Home 4 vragen aan… A.H.J. Dautzenberg

4 vragen aan… A.H.J. Dautzenberg

Door Simone van Saarloos op 24 september 2012

Cover van 10-2012
10-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Econoom en metalliefhebber A.H.J. Dautzenberg debuteerde anderhalf jaar geleden met een verhalenbundel, maar kwam vooral in het nieuws vanwege een anonieme nierdonatie en zijn steun voor de pedofielenvereniging Martijn. Zijn zeer lovend ontvangen tweede roman Extra tijd gaat over een koiboi, voetbalclub Roda JC en de dood.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

Wat kan ik weten?

‘Veel filosofen zijn hermetisch en moeilijk te begrijpen. In Extra tijd gebruik ik Jacques Derrida als boegbeeld van de filosofie. Zijn deconstructietheorie is fascinerend, maar bovenal onbegrijpelijk. Er zijn zeker filosofen die mij boeien, maar ze zoeken hun hele leven naar antwoorden, om er aan het eind van de rit achter te komen dat er geen antwoorden zijn. Filosofie pretendeert een model van de werkelijkheid te kunnen ontwikkelen, maar het verstand heeft ons helemaal niets opgeleverd. Ons bewustzijn is een gevangenis; we kunnen er niet aan ontsnappen. De rede is een soort tumor en filosofie is de chemotherapie om die tumor te bestrijden.
De verwarring en chaos omarmen voelt voor mij beter dan die te verklaren. Poëzie probeert niet met antwoorden te komen, maar vergroot het raadsel. Heerlijk vind ik dat – hoe meer raadsels, hoe beter.’
 

Wat moet ik doen?

‘Een bekend aforisme luidt: “Een verstandig mens streeft niet naar geluk, maar naar de afwezigheid van pijn.” Maar pijn kan ook fijn zijn. Ik heb mijn nier gedoneerd, had pijn en het leverde me iets op: nu ben ik een goed mens. Onzin natuurlijk. Mijn nierdonatie is geen heldendaad, maar ik vond het wel een leuk avontuur. Bovendien zit er een zeker masochisme in. De meeste mensen keuren mijn anonieme donatie af, alleen maar omdat ik verwarring zaai. Want waarom doe je zoiets? Is het een altruïstische of egoïstische daad? Het utilitarisme spreekt me daarom aan: de motieven doen er niet toe. Waar het om gaat is dat ik iemand anders blij maak.
Ik probeer meer naar mijn gevoel te luisteren. Mijn gevoel zei dat het goed was om lid te worden van pedofielenvereniging Martijn, ook al ben ik zelf niet pedofiel. Ik wil mijn steun betuigen aan een groep jongens die volgens mij niets fout doet, maar maatschappelijk wordt verketterd. Mijn verstand zei dat ik dat beter niet kon doen. Opdrachtgevers, zoals de Financial Times, trokken zich terug. Mijn communicatiebureau is failliet gegaan, maar mijn verstand heeft niet per se gelijk gekregen, want dat zou impliceren dat er een ultiem antwoord is.

Van de dreigbrieven die ik kreeg heb ik poëzie gemaakt. De bundel Smerig gezwel wat je bent is bedoeld om geld in te zamelen voor Martijn, maar ook om de bedreigingen wat te relativeren en er een andere betekenis aan te geven.’
 

Wat mag ik hopen?

‘Ik ben misantropisch ingesteld: hoe eerder de mens weg is, hoe beter. Maar sommigen vieren de hele dag feest, en als mensen hoop hebben, wil ik ze die niet afnemen. Mijn pessimistische wereldbeeld is mijn eigen werkelijkheidsbegrip. Stel je voor dat ik iedereen doodschiet en dan roep: nu zijn jullie bevrijd van het leven. Dan is het net alsof ik de waarheid wél weet. Ik kan mijn eigen aanstellerij best scheiden van andermans opvattingen.

Op metaniveau heb ik geen enkele hoop voor de mens. We zijn helemaal niet vooruitgekomen. Het enige wat we met ons verstand hebben ontwikkeld, is een efficiëntere manier om elkaar uit te roeien. Maar op microniveau ben ik natuurlijk wel betrokken bij mijn omgeving. Als iemand mijn hulp nodig heeft, wie ben ik dan om die niet te geven?’
 

Wat is de mens?

‘Vernietigingsdrang lijkt de essentie van de mens. Al eeuwenlang moorden we elkaar uit en voeren we oorlog. Dat we daar geen grip op krijgen, toont maar weer dat het verstand ons niet verder brengt. Net als in de natuur, horen dood en destructie er gewoon bij. Wat voor techniek en ideeën we ook ontwikkelen, die vernietigingsdrang houden we niet tegen. Tegelijkertijd drijft de mens steeds verder van zijn oerkracht af. We zijn totaal afhankelijk van systemen en modellen. Zonder mobiel raken we in paniek. Neem een voorbeeld aan de planten- en dierenwereld. Die leven niet met de pretentie dat alles beter en mooier en sneller kan. Een vos wordt al in geen honderd jaar ouder dan een jaar of acht. Hij ziet er niet ontevreden uit.

Toen mijn vader overleed, was dat heel verdrietig. Maar angst voor de dood is verspilde energie. Ik zei tegen hem: je gaat maar één keer dood, dus maak er wat van. Dat heeft hij ook gedaan. Zijn laatste maanden waren heel mooi en rustig. De dood is zo ongrijpbaar. Juist daarom vind ik de dood – het einde, de ultieme vernieting – echt majestueus.

Misschien is de mens een soort schimmel die zichzelf verwoest en de aarde schoonveegt. Daarna draait de aarde gewoon opnieuw zijn rondjes om de zon. Een beeld om vrolijk van te worden.’

Extra tijd
A.H.J. Dautzenberg
(Contact)
224 blz. / € 19,95