmen, schrijfster en filosofe, en Christien Brinkgreve, hoogleraar sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. ‘Talent voor vriendschap begint met het erkennen van je afhankelijkheid van de ander.’

Door Frank Meester en Maarten Meester op 25 juni 2008

Connie Palmen Christien Brinkgreve vriendschap Ron Zwagemaker beeld Ron Zwagemaker

Twee vriendinnen over hun vriendschap: Connie Palmen, schrijfster en filosofe, en Christien Brinkgreve, hoogleraar sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. ‘Talent voor vriendschap begint met het erkennen van je afhankelijkheid van de ander.’

06-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Ver voor al het gefilosofeer over de vriendschap is er het lichaam. Preciezer: de schoot. Terug naar 14 februari 1995. Op die dag gaat niet alleen Connie Palmens boek De vriendschap naar de drukker, ook sterft Ischa Meijer, haar toenmalige liefde. Hoewel haar familie en intieme vrienden zich om Palmen heen hebben verzameld, springt ze op schoot bij Christien Brinkgreve, die ze nog nauwelijks kent.

Palmen: ‘Ik deed dat intuïtief. Ik dacht: daar ga ik zitten, daar ga ik huilen. Dat heb ik ongeveer zeven jaar gedaan.’

Brinkgreve: ‘We hadden elkaar al wel vaag leren kennen via onze mannen, Ischa en mijn echtgenoot waren oude vrienden. Ik was stomverbaasd toen ik Connie voor het eerst meemaakte. Ik zat met het clichébeeld van de jonge, moderne vrouw in mijn hoofd – een en al bindingsangst, zo geëmancipeerd dat ze de liefde als een valkuil ziet. Maar zo liefdevol als Connie naar Ischa keek. Haar grenzeloze overgave. Pas naderhand besefte ik dat die ook paste bij het personage van De wetten. Na Ischa’s dood stelde ik haar voor dat ze elke maandag bij ons kwam eten. Ik dacht: dat doet ze vast niet, want ze heeft vrienden die veel interessanter zijn dan ik.’

Palmen: ‘Voor mij waren die maandagavonden levensreddend, ik kan het niet kleiner maken. Vertrouwd, prettig, veilig, warm. Mijn basisvriendschap met Christien heeft te maken met haar liefheid, haar zorgzaamheid. Alleen zet ze je niet klem met haar zorg, zoals sommige vrouwen doen. Als die met een taartje komen aanzetten, voel je het mes op je keel. Je weet: voor deze taart ga ik bloeden! Niets van dat alles bij Christien.

De enige manier om de vriendschap te onderhouden, met onze drukke levens, was om die te ritualiseren. Vandaar die maandag. Nu hebben we een ander ritueel. De grote verandering kwam namelijk toen ik Hans [van Mierlo, red.] ontmoette, mijn nieuwe geliefde. Hij bracht zo’n druk leven mee dat ik te weinig lege avonden overhad. En eenzaamheid is een voorwaarde voor mijn geluk. Daarom zien Christien en ik elkaar nu maandelijks, bij de schoonheidsspecialist. We liggen naast elkaar, kreunen wat, slapen wat, worden gekneed en gemasseerd. Een speciaal soort intimiteit.’

Brinkgreve: ‘We hebben nu ook een noodplan. Als een van ons het woordje “kom” mailt of sms’t, komt de ander direct.’

Aristoteles onderscheidt drie soorten vriendschap: omwille van geluk, van genot en van zichzelf. Wat voor soort vriendschap hebben Palmen en Brinkgreve?

Palmen: ‘Ik vind onze vriendschap zeker genotvol. Toch kies ik “om zichzelf”. Dit is de eerste vriendschap die ik gelukt vind.’

Brinkgreve: ‘Een onmogelijke keuze. Ik houd van Connie om haarzelf, ik vind onze vriendschap genotvol én nuttig. Niet dat Connie een kastje voor me timmert, maar ze schenkt me wel inzicht. Vriendschappen die geen zelfinzicht geven, hebben voor mij minder waarde.’

Palmen: ‘Zelfinzicht. Het spannende aan een vriend is dat je hem of haar begrijpt vanuit jezelf, vanuit je eigen kwellingen en wonden. De wond die Christien en mij bindt, is groter dan ik eerst dacht. Mijn wond komt voort uit mijn jeugd. Omdat ik zo weinig mensen vond aan wie ik me kon hechten, heb ik vriendschap lange tijd verward met liefde. Dus vriendschap moest voor mij totaal zijn.

Inmiddels weet ik dat vriendschap een andere keuze is dan liefde. Op het moment dat de verliefdheid gaat liggen en je bewust besluit met iemand je leven te delen, besluit je ook dagelijks voor elkaar te zorgen. Dat laatste aspect ontbreekt bij vriendschap. Ik denk wel dagelijks aan Christien, maar ik zal pas voor haar zorgen als er een appèl komt. Ik hoef niet elke dag te denken: heeft ze haar doperwtjes op? Dat denk ik voor Hans wel.

