‘Eigenlijk weten we allang dat honden en mensen elkaar in wezen heel goed begrijpen. Vraag een willekeurige hondeneigenaar of diens hond in staat is op zijn of haar gemoedstoestand te reageren, en je krijgt waarschijnlijk een bevestigend antwoord. Dit onderzoek is een poging om dit vermogen van honden ook wetenschappelijk aan te tonen. In het experiment kregen de honden om verschillende redenen geen koekje. Soms lieten de onderzoekers de traktatie “per ongeluk” vallen, soms trokken ze deze opzettelijk terug en zeiden: “Haha!” Het bleek dat honden in beide situaties heel anders reageerden.
Volgens de onderzoekers laat dit zien dat honden een theory of mind hebben — het vermogen om gedachten en gevoelens aan jezelf en anderen toe te schrijven. Lang is gedacht dat alleen mensen dit kunnen. Steeds meer onderzoeken tonen echter aan dat veel dieren, zoals chimpansees, paarden en papegaaien, ook heel goed begrijpen wat er in anderen omgaat.
Een beperking van zo’n wetenschappelijke benadering is dat die heel antropocentrisch is. We veronderstellen eerst dat mensen een theory of mind hebben en daarmee bóven alle andere dieren staan. Pas als experimenteel is aangetoond dat honden ook empathisch zijn, mogen ze bij de club. Dit is kenmerkend voor de fascinatie die in onze samenleving leeft voor rigoureuze grenzen tussen mens en dier.
Het idee van een theory of mind is sowieso heel vreemd. Het suggereert namelijk dat al onze interacties met anderen gebaseerd zijn op een rationeel proces: eerst worden we ons ervan bewust dat we zelf gedachten en gevoelens hebben, vervolgens schrijven we die toe aan anderen.’
Intuïtieve kennis
‘Fenomenologen bekritiseren dit idee. Zij stellen dat onze relatie tot anderen niet gebaseerd is op een theoretisch gedachteproces en onderzoeken hoe we de wereld ervaren.
Iedereen bestaat juist altijd al in interactie met andere menselijke en niet-menselijke dieren: we delen een wereld met elkaar. Dat betekent dat ik me niet eerst alleen bewust ben van mezelf en daarna pas van anderen. Als ik voor een open haard zit, ervaar ik tegelijkertijd dat de warmte van het vuur ook voelbaar is voor het hondje dat naast me zit. Als ik iemands gezicht zie vertrekken of een dier hoor janken, voel ik meteen al dat hij of zij pijn lijdt. In alles wat ik zie en doe is de ervaring van de ander al gegeven.
De interactie tussen mij en de ander is bovendien eerder lichamelijk dan theoretisch. We kunnen die daarom misschien het best vergelijken met een dans, waarbij we niet rationeel, maar met intuïtieve bewegingen op elkaar reageren.
Wat dit experiment met honden zo interessant maakt, is dat het wetenschappelijk vastlegt wat we op een intuïtief niveau al weten: dat honden en mensen een wereld met elkaar delen en op elkaar reageren. Maar als we deze intuïtieve kennis niet hadden gehad, was dit experiment waarschijnlijk nooit uitgevoerd.’