Home Wat Hannah Arendt ons leert in het tijdperk-Trump
Vrijheid

Wat Hannah Arendt ons leert in het tijdperk-Trump

Door Joke J. Hermsen op 29 maart 2017

Wat Hannah Arendt ons leert in het tijdperk-Trump
Cover van 04-2017
04-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Ongekend populair is het werk van Hannah Arendt in de tijden van Donald Trump. In deze voorpublicatie van Melancholie in tijden van onrust, het essay voor de Maand van de Filosofie, legt Joke Hermsen uit waarom de Duitse filosoof juist nu relevant is. 

Tegen het einde van 2016 vroeg de hoogleraar politieke wetenschappen Jeffrey C. Isaac zich in The Washington Post af hoe het mogelijk is dat Hannah Arendt in haar boek The Origins of Totalitarianism uit 1951 juist zo krachtig tot onze tijd lijkt te spreken. Diverse politiek commentatoren verwezen na de Amerikaanse verkiezingen naar dit hoofdwerk over totalitaire regimes, waarmee Arendt in 1951 haar naam als politiek denker vestigde, en citeerden met name deze passage uit het voorwoord: ‘Deze periode van bang afwachten lijkt op de stilte die intreedt nadat alle hoop verloren is. We hopen niet langer op een herstel van de oude wereldorde met al haar tradities, en we verwachten evenmin dat de verstrooide populaties uit de vijf continenten, die in een chaos zijn gestort door het geweld van oorlogen, opnieuw geïntegreerd raken. Hoe verschillend de omstandigheden ook zijn, we stellen de ontwikkeling van identieke fenomenen vast: ontheemding op een nooit eerder geziene schaal en ontworteling van een nooit eerder geziene radicaliteit. Nooit is onze toekomst minder voorspelbaar geweest, nooit zijn we in die mate afhankelijk geweest van onbetrouwbare krachten, die de wetten van het gezond verstand met de voeten treden.’

Hannah Arendt schreef haar boek over de opkomst en werking van totalitaire regimes eind jaren veertig, omdat ze wilde en ‘moest’ begrijpen hoe de ‘onvoorstelbare’ terreur in nazi- Duitsland had kunnen plaatsvinden, en omdat ze meende dat we ook na de oorlog waakzaam moesten blijven opdat tirannie, despotisme en demagogie niet opnieuw om zich heen zouden grijpen. Zij liet haar filosofische beschouwingen en scherpe politieke analyses niet zelden van een waarschuwing aan het adres van democratische samenlevingen vergezeld gaan. Haar analyse van de Duitse bevolking tijdens het Interbellum, die zo vatbaar bleek voor de ideologie van de nazi’s, vertoont overeenkomsten met de vorm van pathologische melancholie zoals Freud die beschreef. 

Tekst loopt door onder afbeelding
Illustratie: Gijs van der Lelij

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zondeboktheorie

In het totalitarisme ontwaarde Arendt een politiek systeem dat vrijwel altijd gebaseerd is op het absolute geloof aan één enkel idee of één enkel volk, en daarom meestal een zondebok-theorie kent, zoals in Arendts tijd het antisemitisme. Binnen een dergelijk systeem is er geen plaats meer voor open debat of afwijkende interpretaties en meningen, omdat alles in de logica van dat ene idee gedwongen wordt. Totalitaire regimes zijn eropuit om de verscheidenheid van een volk om te smeden tot één gelijkvormige en volgzame massa. Ze willen niet zozeer de samenleving veranderen, zoals ze bij hoog en bij laag beweren, als wel de menselijke natuur. Ze willen deze zo transformeren dat alles wat er volgens Arendt essentieel aan is – dat wil zeggen, nataliteit, pluraliteit en vrijheid – vernietigd wordt ten bate van de ene ideologie.

De nationaal-socialisten zetten angst, propaganda en terreur als voornaamste wapens in om dat voor elkaar te krijgen; het resultaat was dat grote delen van de Duitse bevolking na verloop van tijd niet langer zelfstandig en kritisch durfden na te denken of dat niet meer konden, geen verzet meer pleegden en geen zelfstandig oordeel meer velden. De grootste bedreiging van de democratie is het onverschillig, bang en murw maken van de bevolking en het bevoordelen van één specifieke groep of specifiek ras. Tegen het einde van haar vuistdikke analyse waarschuwt Arendt dat het totalitarisme helaas een regeringsvorm is ‘die overal steeds opnieuw de kop op kan steken’. Vrijheid is een fragiele verworvenheid die telkens opnieuw bevochten moet worden. Dus als demagogen opnieuw hun stem verheffen, wordt het tijd om goed te gaan opletten.

