Home ‘Als arts vertrouw ik op het kind’

‘Als arts vertrouw ik op het kind’

Door Mirella van Markus op 22 juni 2010

Cover van 06-2010
06-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Ouders van een te vroeg geboren kindje durven vaak niet te vertrouwen op een goede afloop. ‘Wij proberen ervoor te zorgen dat ouders vertrouwen in hun kind krijgen’, vertelt neonatoloog Nikk Conneman. ‘Dan krijgt het kind zelf het vertrouwen om te overleven.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Als ik neonatoloog Nikk Conneman ontmoet in het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, laat hij mij vol trots zijn afdeling Neonatologie zien. Het is uitzonderlijk druk, er liggen achtentwintig baby’s. De jongsten zijn Emma en Floris, een tweeling, nu dertien dagen oud en geboren bij vierentwintig weken en zes dagen. Conneman: ‘De kleinste op dit moment weegt 530 gram en de allerkleinste die we ooit hadden en die het overleefd heeft was 420 gram bij de geboorte.’
‘De baby’s worden hier behandeld volgens de Nidcap-methode. Die methode gaat ervan uit dat de omgeving de ontwikkeling van de hersenen en het kind beïnvloedt. Omdat een te vroeg geboren kind nog in de baarmoeder hoort te zitten, nemen wij de baarmoeder als uitgangspunt. We kunnen de baarmoeder niet vervangen, maar proberen de omgeving zo in te richten dat die de ontwikkeling en de zelfregulatie van het kind ondersteunt.’

‘De baarmoeder is voor een baby een begrensde ruimte waarbinnen hij zich veilig voelt. Zodra een baby geboren wordt valt die weg. Wat we zien is dat te vroeg geboren baby’s die nieuwe ruimte niet vertrouwen omdat ze er nog niet rijp voor zijn. De enorme ruimte die ze voelen zodra ze een arm of been uitsteken, geeft hun een onveilig gevoel en daardoor stress. Ze blijven vaak hun armen en benen uitslaan om een begrenzing te vinden, om zo weer tot rust te komen, maar als ze maar blijven bewegen omdat de begrenzing er niet is, verliezen ze veel energie. Stress kost energie, terwijl ze die juist zo hard nodig hebben voor de ontwikkeling van de hersenen.’

‘Vertrouwen is voor een baby het gevoel van veiligheid. Wij proberen dat te creëren. Door middel van een speciale slaapzak met zachte begrenzing, die ook de handjes bij elkaar houdt. Met handdoeken creëren we een soort nestje waarin de baby ligt. Als een kind wakker wordt, staan er twee mensen bij zijn bed, die tijdens de verzorging observeren waar de baby behoefte aan heeft. Als een kind zijn hand uitstrekt, zorg je dat het jouw hand voelt. Met jouw handen creëer je zijn veilige wereld. Zo leert de baby vertrouwen op de omgeving, waardoor hij ontspant, veel slaapt en zich daardoor goed kan ontwikkelen.’

‘Dat vertrouwen moet iemand deze kinderen geven. Kinderarts, psychiater en socioloog Donald Winnicott zegt: “Er is niet zoiets als een baby, er is altijd een baby en iemand anders. Zonder die ander overleeft die baby niet.” Als je als kind het gevoel hebt dat er iemand van je houdt, dat er iemand voor je zorgt, dat er iemand altijd voor je is, dan weet je waarvoor je moet overleven.

‘Ik denk dat de ouders de meest constante factor zijn die dat kunnen bieden. Daarom zijn ouders vierentwintig uur per dag welkom op de afdeling. Voor ouders is het vaak heel moeilijk om zich te hechten aan het kind. Ze hebben de angst dat hun kind zal overlijden. Wij proberen ervoor te zorgen dat ouders vertrouwen in hun kind krijgen. We leren ze naar hun kind te kijken zodat ze hun kind leren kennen. Daarbij laten we ze zien wat hun kind goed doet en allemaal al kan. Ouders stimuleren we om met hun kind te “kangoeroeën” of te “buidelen”, waarbij de baby een tijdje op de naakte borst van de vader of de moeder gekoesterd wordt. Door rechtstreeks huidcontact voelt de ouder hoe het kind ademt en beweegt, en hierdoor neemt het vertrouwen in hun kind toe. Ze vergeten even de intensive care en de beademingsapparatuur, en kunnen samen genieten. Als het kind dat vertrouwen van de ouders ervaart, krijgt het zelf het vertrouwen om te overleven.’

‘Een collega vroeg zich af wat ik tegen een moeder had gezegd. Ze had het constant over mij. Op een dag vroeg hij het aan haar, waarop ze zei dat ik in haar kind geloofde. Toen ze net bevallen was, vroeg ze zich alleen maar af of het wel goed zou komen. Terwijl ik toen zei, zo vertelde ze: “Gefeliciteerd, wat een kanjer!” Als ik ervan uit zou gaan dat het niet goed zou komen, waar moet ik dan ’s ochtends mijn bed voor uit? Dat is mijn overtuiging: als ik er zelf geen vertrouwen in heb dat ik iets doe dat bijdraagt aan de gezondheid van een kind, waar begin ik dan aan?’

Mooie foetale houding

‘Als arts vertrouw ik op het kind. Ik kijk naar het kind en vertrouw op wat ik zie: een mooie kleur, goede spierspanning, een mooie foetale houding. Daarnaast vertrouw ik op mijn ervaring, mijn medische kennis, de statistiek en het feit dat ik geen onrealistische dingen vraag. Ik blijf observeren en aanpassen zodra dat nodig is. Als het niet lukt, ga ik bij mezelf te rade of schakel een collega in om mee te denken. Dat is het prettige van in een team werken: dat je elkaar vertrouwt en dat je met al die kennis bij elkaar een kind helpt.’

‘Tegelijkertijd is dat ook het moeilijke van het vak. Ouders vertrouwen op ons. Soms gaat het mis en overlijdt een kind omdat het niet lukt het door de intensive care-periode heen te helpen. Als dat gebeurt, is dat vreselijk, ook voor ons. Voor mij is het belangrijk dat je op die momenten samen bent. Dat de ouders beseffen dat zij en hun kind geen nummer zijn en dat het mij als professional ook pijn doet.’

‘Kate Owen, moeder van een vroeg geboren kind, heeft ooit gezegd: “Als een kind te vroeg geboren wordt is dat een trauma. Alles wat daarna gebeurt moet het vergroten van dat trauma voorkomen.” Ik hoop een omgeving te creëren waarin medisch het beste gedaan wordt en waarbinnen die familie een familie kan worden. Waarbinnen vader, moeder en kind van elkaar leren houden en vertrouwen in elkaar krijgen. Dat is het belangrijkste van mijn werk: dat kinderen met zo min mogelijk kleerscheuren uit deze periode komen en dus een heel waardevol leven kunnen hebben. Ik gun elk kind een zonnige dag op het strand. Dat je kind kunt worden, kind kunt zijn en een gelukkige volwassene; dat je met vertrouwen aan een goede toekomst kunt werken.’