De mens is het enige wezen dat kan praten, beweerde Aristoteles al, maar op de vraag waarom die mens dan ooit ging praten had hij geen antwoord. Omdat hij een sociaal wezen is, meent de Zweedse linguïst en natuurkundige Sverker Johansson.
We staan er niet zo vaak bij stil, maar in vergelijking met andere dieren hebben wij een serieuze handicap: we verstaan elkaar niet goed. Rijd een paar honderd kilometer naar het oosten en zodra je de Duitse grens over bent merk je dat de mensen er iets spreken dat misschien wel wat lijkt op Nederlands, maar het echt niet is. Haal daarentegen een Peruviaanse kat hiernaartoe en ze zal meteen begrijpen wat haar Nederlandse soortgenote bedoelt met deze of gene miauw. Volgens de Zweedse linguïst en natuurkundige Sverker Johansson, auteur van het boek De oorsprong van taal, is daar een goede reden voor. ‘De miauw van een kat is aangeboren,’ zegt hij. ‘Vandaar dat die overal ter wereld hetzelfde klinkt. De menselijke taal daarentegen is aangeleerd, en daardoor heel flexibel. We schatten dat er vandaag de dag tussen de 4000 en 7000 talen zijn, en die veranderen ook nog eens onophoudelijk. Er komen woorden bij, bepaalde uitdrukkingen verdwijnen en andere steken de kop op. Stel dat twee groepen mensen die dezelfde taal spreken van elkaar geïsoleerd raken, dan zullen hun beider talen heel snel uit elkaar groeien. En omgekeerd geldt dat ook. Twee bevolkingsgroepen die samenwerken maar een andere taal spreken, zullen na verloop van tijd een gemeenschappelijke taal creëren. Dat gebeurde vaak in koloniale tijden. Er werd een eenvoudige taal gecreëerd om het werk gedaan te krijgen. De kinderen van de slaven op de plantage leerden het pidgin en verbeterden het, tot er een paar generaties later sprake was van een nieuwe taal.’
Had Aristoteles dan een punt toen hij de mens definieerde als het enige talige wezen?
‘In Dierentalen beweerde Eva Meijer dat zowat alles wat dieren doen taal is, dus ook het miauwen van een kat en het blaffen van een hond. Op dat moment wordt het woord “taal” gewoonweg nutteloos en betekenisloos. Wat iets een taal maakt is openheid en flexibiliteit, een systeem dat oneindig ver uitgebreid kan worden, waarin we het over alles kunnen hebben wat we maar wensen en waarin we specifiek genoeg kunnen zijn om door anderen begrepen te worden. Zelfs over dingen die hier niet zijn of die niet eens bestaan. Dat kun je met mensentaal doen, maar niet met kattengemiauw of vogelgezang. Je kunt chimpansees woordachtige symbolen bijbrengen. Ze kunnen een paar honderd woorden of symbolen leren en daarmee communiceren. Ook dolfijnen lijken dat te kunnen, maar of ze echt een taal hebben is niet duidelijk; daar weten we gewoon niet voldoende over. Voor zover we weten hebben alleen wij dus een echte taal.’
Wellicht omdat we er de juiste hersenen voor hebben?
‘Wij hebben inderdaad een andere hersenstructuur dan een kat. Die structuur maakt dat een kat miauw zegt in bepaalde omstandigheden. Wij hebben iets soortgelijks – wanneer we lachen bijvoorbeeld – maar dat is geen taal. Onze hersenen maken het ons mogelijk om als baby een taal te leren. We zijn daar zelfs extra gevoelig voor. Wanneer een baby blootgesteld wordt aan verschillende geluiden, blijkt hij veel meer aangetrokken te worden door taal. Welke taal maakt trouwens niet uit. Engels, Nederlands, Chinees of gebarentaal, hij zal die net zo makkelijk leren.’
Maar waarom ontwikkelden wij taal en de chimpansee bijvoorbeeld niet?
‘Dat is inderdaad de meest relevante vraag. We moeten ons niet afvragen waarom wij taal hebben, maar wel waarom een van onze meest nabije familieleden, de chimpansee dus, die niet heeft. Om taal mogelijk te maken heb je een omgeving nodig waarin die taal zin heeft en voordeel oplevert, anders ontstaat ze gewoon niet. Maar je hebt ook een situatie nodig waarbij je anderen kunt vertrouwen. Wij doen dat, maar chimpansees niet. Naar menselijke maatstaven zijn chimpansees paranoïde wezens, en met reden, want ze staan erom bekend dat ze elkaars baby’s meedogenloos doden. Als je anderen niet kunt vertrouwen, heb je ook geen reden om een taal te gebruiken.’
Maar wat doe je dan met de leugen? Mensen lijken elkaar de hele tijd van alles op de mouw te spelden. Veel vertrouwen wekt die taal dan toch niet?