Hoe dan ook, doordat ik lang vriendschap niet van liefde kon onderscheiden, ben ik in mijn vriendschappen nog altijd te bezitterig, op een krampachtige manier trouw. Terwijl Christien juist veel wantrouwiger is in de vriendschap dan ik. Ze is bang voor verlies. Dus moet ik omzichtig omgaan met haar hart, doseren. Ik herinner me dat ik vanuit Frankrijk acht uur lang als een gek heb gereden om bij haar te kunnen zijn toen ze haar verjaardag vierde in Amsterdam. Ze deed de deur open en begroette me uiterst koel.’

Brinkgreve: ‘Ik kon niet geloven dat je zo’n eind had gereden om op mijn verjaardag te kunnen komen, kon dat niet zo snel in me opnemen. Later zei jij: “Je was verschrikkelijk, keek me aan alsof ik een vreemde was.” Toen dacht ik: zo kan ik dus zijn.’

‘Sommige, de meest menselijke zaken spelen zich alleen maar tussen mensen af, niet in mensen afzonderlijk. Liefde, respect, bewondering, betekenis hebben alleen maar plaats in een tussenruimte, in dat onzichtbare iets wat door een verbintenis geschapen wordt. Ergens anders bestaan ze niet. Het meest menselijke kun je alleen maar weggeven en ontvangen.’
(Connie Palmen, De vriendschap)

Palmen: ‘Daar ben ik het nog steeds mee eens. Het is natuurlijk een antihouding, tegen de idiote gedachte dat een mens zichzelf kan kiezen. Je identiteit ontstaat juist bij uitstek in de band die je met anderen aangaat. Je wordt jezelf in het contact met de ander, je leert jezelf dan pas kennen. Ik heb geen zelf als ik hier in mijn eentje aan de keukentafel zit, daarom doe ik dat waarschijnlijk ook zoveel. Ik hoef dan geen vrouw te zijn, geen Nederlander.’

‘Vriendschap sluiten, trouwen, dat is familie worden uit vrije wil.’
(Connie Palmen, De vriendschap)

Palmen: ‘Als ik onder familieleden ben, krijg ik ook een identiteit opgelegd, maar dat is de identiteit van mijn familie. Ik kies daar zelf niet voor. Voor familie heb je niet zelf gekozen en je kunt er niet vanaf komen. Familie verzwakt je daardoor, plaatst je onder de tirannie van je lot.

Vriendschap daarentegen is een gekozen verbintenis. Als ik ontevreden ben over een vriendschap, hoef ik maar een stap terug te doen naar het moment dat ik voor die persoon koos. Ik kan zeggen: het is mijn eigen schuld, deze vriendschap is stom, ik ga die nu veranderen. Familie blijft altijd familie, maar een vriendschap kun je verbreken. Daardoor draag je er zelf verantwoordelijkheid voor.’

‘Gemiddeld duurt een vriendschap zestien jaar. School, opleiding en verenigingen zijn de belangrijkste visvijvers waar vriendschappen ontstaan. De kans dat iemand in Nederland een vriend heeft van een opleiding is tien keer zo groot als de kans dat hij een vriend heeft uit een andere groepering, bijvoorbeeld werk of de buurt. In het buitenland is dat anders. In Hongarije worden de meeste vrienden op het werk gemaakt, en in Italië komen ze vooral uit de buurt.’
(Esta, ‘Vriendschap’, nr. 20, 2007)

Palmen: ‘Ik heb ook vrienden gemaakt op school. Maar ik kon zelf pas echt mijn vrienden kiezen op het moment dat ik geworden was wie ik wilde zijn: toen ik schrijver was. Natuurlijk is het toeval dat ik Christien heb leren kennen. Toch heb ik al honderd keer voor haar gekozen en moet ik dat steeds blijven doen.’

Brinkgreve: ‘Ja, onder de mensen die je toevallig ontmoet, kies je vrienden.’

Palmen: ‘Waarom heb ik gekozen voor die vriendschap met Christien? Waarom voel ik me bij anderen onveiliger? Dat zijn nu net die moeilijke zelfonderzoeken.’

Brinkgreve: ‘We hebben verschillende achtergronden. Langzamerhand hebben we verwantschappen ontdekt die op een ander niveau liggen. Dat heeft te maken met dochter zijn en zien hoe je moeder in de knel raakt, verdwijnt in de zorg voor anderen. We wisten alle twee: ik wil niet het leven leiden van mijn moeder! We hebben dat alleen anders uitgewerkt, al zagen we alle twee al vroeg in dat alleen de rede ons kon redden. Dat is onze grondverwantschap, iets waar we pas in de loop van de tijd achter zijn gekomen. Wat ons bindt, is het genot van het nadenken. Begrijpen, en daardoor greep krijgen op wat er rond je en met je gebeurt. Dat is de enige weg.’