In de jaren dertig speelde het nationaal-socialisme op gevoelens van ontworteling, onvrede en onrust in door de Duitsers de nationalistische mythe van het ‘eigen’ arische volk voor te spiegelen. De bevolking was murw geslagen en ontmoedigd door de grote persoonlijke en economische verliezen van de Eerste Wereldoorlog, en mede daarom sloeg deze mythe aan. ‘Het kostbaarste bezit op deze wereld is het eigen volk’, zei Hitler in 1933 op de partijdag in Neurenberg. ‘En voor dit eigen volk, en vanwege dit volk, zullen we strijden en nooit opgeven. Leve het Duitse volk.’ 
 

Psychoanalyse

In The Political Unconscious of Hannah Arendt (2013) laat Judson Peverall zien hoe Arendts karakterisering van het Duitse volk in het Interbellum strookt met het psychoanalytische concept van de pathologisch geworden melancholie. Hoewel Arendt zelf weinig ophad met de psychoanalyse, weet Peverall toch overtuigend aan te tonen dat het Duitse volk in psychoanalytische termen in een staat van diepe rouw en depressie verkeerde. Het verlies van bijna een miljoen Duitse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog, de onevenredig hoge Duitse herstelbetalingen die voor economische en politieke instabiliteit zorgden, de teloorgang van tradities en gemeenschap, en de gevoelens van zinloosheid, machteloosheid en algeheel moreel verval zorgden ervoor dat de Duitse bevolking in de handen van het nationaal-socialisme werd gedreven. De geleden verliezen waren te groot om ze te verwerken en de bevolking kon de eerste stap van een ‘gezond’ rouwproces daarom niet zetten.

Precies op grond van dit onvermogen maakt Peverall de verbinding tussen Arendts analyse en Freuds tekst ‘Rouw en melancholie’: het was ‘het onvermogen om te rouwen om het verlies’ dat tot de politieke verlamming leidde. Het Duitse volk, zo analyseerde Arendt, voelde zich zo machteloos ten opzichte van de persoonlijke, economische en politieke tegenslagen dat het zich, net als Freuds melancholicus, met het verlies zelf ging identificeren. De rouw sloeg als het ware naar binnen, verzwolg daar elke hoop op verandering en sleurde de bevolking mee in het zwarte gat van een morele depressie. 
 

Post-truth

De valse, maar krachtige mythe van het nationaal-socialisme sprong in dit vacuüm en bood de depressieve Duitse bevolking een manier om weer hoop te vatten en betekenis te geven aan het leven. Arendt wijst er in haar studie over totalitarisme op dat niet de feiten, maar de eenduidige consistentie van de aangeboden mythe het Duitse volk overtuigde: ‘Totalitaire propaganda gedijt op deze ontsnapping van realiteit naar fictie.’ Men vluchtte weg in de even fictieve als gevaarlijke nostalgie naar vroegere tijden. Het Duitse volk omarmde liever een consistente leugen dan een complexe, ingewikkelde en paradoxale waarheid, die alleen met kritische reflectie en moed onder ogen viel te zien. Men liet zich door een mengeling van angst en nationalisme in de valkuil van het nationaal-socialisme leiden.

Ook op dit moment van de geschiedenis staan er in Amerika, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Polen en Nederland weer politiek leiders op die zowel nationalistische mythen als angst verspreiden en weinig respect voor de feiten kunnen opbrengen. Zelfs zo weinig dat post-truth door de Oxford Dictionary recentelijk tot hét nieuwe woord van 2016 werd verkozen. De term moge nieuw zijn, Arendt liet zien dat deze altijd al tot het favoriete gereedschap van totalitaire regimes heeft behoord. Consequent als waarheid verkochte leugens kunnen een door morele depressie geplaagde bevolking in de armen van demagogen drijven.
 

