Home ‘Zorg dat je je eigen antwoord vindt’
Psyche

‘Zorg dat je je eigen antwoord vindt’

Door Anton de Wit op 30 januari 2014

Cover van 02-2014
02-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Sommige mensen doen de gekste dingen om te laten zien hoe bijzonder ze zijn. ‘Maar echte uniciteit is juist relationeel’, meent filosoof Joachim Duyndam. ‘Het gaat erom dat je je gekend en gezien weet door degenen die betekenis voor jou hebben.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat gebeurt er als je in een museum geïnteresseerd gaat staan kijken naar een lege plek op de muur? Filosoof Joachim Duyndam probeerde het zelf eens uit. Binnen de kortste keren stonden andere bezoekers om hem heen even geïnteresseerd te staren naar dezelfde lege plek.

Duyndam, Socrates-hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, illustreert met dit eenvoudige experiment een punt dat al jaren zijn aandacht heeft als docent en onderzoeker: wij kopiëren voortdurend het gedrag van andere mensen, begeren wat andere mensen begeren, hebben interesse in wat anderen interesseert, doen en denken hoe anderen doen en denken. ‘Evolutionair is dat goed te verklaren’, zegt Duyndam. ‘Als een groep in een overlevingssituatie zit en iemand ziet gevaar, is het verstandig om mee te kijken. Als er iets betekenisvol is – gevaar, maar bijvoorbeeld ook voedsel – is het zinnig te kopiëren wat de rest van de kudde doet.’

Dit oermechanisme – met de Franse denker René Girard spreekt Duyndam van mimese – heeft ook vandaag de dag niets aan kracht verloren. Nog steeds ervaren we voortdurend ‘mimetische druk’. En dat geldt voor iedereen – ook voor mensen die we verstandig en zelfstandig achten, ook voor keurige museumbezoekers en filosofen. Duyndam: ‘Je kunt niet zeggen: dat geldt misschien voor mijn buurman of voor mijn kinderen, maar niet voor mij. Dat is echt een illusie. En dat is pijnlijk, ik weet het, want het strookt niet met ons zelfbeeld. Wij zien onszelf graag als autonome en authentieke personen. Maar daar is een hoop op af te dingen.’

Nu is kijken naar een lege plek op een museummuur nog vrij onschuldig. Maar mimese heeft ook een gevaarlijke kant; het leidt gemakkelijk tot rivaliteit, geweld en uitsluiting. ‘Religie houdt dat volgens Girard nog enigszins in toom. De grote godsdiensten kennen rituelen die het zondebokmechanisme vervangen; de zondebok wordt niet zoals in heidense samenlevingen echt geofferd, maar op rituele wijze, om zo de gewelddadige gevolgen van mimese in de hand te houden. Maar je lost het mechanisme er uiteindelijk niet mee op. Girard is bijzonder somber over de mogelijkheid om te ontsnappen aan wat hij “mimetische besmetting” noemt. Zelf denk ik dat hij té somber is – er zijn wel degelijk manieren –, maar hij wijst wel op een belangrijk punt: mimese is ontzettend krachtig. Je lost dat niet op door onderhandelen of door er even gezellig over te praten.’

‘Wist je dat veteranen die terugkomen uit Irak of Afghanistan tegenwoordig eerst een afkoelingsperiode krijgen op Kreta? Als je ze gewoon direct terug in hun oude burgerleventje zet, zo weten we inmiddels uit ervaring, zitten ze nog in die sfeer van geweld. Zo’n verblijf op Kreta is dan een tussengebied tussen de oorlogssituatie en thuis, om zogezegd even schoongewassen te worden van geweld. In de Oudheid bestonden daar allerlei bloedige rituelen voor. Dat doen we gelukkig niet meer, maar dat er een soort ritueel is om de overgang tussen oorlog en vrede te markeren, dat is echt cruciaal.’

‘Dat kunnen wij met onze moderne mindset vaak niet goed begrijpen; we zien zo’n verblijf op Kreta voor militairen als een vakantie, als leuk extraatje. Maar het is juist heel wezenlijk. De kracht van de geest van geweld wordt onderschat. We zien geweld te veel als individuele daad, als een handeling waar iemand bewust voor kiest. Maar dat is helemaal niet zo. Het is een soort geest die ergens heerst, bijvoorbeeld in een oorlogsgebied. Die geest is besmettelijk. Die draag je met je mee en schud je niet zomaar even van je af.’

Zelfreflectie
Hoewel vaak minder extreem, staan wij allemaal aan dergelijke ‘geesten’ bloot. Onze consumptiepatronen, onze opinies, onze levenskeuzes worden er grondig door bepaald. Dat is, beklemtoont Duyndam, onvermijdelijk en niet eens per se slecht: het helpt ons ook een weg te vinden in de enorme veelheid aan keuzes die we hebben. Maar hoe voorkom je dat je jezelf verliest in allerlei wanen en grillen? Of zelfs wordt bevangen door een geest van uitsluiting of geweld? Daarvoor is het belangrijk om te werken aan wat het klassieke humanisme ‘geestelijke weerbaarheid’ noemt. ‘Dat klinkt misschien wat ouderwets’, zegt Duyndam, ‘en zelf heb ik het ook liever over “veerkracht”. In het Engels heet het resilience, wat letterlijk “terugvering” betekent. Veerkrachtige weerbaarheid is niet hetzelfde als weerstand, verzet of rebellie. Het gaat er juist om dat je een situatie in je opneemt, die accepteert en beoordeelt, en vervolgens probeert terug te veren.’

