Home Alicja Gescinska: ‘Een orakel kan nooit een goede filosoof zijn’

Alicja Gescinska: ‘Een orakel kan nooit een goede filosoof zijn’

Door Jeroen Hopster op 11 augustus 2014

Cover van 09-2014
09-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Filosofie is ergens toch de kunst van de twijfel. Kolakowski beheerste die kunst als weinig anderen.’ De Vlaams-Poolse filosofe Alicja Gescinska bewondert Kolakowski niet enkel omwille van wat hij dacht, maar vooral vanwege de manier waarop hij dacht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie was Leszek Kolakowski?
‘Ongetwijfeld de bekendste naoorlogse Poolse filosoof. Ideeënhistoricus, politiek filosoof, maar hij schreef ook over metafysica en antropologie. Een veelzijdig denker en geen one-trick pony die zijn hele carrière hetzelfde boek schrijft, steeds hetzelfde idee verder en dieper uitwerkt. Zijn bekendste werk is de driedelige Geschiedenis van het marxisme, waarin hij het hele arsenaal van marxistische filosofen fileert. Dat boek sloeg in als een bom. Kon je nog marxist zijn na lezing van dat boek? Ook schreef hij filosofische essays voor een breder publiek, maar altijd op hoog niveau. Hij was geen populist.’

Was hij een typisch Poolse denker?
‘Wat is dat, typisch Pools? Hij is gevormd door de oorlogstijd, het communisme in Polen, zijn verbanning uit Polen in 1968, omdat hij te kritisch was; dat heeft hem natuurlijk getekend als denker. Hij was een groot kenner van de Poolse literatuur: in volle oorlogstijd las hij als tiener, terwijl de bommen om hem heen vielen, de Poolse klassiekers. Ook dat tekende zijn denken. Maar Kolakowski heeft ook een groot deel van zijn leven in ballingschap doorgebracht, vooral in Oxford. Hij was een burger van de wereld, overal thuis, maar nergens ten volle. Zo kon hij zich nooit helemaal aanpassen aan de Engelse stijfheid. Een smoking dragen, dat vond hij vreselijk.’

Samen met Jacques de Visscher en Guido Vanheeswijck hebt u een essaybundel geschreven over Kolakowski. Daarin typeert u hem als een ‘vrolijke pessimist’. Kwam dat pessimisme voort uit zijn ervaring als oorlogskind en balling?
‘Zo lang hij zich kon herinneren beweerde Kolakowski al dat hij een pessimist was. Als kleuter al, dus nog voor de oorlog. Nog voor zijn moeder aan kanker stierf. Nog voor zijn vader geëxecuteerd werd door de Duitsers. Nog voor zijn leven als balling. Maar er is wel iets merkwaardigs aan zijn pessimisme: hij combineerde dat met een zekere vrolijkheid en een humor die je ook in zijn geschriften vaak terugziet. Hij vond de wereld een ongewoon droeve plek; er was weinig dat de mens hoop kon bieden. Maar dat was geen reden om te pruilen.’

Hebt u hem ooit ontmoet?
‘Twee keer, heel kort. In 2008, kort voor zijn overlijden.’

Hoe heeft Kolakowski uw eigen denken beïnvloed?
‘Vooral in de manier waarop hij filosofeerde. Hij declameerde zijn inzichten niet als onomstotelijke waarheden, maar ging uit van zijn eigen feilbaarheid. Hij kon in het midden van een uiteenzetting plots opmerken dat hij tot dusver niets zinnigs of niets nieuws had gezegd. Hij meende ook dat iedere echte filosoof af en toe overmand moet worden door het gevoel een charlatan te zijn. Ik vind dat een gezonde instelling om in het leven te staan, en een noodzakelijke instelling voor een filosoof. Wie zichzelf als een orakel op twee benen ziet, kan nooit een goede filosoof zijn.’ 

Een sleutelbegrip in zijn oeuvre is vrijheid, waar u ook veel over schrijft. Wat betekende vrijheid volgens Kolakowski?
‘Vrijheid is een omvangrijk begrip. Op metafysisch vlak was hij een antispinozist en antideterminist. Op politiek en sociaal vlak was hij een voorstander van de zogenoemde “negatieve” vrijheid. Hij vond dat vrijheid de afwezigheid van externe bepalingen en beperkingen is. Daartegenover staat de idee van “positieve vrijheid”. Volgens voorstanders van positieve vrijheid heb je meer nodig dan louter de afwezigheid van externe beperkingen, de afwezigheid van verboden en geboden om vrij te zijn. Om echt vrij te zijn is de aanwezigheid van een specifiek handelingsvermogen nodig. Neem het voorbeeld van de analfabeet: is die vrij om te lezen? Voorstanders van negatieve vrijheid zullen zeggen dat een analfabeet vrij is om te lezen zolang niemand hem dat verbiedt. Volgens de positieve-vrijheidsvisie ben je pas vrij om te lezen als je daartoe ook het vermogen hebt verworven. Wanneer je door sociaal-economische, politieke of soms persoonlijke factoren nooit hebt leren lezen, dan heb je ook niet de vrijheid om te lezen. Maar volgens Kolakowski verwar je dan vrijheid met eender welk begerenswaardig vermogen.’

Schaart u zich achter die visie?
‘Ik ben een voorstander van positieve vrijheid. Ik vind het te wrang om tegen een analfabeet te zeggen dat hij vrij is om te lezen. Kolakowski’s kritiek op de positieve-vrijheidsvisie ligt in de lijn van die van zijn goede vriend Isaiah Berlin. Zij vonden allebei dat positieve vrijheid de deur opent voor despoten: als vrijheid een specifiek handelingsvermogen is, dan kun je vrij zijn als je onder dwang leeft, maar toch dat specifieke vermogen geniet. Maar dat zogenóemde totalitarian argument gaat niet op. Dat bewijzen figuren als Kant, Scheler en Nussbaum. Die verdedigen allen een positieve-vrijheidsvisie, maar zijn tegelijkertijd overtuigde voorstanders van een liberale democratie en persoonlijke autonomie, en uiterst scherpe critici van totalitaire, despotische regimes.’

Thans doceert u aan Amherst College in de Verenigde Staten. Is Kolakowski een van de denkers die in de collegestof terugkomen?
‘Ik mag in Amherst mijn eigen vak doceren over vrijheid als ethisch, politiek en metafysisch begrip. In die cursus komt Kolakowski zeker aan bod; hij is tenslotte een van de belangrijkste naoorlogse filosofen in wier werk de maatschappelijke en politieke betekenis van vrijheid centraal staat. Hij was een voorvechter van een kritisch humanisme en een symbool van het Europese vrije denken. En dat op een moment waarop dat vrije denken niet altijd even evident was. Dat maakt hem ook een moedig denker. Al is dat laatste misschien een pleonasme. Een echte denker denkt voor zichzelf en tegen zichzelf. En dat vergt altijd moed.’
 
Leszek Kolakowski
Jacques De Visscher, Alicja Gescinska en Guido Vanheeswijck
(Klement)
248 blz. / € 24,50