Facebook

Hoe spreken demagogen, en welke middelen gebruiken zij? Ze hebben lak aan feiten, stelt Arendt, en kiezen meestal één idee, vaak gebaseerd op de ‘eigenheid’ van het volk en de vreemdheid van anderen, om steeds opnieuw hetzelfde dwingende en leugenachtige verhaal te vertellen. Post-truth politics staat tegenwoordig voor een manier van politiek bedrijven die zich niet langer met feiten of waarheden bezighoudt, maar vooral met het herhalen van (vaak emotioneel beladen) claims. De waarheidswaarde van deze claims is van secundair belang; ze zijn simpelweg voorbíj de waarheid. Feitelijke tegenwerpingen worden genegeerd of afgedaan als niet relevant. Met name tijdens de afgelopen Amerikaanse verkiezingen werd duidelijk hoezeer alternative facts leiden tot willekeur en manipulatie. De verkiezingen deden herhaaldelijk denken aan de roman 1984 van George Orwell, waarin een totalitaire dictatuur als volgt wordt beschreven: ‘Everything faded into the mist. The past was erased, the erasure forgotten, the lie became truth.’ 

Wat Arendt uiteraard niet heeft kunnen voorzien, is hoe het gebruik van digitale informatie een niet te onderschatten rol is gaan spelen bij post-truth politics. Tegenwoordig is voor 44 procent van de nieuwsconsumenten Facebook de belangrijkste informatiebron. Natuurlijk komen we via dit portaal ook terecht bij kranten en meer betrouwbare bronnen, maar de grens tussen het commentaar van je buurman en het werk van journalisten dat op waarheidsvinding en hoor en wederhoor gebaseerd is, lijkt meer en meer te vervagen. Ook werkt Facebook met bepaalde algoritmes die op frequentie en voorkeuren zijn ingesteld, zodat we vooral te zien krijgen wat aansluit bij wat wij en onze vrienden toch al meenden en we in reeds bestaande denkbeelden worden bevestigd, ongeacht de mogelijke waarheidswaarde ervan.

De vergelijking met Plato’s allegorie van de grot is dan snel gemaakt. Plato’s grotbewoners zijn met boeien aan hoofd en handen vastgeketend en kijken zwijgend naar de grotwand voor hen. Achter hen brandt een vuur en worden voorwerpen omhooggehouden. De gevangenen houden de schaduwen die de voorwerpen op de wand werpen voor de werkelijkheid, net zoals de Facebook-bezoekers de op hun tijdlijn geplaatste schijnberichten voor de waarheid houden. De eenduidige perceptie van de werkelijkheid heeft de verschillen tussen de grotbewoners uitgewist, en dat is de oorzaak van hun zwijgzaamheid. Plato noemt hen ‘bevroren wezens’, die niet in staat zijn om op kritische wijze na te denken of waarheidsgetrouw te spreken. In haar commentaar op de grotallegorie stelt Hannah Arendt dat de gevangenen ‘bevroren’ zijn omdat juist de twee meest significante menselijke activiteiten, spreken en handelen, en in het verlengde daarvan de twee belangrijkste kenmerken van de menselijke conditie, nataliteit en pluraliteit, bij hen ontbreken.
 

Obsessie

De steeds snellere verspreiding van nepnieuws en de verkondiging van leugens door politici hebben de Italiaanse filosoof Maurizio Ferraris ertoe gebracht te pleiten voor een nieuw realisme in wetenschap en politiek. Dat is op zich een lovenswaardig streven, ware het niet dat hij juist het postmoderne denken medeverantwoordelijk houdt voor de teloorgang van de zoektocht naar waarheid in de media: ‘Postmodernisten dachten een eerlijker beeld te schetsen van hoe de wereld in elkaar zit. Intussen raakten ze vooral verstrikt in een wirwar van termen en onbegrijpelijk academisch jargon, en vergaten ze de échte realiteit, de wereld die vrolijk verder draaide, te analyseren.’

Afgezien van de vraag wat we onder ‘de échte realiteit’ dienen te verstaan, moeten we niet vergeten dat het loslaten van de waarheid al een beproefd totalitair middel was lang voor er van postmodernisme sprake was. Het postmodernisme verantwoordelijk houden voor het toenemende geloof in nepnieuws is dan ook te kort door de bocht. Postmoderne denkers als Derrida, Kofman en Lyotard pleiten niet voor het afschaffen van de waarheid, maar voor een minder grote obsessie met dé waarheid en staan voor een meer ‘gesitueerde’ vorm van kennis van de werkelijkheid – dat wil zeggen, rekening houdend met de specifiek historische, sociale en culturele omstandigheden.

