Toen de kinderen nog klein waren, had ik er voor mijn gevoel al een halve dag op zitten als ik ’s ochtends op mijn werk arriveerde. Een fijn gevoel, dat niet voortkwam uit de hele riedel van het aankleden, te eten geven, wassen, verschonen en het wegbrengen naar school en kinderopvang, maar uit de vele spelletjes die je dan al had gedaan. Kiekeboe op het aankleedkussen, tjoeke tjoeke voor het ochtendhapje, kinderversjes opdreunen, dansen in de keuken, vele malen hetzelfde liedje, en vrolijk het huis uit.
Bij kleine kinderen is er nog geen grijs gebied: ze gaan zingend met je mee, of brullend.
Dat wordt anders naarmate ze zelfstandiger worden en hun eigen tassen inpakken en boterhammen smeren. Opgroeien is niet alleen autonomer worden, maar ook introverter. Als ouder krijg je met stemmingen te maken die je moet gaan interpreteren en in de meeste gevallen over je heen moet laten komen. Terwijl humeuren en zorgen een steeds groter deel uitmaken van je opgroeiende kroost, sta je als ouder steeds meer aan de zijlijn.
Maar in welke stemming we ook zijn, spelen blijft het beste humeurmanagement. Voor jong én oud. Toen ze uit de snottebellen en de luiers waren, kocht ik op een dag een tafeltennisnetje dat we over de keukentafel konden spannen. Een potje pingpong meteen na het ontbijt gaf iedereen het opgeruimde gevoel bonustijd aan de nieuwe dag te mogen toevoegen.
De doorbreking van het zinloze dagelijkse doel om weer op tijd de deur uit te zijn gaf sowieso al lucht aan het bestaan, maar het spel zelf voegde daar nog een dimensie aan toe. ‘Want het leven op zichzelf, louter het bestaan als zodanig, heeft inderdaad geen waarde,’ schreef Moritz Schlick in 1927. ‘Het leven bestaat uit beweging en actie, en als we er een zin aan willen geven moeten we dus zoeken naar activiteiten die hun eigen doel en waarde in zich dragen.’ En dat doet de activiteit van het spel.
Het begint bij een willekeurige set van regels, een afgebakende ruimte, vooraf afgesproken middelen, en heeft geen ander doel dan het spelletje zelf. Kortom, een veel betere representatie van het bestaan zelf krijgen we niet. En zodra we dit inzien, zien we waarom we van kunst houden, pimpampetten en woordgrappen maken. Niet om het leven wat op te fleuren, maar om het leven zelf te leven.