Als journalisten zich afvragen wie, nu Mulisch, Reve en Hermans zijn overleden, de nieuwe grote drie van de Nederlandse literatuur zijn, valt steevast de naam Arnon Grunberg. Zijn nieuwe roman, Huid en Haar, is goed ontvangen en prijkt hoog in de toptienlijsten, zijn eerdere boek Tirza is verfilmd en trekt volle zalen. Overigens meent Grunberg zelf dat je niet af moet gaan op hoge verkoopcijfers, maar op lage. In zijn dagelijkse voetnoot op de eerste pagina van de Volkskrant raadt hij lezers aan bij de boekwinkel te vragen naar de slechtst verkopende boeken en die eens te lezen. Voor zijn columns en boeken reist Grunberg de hele wereld over. Zo deed hij verslag van zijn werk als hotelmeisje in een Beiers hotel en schreef hij over zijn verblijf bij het Nederlandse leger te Afghanistan.
Wat kan ik weten?
‘Een roman kan je iets te weten laten komen. Ik begrijp wel dat het verdacht is om als romanschrijver de roman te verdedigen. De openhartchirurgie, behoeft geen verdediging. De roman wel. Net als het hoofdpersonage Roland Oberstein uit mijn laatste boek Huid en Haar is menigeen van oordeel dat fictie larie is, mooischrijverij voor huisvrouwen. Ik denk dat de roman ons aspecten van het menselijk leven kan laten zien die je niet zo gemakkelijk ergens anders vindt. De socioloog laat een heleboel mensen vragenlijstjes invullen en kan daardoor uitspraken doen over de gedragingen van de mens in het algemeen, de romanschrijver toont juist de uitzondering, het bijzondere. Ik zie de roman daarom als onderdeel van de menswetenschappen. Wat dat betreft sta ik in de traditie van een negentiende eeuwse naturalist als Emile Zola die met zijn realistische beschrijvingen van het menselijk leven probeerde wetenschap te bedrijven, alleen denk ik dat absurdisme veel naturalistischer is dan zijn zogenaamde realisme. Natuurlijk probeert de schrijver meer dan de wetenschapper ook iets moois te maken, maar de schoonheid kan niet op zich staan, die is bijna altijd functioneel. Romans gaan over sociale vraagstukken. Fictie wil iets wezenlijks van het leven laten zien: waarheid moet de inzet zijn.’
Wat moet ik doen?
‘De schrijver zou niet in dienst moeten staan van een ideologie of een geloofsrichting. Alleen is dat helaas vrijwel onmogelijk, want je schrijft altijd vanuit een wereldbeeld. Je bent nu eenmaal ergens geboren, je hebt een bepaalde culturele achtergrond. Maar je kunt wel proberen daaraan te ontsnappen. Je kunt tussen verschillende culturen leven door in verschillende werelden te verkeren. Dat maakt je onafhankelijker en dat levert net een ander perspectief op de dingen. Ik denk trouwens dat steeds meer mensen zo leven. Militairen, diplomaten, artsen zonder grenzen zijn voortdurend van de ene wereld naar de andere aan het reizen. In Dubai, de stad van de toekomst, komt iedereen van buiten. Dat geldt natuurlijk ook ten dele voor New York.’
Wat mag ik hopen?
‘Dat we elkaar slechts een beetje kleineren. De mens, als individu, maar ook als groep, heeft voor het vormen van zijn identiteit een vijand nodig om zich tegen af te zetten. Daaruit kan een hoop ellende voortkomen, van ruzies tot vechtpartijen tot wereldoorlogen. Het zou mooi zijn als we dat noodzakelijke kleineren van de ander kunnen beperken tot een enkele sarcastische opmerking, hier en daar een beetje pesten of desnoods af en toe een klein tikje, maar meer niet. Dat is het beste waar we op kunnen hopen. Verhalen kunnen daar trouwens bij helpen. Ze kunnen die menselijke neigingen kanaliseren. In weekenden dat er in Amerika zeer gewelddadige films in première gaan, daalt het aantal misdrijven. Overigens moet je je daar als kunstenaar ook weer niet te veel op voorstaan. Dan word je de straatveger of zelfs de ontstopper van de menselijk goot. Als je kunst serieus neemt, kan ze ook gevaarlijk zijn. Te veel mensen beschouwen kunst als het ezeltje dat het humanisme voorttrekt.’
Wat is de mens?
‘De mens is een wezen dat rollen speelt. De beschaving duwt ons in een bepaalde rol en dwingt ons zo om veel van wat we zijn en willen te ontkennen. In de rol die we geacht worden te spelen, kunnen we lang niet alles kwijt. Daarom zijn mensen dol op rollenspellen. Dan kun je opeens dingen doen die je normaal niet doet, dan kun je even ontsnappen aan de identiteit die je hebt. Een samenleving die geen waardering meer heeft voor het spel, is een armoedige. Bijna alle sociale interactie is een vorm van spel met spelregels. Als ik je bij wijze van groet vraag: ‘hoe gaat het?’, verwacht ik dat je volgens de spelregels handelt en me antwoordt: ‘Goed’. Niets zo vervelend als iemand die dan eerlijk antwoordt: ‘slecht’. Die spellen structureren ons leven. Dat is beschaving. Maar het is ook een vorm van beschaving als je op verschillende manieren, bijvoorbeeld door verhalen, de mogelijkheid krijgt andere rollen te spelen.’