Een toenemende afkeer van (politiek) bestuurders, het gevoel bedrogen te worden door de macht, de nostalgie naar een glorieus verleden dat nooit bestaan heeft en de angst voor de toekomst maken van nepnieuws en nieuwe nationalistische mythen een weliswaar fictioneel en illusoir, maar ook verleidelijk alternatief om in te geloven. Trumps dubieuze omgang met feiten werd door Haro Kraak in de Volkskrant verbonden met Harry Frankfurts boek On Bullshit (2005). Frankfurt stelt dat ‘een leugenaar zich nog tot de waarheid verhoudt, maar een bullshitter geeft niet eens meer om de waarheid’. Volgens Kraak is Trump het perfecte voorbeeld van zo’n flauwekulverkoper, die met elk feit, waar of onwaar, omgaat zoals het hem uitkomt. Arendt meende dat we er alles aan moeten doen om dit waarheidscynisme binnen de publieke instituties te bestrijden: ‘Feiten leveren de stof voor meningen; en meningen kunnen sterk uiteenlopen en toch legitiem zijn, zolang ze de feitelijke waarheid respecteren.’

Leugens – of alternative facts, zoals die in de woorden van de persvoorlichter van Trump eufemistisch zijn gaan heten – dienen ontmaskerd en met op feiten gebaseerde meningen weerlegd te worden, omdat ze anders de voedingsbodem voor dictatoriale politiek vormen. ‘Want het ideale subject van totalitaire regimes is niet de overtuigde nazi of de overtuigde communist’, schrijft Arendt in Totalitarisme, ‘maar mensen voor wie het onderscheid tussen feit en fictie en tussen waarheid en leugen niet langer meer bestaat.’ Behalve het verspreiden van leugens is ook het de mond snoeren van de pers een beproefd middel van totalitaire regimes. ‘Als we geen vrije pers meer hebben’, stelt Arendt, ‘dan kan alles gebeuren.’ Als er voortdurend tegen mensen wordt gelogen, ‘dan is de consequentie niet eens dat mensen de leugens gaan geloven, als wel dat ze op een gegeven moment niets meer geloven. En als mensen niet langer iets kunnen geloven, dan kunnen ze zich ook geen mening meer vormen. Dan worden ze niet alleen beroofd van het vermogen te handelen, maar ook van het vermogen te denken en te oordelen. And with such a people you can do what you please.’
 

Vertrouwen

‘Liegende leiders’ was de kop op de voorkant van NRC Handelsblad een week na de Amerikaanse verkiezingen. De nieuwe topstrateeg van Trump, Steve Bannon, verklaarde doodleuk tegen The New York Times dat journalisten ‘hun kop moeten houden en gewoon moeten luisteren’. Trump creëert bewust een sfeer van paranoia en verwarring, maar de journalisten hebben nog geen goed antwoord op zijn ‘alternatieve feiten’. Volgens David Remnick, de hoofdredacteur van The New Yorker, komt dit doordat ze ‘niet eens de woorden hebben’ om zijn ‘postwaarheid’ te beschrijven. ‘Het is geen taal, het is mist, linguïstische bagger.’ Hij vreest dat de vrije pers steeds meer onder druk zal komen te staan. Inmiddels maakten diverse Amerikaanse media, waaronder CNN, bekend dat ze veel meer zullen gaan investeren in goede onderzoeksjournalistiek als antwoord op Trumps ‘alternatieve feiten’.

In dezelfde editie van NRC Handelsblad droeg de wekelijkse column van Bas Heijne de kop ‘Ruttes grote leugen’. Heijne vergeleek de brief die de premier in de krant liet afdrukken en waarin hij opriep om ‘normaal’ te doen en anders je koffers maar te pakken, met ‘de berekenende manier waarop de VVD probeert ten koste van alles de politieke schade van de foute Teeven-deal te verdoezelen’. Het is die mentaliteit die volgens Heijne het vertrouwen in de politiek, en dus in de openbare wereld, de afgelopen jaren verder heeft uitgehold. Hij wijst op eenzelfde gevaar als waar Arendt voor waarschuwt: ‘Als alles toch gelogen is, wat maken die uitzinnige opmerkingen van Wilders dan nog uit?’ Ook in de Nederlandse politiek wordt er gesjoemeld met de waarheid en met vuur gespeeld. Als we de mogelijkheid verliezen om te zeggen wat er werkelijk aan de hand is, kunnen we niet meer met elkaar spreken. Dan dreigt er opnieuw een samenleving te ontstaan die totalitaire trekjes vertoont. Wat er dan met mensen gebeurt wordt door Arendt beschreven als ‘de ervaring van een sidderende beweging’, waarin ‘al datgene waarop we ons baseren voor ons richtingsgevoel en realiteitsbesef’ aan het wankelen wordt gebracht.