Home Camus leert me leven met het absurde
Existentialisme

Camus leert me leven met het absurde

Door Jannah Loontjens op 26 november 2018

Camus leert me leven met het absurde
Cover van 12-2018
12-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Albert Camus zag in dat het leven absurd is, maar dat je er desondanks interesse voor kunt hebben. Dat maakt Jannah Loontjens vrolijk.

Ook ik ken dagen waarop ik denk: waartoe dient dit allemaal? Opstaan. Knoopjes dicht. Rits omhoog. Nadenken over wat te eten. Elke dag weer. En wat ben ik toch aan het ploeteren en aan het ijveren – om een volgende roman te schrijven, nog een essay. Waarom zou ik? Een moeilijk te beantwoorden, volgens sommige mensen zelfs onzinnige vraag. Maar de Franse filosoof Albert Camus vindt dit de belangrijkste filosofische vraag die je jezelf kunt stellen.

Zijn boek De mythe van Sisyphus opent met de regels: ‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden.’ We doen uit gewoonte wat het leven van ons vraagt, maar in zichzelf zijn al die handelingen betekenisloos en belachelijk, meent Camus. Hij noemt dit het besef van het absurde. Ja, dat is precies wat ik ook voel: het leven is absurd.

‘Opstaan, de tram, vier uur kantoor of fabriek, eten, de tram, vier uur werken, eten, slapen en maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag en zaterdag, steeds in hetzelfde ritme – deze routine vult gemakkelijk het grootste deel van het leven’, schrijft Camus. ‘Maar op zekere dag rijst het “waarom” op, en met deze moeheid, waarin zich verbazing mengt, neemt alles een aanvang.’ In deze verbazing ontwaakt het bewustzijn. Dit is geen aangenaam ontwaken; je bekijkt het leven en vindt het totaal zinloos. En aan dit belachelijke bestaan komt alleen een einde in de al even zinloze dood.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat ook absurd is, is dat je als mens de mogelijkheid hebt te reflecteren, maar dat je juist berusting voelt als je niet al te veel nadenkt. Zodra je naar verheldering en inzicht zoekt, stuit je op het onverklaarbare, dat je vooral doet inzien hoe bizar dit bestaan toch eigenlijk is. De absurditeit bestaat uit vele tegenstrijdigheden: het is absurd dat de dood je zomaar kan overvallen, absurd dat we niets van de dood weten; het is absurd dat we kunnen denken, maar dat wezenlijke vragen ons juist op de grenzen van het denken doen stuiten. Het is absurd dat we voelen dat we een wil hebben, dat we ons ‘vrij’ willen voelen, maar dat we juist in dit verlangen op beperkingen, mislukkingen en onvermogen stuiten.

Vluchten

Ieder mens zoekt naar een eigen oplossing om deze tegenstrijdigheden te accepteren. Velen vinden rust in religie of zoeken naar andere manieren om aan het denken te ontsnappen: meditatie, mindfulness, landschapschilderen. Zelf vlucht ik in het schrijven van verhalen, in literatuur en observaties die mijn verbeelding in beweging brengen. Zo gesteld klinkt het alsof het besef van de absurditeit een luxefenomeen is. Sleur en het besef van doelloosheid kunnen inderdaad een resultaat van welvaart zijn, maar mensen in oorlogssituaties of in extreme armoede worden juist extra hevig geconfronteerd met de zinloosheid van het bestaan.

Als hij een boom of een kat was geweest had Camus geen last gehad van de vraag naar de zin van het leven, stelde de filosoof. ‘Dan wás ik deze wereld.’ Dieren en planten gaan in de wereld op, terwijl de mens zich door al dat denken en vragen tegenover de wereld stelt. ‘Juist deze bespottelijke rede brengt mij in verzet tegen de hele schepping’, schrijft Camus. Juist doordat wij denken en analyseren en willen weten en kennen, stellen wij ons ook de vraag naar de zin van dit alles.

Als er een zin van het leven bestaat, bevindt die zich volgens Camus buiten ons kennen. Maar wat hebben we er dan aan? Leven met ons vermogen om vragen te stellen betekent dat wij het absurde moeten laten leven. Dit kan zwaar zijn, je kunt er moedeloos van worden en geloven dat je net zo goed zelfmoord kunt plegen. Zelfmoord maakt inderdaad een einde aan dit ridicule leven, maar zo’n daad is op zichzelf net zo absurd. Camus komt tot de conclusie dat het er uiteindelijk om gaat interesse te voelen voor de bizarre vertoning van het menselijk bestaan. Dit is een conclusie die me vrolijk maakt.

Theorieën of religies kunnen je misschien troosten op momenten van wanhoop en radeloosheid, maar ze verzwakken je ook. Ze bevrijden je namelijk van het gewicht van je zorgen, en het is juist de bedoeling dat je dat gewicht zelf draagt. Juist in datgene wat moeite kost, ligt namelijk een uitdaging. Ellende en ontmoediging zijn op zichzelf natuurlijk geen plezier, maar juist de strubbelingen in je leven maken je bewust van het absurde schouwspel dat het leven is. Ik begrijp heel goed wat Camus bedoelt als hij schrijft dat hij er geboeid naar kan kijken. De interesse in onverklaarbare tegenstrijdigheden en de uitzichtloosheid van het bestaan is niet altijd aangenaam, maar in de verwondering die ermee gepaard gaat vind ook ik een vorm van begeestering.

 

Sisyphus

Als Camus naar Sisyphus verwijst als de absurde held, is dit natuurlijk omdat Sisyphus een doelloze taak verricht, maar tegelijkertijd is hij juist geïnteresseerd in het moment waarop Sisyphus even rust heeft. Het moment waarop de steen naar beneden rolt en de tragische held op zijn gemak omlaagkuiert. In deze adempauze zal hij zijn lot overdenken en zal de absurditeit van zijn situatie telkens opnieuw tot hem doordringen. Terwijl hij al weet dat de steen weer van de berg af zal rollen, zal Sisyphus toch al zijn krachten inzetten om hem weer omhoog te duwen. Dit is de situatie waarin wij ons allen bevinden; elke dag herhalen we handelingen die ons nergens brengen. En toch, stelt Camus, moeten we ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen. De strijd is op zichzelf ‘voldoende om het hart van een mens te vullen’.

Tijdens het lezen herinner ik me de woorden van een vriendin, die na een zware operatie ontwaakte en door het ziekenhuisraam een grauwe herfstlucht zag. Grijze wolken tegen een grijze lucht. Het eerste wat ze dacht was: wat een geluk dat ik dit kan zien. Hollands hondenweer bekijken, regen die triest langs de ruiten strijkt – het was voor haar plotseling een gelukzalige beleving. Zolang je leeft, kun je observeren en aanschouwen. ‘Denken betekent opnieuw leren zien, het bewustzijn leiden en van elk beeld iets bevoorrechts maken’, meent Camus.

Ik kan me goed vinden in deze interesse in het doelloze. Ja, ik kan me terneergeslagen voelen, maar al dat zinloze geploeter interesseert me wel degelijk. Eerder noemde ik het schrijven een vlucht, maar tegelijkertijd is het juist in het schrijven dat ik mezelf met dit rare, absurde leven geconfronteerd zie. Werken aan een verhaal of aan een roman brengt mij geen antwoorden, maar het is wel een poging om de eigenaardigheid van ons samenzijn, onze tijdgeest en dagelijkse gewoontes te portretteren. En ik geef toe: hierin vind ik momenten van intense voldoening.