Filosofie is makkelijker als je denkt
In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we je in vier stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is het niets?
‘Het zijn is, het niet-zijn is niet’
Filosofie is makkelijker als je denkt. Maar van welk spul zijn je gedachten? Een korte inleiding in de filosofie van het niets.
Het woord ‘niets’ gebruiken we meestal als een uitvlucht. Er komt rook uit de oven, maar je roept: ‘Niets aan de hand!’ Of een kind wordt betrapt op het plagen van zijn broertje en zegt: ‘Ik doe niets’. ‘Niets’ betekent in deze gevallen eigenlijk alsnog ‘iets’, maar iets dat volgens de spreker niet belangrijk of niet erg is. Maar waar hebben we het over als we het echt over niets hebben – over de totale afwezigheid van iets? Bestaat het niets eigenlijk?
Dat vond de Griekse filosoof Parmenides (ca. 515 v.Chr.) een onzinnige vraag. Natuurlijk bestaat het niets niet: ‘Het zijn is, het niet-zijn is niet’. Volgens Parmenides is het woord ‘niets’ op zichzelf al problematisch, want een woord moet altijd naar een object in de wereld verwijzen, en ‘niets’ verwijst nergens naar. Dat het niets er niet is, klinkt misschien vanzelfsprekend, maar leidt tot allerlei moeilijkheden. Is beweging bijvoorbeeld nog wel mogelijk? Beweging veronderstelt dat je ergens heen gaat waar zich niets bevindt: je kunt niet naar een plek lopen waar al een kast of een boom staat. Om vol te houden dat het niets niet bestaat, moest Parmenides dan ook concluderen dat alle beweging slechts schijn is.
Ook de Griekse denker Aristoteles (388-322 v.Chr.), die eveneens betoogde dat er geen niets bestaat, liep tegen problemen aan. Om te voorkomen dat er ruimte bestaat met niets erin, moet de ruimte helemaal opgevuld worden: er mag geen vacuüm overblijven. En daarvoor, redeneerde Aristoteles, is het nodig dat alle dingen precies op elkaar aansluiten. Maar wie wel eens een doos heeft ingepakt, weet dat dat niet gaat als voorwerpen een verschillende vorm hebben. Alleen als alle dingen in het universum vierkant zijn, is er geen lege ruimte.
‘Het leven is een kort oponthoud tussen twee keer niets’
De discussie over de leegte hield Aristoteles’ opvolgers lang bezig, tot de Franse bisschop Étienne Tempier (ca. 1279) in 1277 het bevel uitvaardigde dat het niets wél bestond. God was namelijk almachtig, en een almachtige god had het universum groter of op een andere plek kunnen scheppen. Dat kan alleen als er ook een plek bestaat waar het universum nu niet is: het niets.
Ondertussen heeft ook de moderne wetenschap steeds meer leegte ontdekt in de werkelijkheid. Hoe meer we inzoomen op de kleinste deeltjes en hoe verder we kijken in het heelal, er duikt steeds meer ‘niets’ op: lege ruimtes tussen protonen, neutronen en elektronen, en tussen planeten, sterren en zwarte gaten.
Stelt de mens nog wel wat voor ten opzichte van al dat niets, vroeg de Franse filosoof Blaise Pascal (1632-1662) zich vertwijfeld af. De mens is volgens Pascal ‘een niets vergeleken bij het oneindige, een al vergeleken bij het niets’. De Duitse denker Arthur Schopenhauer (1788-1860) was pessimistischer: ‘Het leven is een kort oponthoud tussen twee keer niets’.