‘Liegen is inderdaad heel makkelijk wanneer je een taal gebruikt. Een zingende vogel illustreert hoe sterk hij is, en wat voor een goede partner om seks mee te hebben. Hij kan dat uren volhouden, zo sterk is hij, en hij doet dat dan ook. Hij kan niet doen alsof. Voor mensen is dat anders. Die kunnen zeggen wat ze willen. Om taal te gebruiken dien je dus de anderen te vertrouwen, of toch minstens te weten wie je kunt vertrouwen en wie niet. Je moet er de leugenaars kunnen uit halen. Hoe kom je te weten wie dat zijn? Niet door te zwijgen natuurlijk, maar juist door te praten, door inlichtingen in te winnen bij anderen bijvoorbeeld. Taal en vertrouwen versterken elkaar dus in een oneindige spiraal.’
Waarom zijn mensen elkaar dan gaan vertrouwen en chimpansees niet?
‘Chimpanseevrouwtjes bevallen alleen, afgescheiden van de groep, omdat het niet veilig is om dat binnen de groep te doen. Die vrouwtjes zijn anatomisch ook bijzonder geschikt om alleen te bevallen. Ze hebben langere armen, een korter lichaam en bredere heupen. De baby komt daardoor vlotter ter wereld. Hun armen zijn ook lang genoeg om de baby op te vangen wanneer die naar buiten komt. Voor een mensenvrouw is dat bijna onmogelijk. Vandaar dat mensen hulp gebruiken bij het bevallen – tegenwoordig een vroedvrouw, vroeger een oma of tante. Als aanstaande moeder moet je dus vertrouwen hebben in anderen. Na de hulp bij de bevalling komt de hulp bij het opvoeden. Oma kon blijven helpen, bij wijze van spreken. Hier zien we een groot verschil met chimpansees. Die krijgen geen hulp en zijn vijf jaar fulltime bezig met het opvoeden van de baby. Een tweede baby is daardoor onmogelijk. De vroege mensen konden daardoor een twee keer zo talrijk kroost opvoeden, en dat maakt een groot verschil wat de overleving van de soort betreft.
‘Chimpansees zijn paranoïde wezens’
Die fysieke veranderingen aan de armen, de heupen en de grootte van het brein, waardoor de schedel groter werd en de bevalling moeilijker, vonden zo’n 2 miljoen jaar geleden plaats. Rond diezelfde tijd gebeurde er nog iets. Homo erectus verspreidde zich over de hele aarde. Dit in tegenstelling tot zijn voorganger Homo australopithecus; die kwam Midden-Afrika niet uit. Er moet een reden geweest zijn voor die plotse verspreiding. Volgens mij heeft ook dat te maken met het groeiende vertrouwen, en met het net zo sterk groeiende aantal kinderen. Die zorgden ervoor dat de taal gestimuleerd werd, wat weer tot meer vertrouwen aanleiding gaf, en tot een nieuwe manier van voedsel verzamelen. Een chimpansee eet fruit. Echt moeilijk om te vangen is dat natuurlijk niet. (Lacht.) De vroege mens legde zich echter toe op ander voedsel, moeilijker te vangen, maar met een hogere voedingswaarde, zoals vlees. Of plantenwortels die rauw giftig zijn, maar gekookt heel lekker. Daar is dus kennis voor nodig, en om die kennis over te dragen heb je taal nodig.’
Het is dus een positieve factor in de natuurlijke selectie om taal te hebben?
‘Er zijn nog meer dieren die samenwerken, maar die doen dat niet op onze flexibele manier. Zij plannen bijvoorbeeld niet samen hun acties, omdat ze geen taal hebben.’
En hoe zit het met seksuele selectie? De mensen die de mooiste verhalen vertellen kunnen de meeste en beste partners verleiden?
‘Darwin dacht daar al aan, maar het is verre van zeker. Bij soorten waarbij seksuele selectie een grote rol speelt – denk maar aan de pauw, bijvoorbeeld, of aan zangvogels – is er een groot verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Dat geldt natuurlijk niet voor de menselijke taal. Mannen en vrouwen zijn even vaardig op dat vlak en daardoor lijkt taal voor seksuele selectie geen rol te spelen. Maar als het toch zo zou zijn, zou dat net zozeer moeten opgaan voor mannen als voor vrouwen. Het zijn tenslotte niet alleen mannen die fantastische verhalen kunnen vertellen.’
Zijn mensen daarom verhalen gaan vertellen – om een partner te versieren?
‘Ik denk het niet, maar het kan later wel een rol hebben gespeeld. Als het daar wel mee begonnen zou zijn, dan waren we wellicht allemaal goede zangers geworden, zoals sommige vogels die partners verleiden met hun gefluit. De kracht van de menselijke taal is echter dat ze een boodschap kan overbrengen.’
Enig idee waar die eerste sprekende mens het over had?
‘Veel om op af te gaan hebben we wat dat betreft natuurlijk niet, maar ik zou toch eerder denken aan communicatie die het vertrouwen en de samenwerking stimuleert. En ook wel instrumentele communicatie om dat moeilijk te bereiken voedsel te bemachtigen: waar ligt die dooie olifant waar we een week van kunnen eten? En overleef ik het wanneer ik op die wortel knabbel?’
In feite hebben we dus taal ontwikkeld enkel en alleen omdat we sociale wezens zijn?
‘Precies. Zonder vertrouwen en samenwerking hadden we vandaag de dag geen taal. En zonder taal vertrouwden we elkaar niet en werkten we niet samen.’