‘Zie je mijn bureau?’ vraagt filosoof Tim Miechels in zijn kantoor op de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Volgens de natuurkunde bestaat dit bureau uit haast onzichtbaar kleine, kleurloze deeltjes, die snel bewegen. Maar waarom zie ik dan een bewegingloos, bruin bureau? Hoe verhouden die twee bureaus zich tot elkaar?’
Dit probleem staat ook wel bekend als de two tables paradox van de Britse astronoom Arthur Eddington (1882-1944), die aantoont dat de blik van de natuurwetenschapper en onze dagelijkse ervaring vaak moeilijk met elkaar te rijmen zijn. Zo leert de wetenschap ons dat water een verzameling van waterstof- en zuurstofatomen is en dat onze gedachten en gevoelens bestaan uit stroomstootjes in onze hersenen. Maar wie heeft er ooit een waterstofatoom gezien tijdens het baantjes trekken? Of een verliefdheid waargenomen op een hersenscan? Op de vraag hoe deze perspectieven met elkaar te verenigen zijn promoveerde Miechels in de zomer van 2025.
Wankel fundament
Miechels’ onderzoek begon bij de Oostenrijks-Duitse filosoof Edmund Husserl (1859-1938), die kritisch is op natuurwetenschappers die hun onderzoeksgebied als de enige werkelijkheid beschouwen. Miechels legt uit: ‘Volgens Husserl funderen de natuurwetenschappers hun onderzoek op een uiterst onzeker en wankel uitgangspunt. De natuurkundige neemt namelijk aan dat “de natuur” bestaat en begint die dan te onderzoeken. Maar bestaat er wel zoiets als “de natuur”? Wat is dat dan? En hoe kunnen we die kennen? Die vragen kunnen natuurwetenschappers niet beantwoorden.’
De filosofie kan dat zekere fundament wel leveren, denkt Husserl. Miechels: ‘Husserl zegt: of de natuur buiten mij bestaat kan ik niet zeker weten, maar ik ben wel zeker van mijn ervaring van de natuur – ongeacht of ik de natuur waarneem, droom, of hallucineer tijdens een LSD-trip. Als we nou bij het absoluut zekere punt van onze ervaring beginnen, dan kunnen we vanuit daar tot een volledig rationeel begrip van de wereld om ons heen komen.’ Zie daar de geboorte van de fenomenologie, de door Husserl opgerichte filosofische stroming die de directe ervaring van fenomenen als uitgangspunt neemt.
Gesprek zonder einde
Toch lukt het Husserl niet om tot een allesomvattende theorie te komen die onze hele wereld rationeel kan verklaren. En dan duikt Husserls illustere leerling Martin Heidegger (1889-1976) op, die zijn leermeester van dezelfde kortzichtigheid beschuldigt als de natuurwetenschappers waar Husserl zo fel op is. Miechels: ‘Husserls kritiek op de natuurwetenschappers is dat die hun eigen vooronderstellingen niet ter discussie stellen. Maar volgens Heidegger stelt Husserl zijn eigen vooringenomenheden niet ter discussie: namelijk dat de mens een rationeel wezen is en dat de wereld zich volledig rationeel laat begrijpen. Dan kom je toch weer vast te zitten in het denkkader van de natuurwetenschappers.’
Volgens Heidegger moeten we af van het idee dat de wetenschap of de filosofie de wereld volledig rationeel in kaart kan brengen. Maar dat betekent niet dat wetenschappelijk of filosofisch onderzoek niet vruchtbaar kan zijn, zegt Miechels. ‘In een van zijn lezingen stelt Heidegger de vraag: wat is een dier? Nou, daarvoor moet je te rade gaan bij de wetenschap die daarover gaat, de zoölogie. Maar de zoöloog moet eigenlijk al iets van een notie hebben van wat een dier is voordat hij dieren kan onderzoeken, op basis van zijn dagelijkse ervaring. Vervolgens doet de zoöloog empirisch onderzoek en vanaf dan is het de taak van de filosofie om zich af te vragen of de afbakening en concepten van het onderzoeksgebied nog wel juist zijn en aansluiten bij de dagelijkse ervaring. Zoals de vraag wat een dier tot dier maakt.’
Even tussendoor …
Meer lezen over filosofie en wetenschap? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Het resultaat is een circulaire wisselwerking tussen wetenschap en filosofie, een gesprek dat in principe nooit klaar is. ‘Nieuwe empirische data leiden tot nieuwe inzichten over welke concepten en afbakeningen bruikbaar zijn, die weer leiden tot nieuwe empirische methoden, etcetera. De wereld verandert en daarom de wetenschap ook, maar nieuwe wetenschap en nieuwe technologie veranderen ook weer de wereld die de wetenschap onderzoekt. Volgens Heidegger kom je dus nooit bij een finaal, alles verklarend antwoord uit.’
Hypergespecialiseerde wetenschap
Wat we nu aan deze inzichten hebben? Dat de natuurwetenschap, de filosofie en de dagelijkse ervaring niet zonder elkaar kunnen, concludeert Miechels. ‘Aan de hedendaagse universiteiten zijn de wetenschapsgebieden zo complex geworden dat onderzoeksrichtingen nu hypergespecialiseerd zijn. Het is vaak niet langer duidelijk hoe die relevant zijn voor elkaar en voor het dagelijks leven. Heidegger laat zien dat je als wetenschapper of filosoof je specialisatie niet op hoeft te geven, maar wel op zoek moet naar manieren om met elkaar in gesprek te blijven.’