Palmen: ‘Wij ontdekken elkaar door wat we doen, bijvoorbeeld doordat we lezen, schrijven en publiceren. Uit ons handelen leiden we de betekenissen van onze vriendschap af. Ik zou niet met Christien bevriend kunnen zijn als ze een domme secretaresse was die nooit las, iemand met wie ik niet kon discussiëren. Door wat we apart van elkaar doen en door wat we samen doen, zoals discussiëren, ontdekken we niet alleen de ander, maar toetsen we ook onze zelfbeelden aan elkaar. Daarin verschillen latere vriendschappen denk ik van jeugdvriendschappen. In je jeugd heb je een veel platonischer beeld van de ander en van jezelf, dat nog niet getoetst is aan veel werkelijkheid. Je kunt dan nog een beeld van jezelf hebben als schrijver, zonder dat je ooit een letter hebt gepubliceerd. Het gaat meer om wat je denkt dan om wat je doet. Als je ouder bent, gaat het er niet om wat je denkt dat je bent, maar om wie je bent in de vriendschap.’

‘De vriendschapsrelatie verkeert in zwaar weer. Zij dreigt als sociale omgangsvorm ten prooi te vallen aan de actuele belevenismaatschappij. De huidige samenleving wordt gedomineerd door twee “idolen”: de mythe van de autonomie en de plicht tot geluk. […]


‘We leven in een consumptiemaatschappij waarin ook vriendschappelijke contacten hoe langer hoe meer gecommodificeerd [tot handelswaar gemaakt, red.] worden. Het gaat niet om de gezamenlijke beleving van werkelijk belangrijke zaken, maar om het gedeelde geluk van de belevenis.’

(Filosoof Joep Dohmen in Tegen de onverschilligheid)

Palmen: ‘Volgens mij moet je talent hebben voor vriendschap. En dat talent begint juist met het onderkennen van je eigen afhankelijkheid – daar begint elke vriendschap of liefdesbetrekking mee. Mensen die zogenaamd autonoom zijn, die glorieus ontkennen dat ze afhankelijk zijn van de aardigheid en de zorg van anderen, hebben geen vrienden nodig. Die varen wel bij vijanden, die breken voortdurend met mensen. Echt autonome mensen daarentegen kunnen zich juist goed binden.

Heeft Dohmen gelijk en verkeert de vriendschapsrelatie in zwaar weer? Om die vraag te beantwoorden, kun je bestuderen of de huidige samenleving dat talent voor vriendschap stimuleert. Ik denk van wel, in grote mate zelfs. Kijk eens hoe vrienden voor elkaars kinderen zorgen… Dat heeft waarschijnlijk te maken met het toch nog vrij nieuwe fenomeen van de voltijds werkende moeder. Haar vriendinnen werken ook. Ze weten hoe ze elkaar daarbij kunnen helpen. Langzaam veranderen vaders in een ander soort vader, bedelen ze zichzelf een belangrijker plaats toe binnen het gezin, zorgen ze mee. Die mannen krijgen meer oog voor mannen die dat ook doen, zodat ze samen naar oplossingen kunnen zoeken.’

Brinkgreve: ‘Bij scheidingen zie je dat ook. Het belang van vrienden die je bijstaan, neemt daardoor enorm toe. Of dat niet juist bevestigt wat Dohmen zegt? Kun je daarmee zeggen dat vriendschap een waar is, die je bijvoorbeeld kunt vergelijken met kinderopvang: als ik mijn kind naar de crèche breng, kost dat geld. Daarom breng ik het maar naar mijn vriendin? Tja, alle vriendschap is gebaseerd op ruil. Maar of je daarom van commodificatie kunt spreken?’

Palmen: ‘Met die term doe je geen recht aan de complexiteit van vriendschap. Toch hoef je van mij geen mythe te maken van de vriendschap. Er is inderdaad sprake van een ruil. Maar is dat erg? Ik denk dat Dohmen zelf de mythische vriendschap wil behouden, hij heeft alles van een romanticus. Wat me niet verbaast, want alle mannen zijn romantici. Daar komt me toch een onzin uit voort! Vrouwen kunnen zich niet permitteren zo romantisch te zijn.’

Brinkgreve: ‘Je gaat niet alles in een contract vastleggen. Maar als je steeds soep voor de ander kookt en er niets voor terugkomt, houdt het op een gegeven moment op. Je hoeft vriendschap niet heilig te verklaren. De mythe dat vriendschap altijd belangeloos is – daar doen we niet aan. Ik geloof ook niet dat vriendschap nu gevaar loopt. Vriendschap is van alle tijden.

Ik denk wel dat mensen die het talent daarvoor missen het moeilijker hebben in deze tijd. Door de individualisering vormen we meer dan vroeger ons eigen netwerk. We laten ons leven steeds minder bepalen door de groep waarin we geboren zijn, door klasse, religie, buurt, sekse. De wil heeft terrein gewonnen op het lot en de traditie, om het op z’n palmiaans te zeggen. Dat heeft veel voordelen, maar het stelt ook eisen: je moet goede contactuele eigenschappen hebben, niet te asociaal of te somber zijn. Als je geen talent hebt voor vriendschap, ben je in deze tijd niet goed af.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.