‘Ik heb geen kant-en-klare handleiding hoe dat moet, maar als algemene regel zou ik stellen: je moet van de nood een deugd maken. De nood is dan de onvermijdelijkheid van de druk accepteren. De deugd is dat je een hermeneutische verhouding daartoe krijgt. Dat wil zeggen dat je leert interpreteren, toepassen op jouw situatie. Denken: wat kan ik hiermee, wat wil ik hiermee? De crux is zorgen dat je een eigen antwoord vindt. Het kan daarbij helpen om één of liever nog meer voorbeeldfiguren te hebben, mensen die jou inspireren in bepaalde deelgebieden van je leven – je werk, je ouderschap, je vriendschappen enzovoort. Daar wordt de mimese wel degelijk ten goede gekeerd, want je kunt de deugden of waarden die zo’n held belichaamt niet een op een imiteren. Ik kan bijvoorbeeld Nelson Mandela niet nadoen, want mijn situatie is heel anders. Maar ik kan wel de deugden die ik in hem bewonder – moed, vergevingsgezindheid – proberen te vertalen naar mijn eigen situatie.’

Een van Duyndams filosofische helden, Emmanuel Levinas, biedt ook nog een andere weg naar veerkracht: leer genieten. ‘Als we ons laten meeslepen door bijvoorbeeld consumptiedruk, dan zijn we uiteindelijk als verslaafden; we kunnen niet meer zonder – noem maar op – eten, drank, internet, games. Je kunt dan kiezen voor de ascetische oplossing: alle wereldse geneugten afzweren, zoals de woestijnheiligen van vroeger. Maar dat is voor de meesten van ons niet haalbaar, en je kunt je ook afvragen of je dat moet willen. Levinas komt met een betere oplossing: je moet zorgen dat je van die dingen kunt genieten. Iemand die bijvoorbeeld verslaafd is aan eten, geniet er niet echt meer van; die proeft het vaak niet eens meer. Als je werkelijk kunt genieten van een goede maaltijd, die ook kunt delen met vrienden en familie, dan weet je dat je er niet op een ongezonde manier afhankelijk van bent; dat je in je afhankelijkheid een zekere onafhankelijkheid bewaart.’Maar toch: als ‘er gezellig over praten’ niet voldoende is om weerstand te bieden aan de dwingende ‘geesten’ van de mimese, zijn deze vormen van zelfreflectie dat dan wel? Het helpt een beetje, geeft Joachim Duyndam toe, maar biedt uiteindelijk inderdaad geen soelaas. ‘We moeten ons goed realiseren dat veerkracht – net als mimese – uiteindelijk geen individuele aangelegenheid is, maar een sociale, een relationele.’ Neem als voorbeeld mensen die geen geestelijke veerkracht meer hebben en lijden aan een depressie of burn-out. ‘Wat je bij die mensen vaak ziet, is dat ze vereenzamen; de contacten die ze nog hebben worden steeds oppervlakkiger. Juist hen moet je niet aan hun lot overlaten, maar opnemen in een vriendennetwerk.’

In zulke ‘normale’ sociale contacten kan dan toch een notie van échte authenticiteit ontstaan, denkt Duyndam. ‘Onder ons verlangen naar authenticiteit zit een wens om uniek en onvervangbaar te zijn. Maar in onze huidige consumptiemaatschappij staat die uniciteit onder druk: je bent een nummer, je bent inwisselbaar. Veel mensen doen daarom wanhopige pogingen om te laten zien: kijk eens, ik bén iemand. Via exotische reizen of een bijzondere smaak, of door gek te doen op internet of tv. Het is soms pijnlijk om te zien. Waarom zou je op die manier uniek willen zijn? Dan ben je slechts uniek zoals je telefoonnummer dat is: anders dan alle andere nummers. Echte uniciteit is juist relationeel: het gaat erom dat je je gekend en gezien weet door mensen die betekenis voor jou hebben. Dat hoeven er niet veel te zijn. Je kinderen, je vrienden, je ouders – voor hen ben je écht uniek en onvervangbaar, en zij zijn dat voor jou. In zulke relaties kan geestelijke veerkracht groeien.’

Wat filosofie de psychologie kan bieden
Joachim Duyndam is een van de sprekers op het symposium ‘Wat de filosofie de psychologie te bieden heeft’, dat Filosofie Magazine op 15 mei organiseert in Veldhoven samen met het scholingsinstituut Cure & Care Development. Het symposium heeft tot doel filosofische inzichten aan te reiken over levensvragen – kennis waar psychologen en andere professionals in de zorg veel aan kunnen hebben. Behalve op hen richt het symposium zich op iedereen die zich bezighoudt met vragen over zin en betekenis, over wie wij zijn en wat wij uit het leven willen halen. Vragen die vooral zwaar wegen als we worden geconfronteerd met eindigheid, afhankelijkheid of verlies van decorum. Tijdens het symposium gaan in workshops filosofen en psychologen in op thema’s uit de psychologische praktijk en het dagelijkse leven, zoals omgaan met ernstige ziektes, motivatie en veerkracht, angst en leefstijlen.

Meer informatie over het symposium vindt u op de website van Cure & Care Development: www.curecare.nl.