Home Zijn we toch meer dan onze hersenen?
Bewustzijn

Zijn we toch meer dan onze hersenen?

Wat wij de menselijke geest noemen, bestaat slechts uit materiële processen, zo leert modern hersenonderzoek. Arie Bos, genomineerd voor de Eurekaprijs, vindt in diezelfde wetenschap juist het bewijs voor het bestaan van een onstoffelijke geest.

Door Bart Brandsma op 10 augustus 2009

Zijn we toch meer dan onze hersenen? ©MARK VAN DER ZOUW

Wat wij de menselijke geest noemen, bestaat slechts uit materiële processen, zo leert modern hersenonderzoek. Arie Bos, genomineerd voor de Eurekaprijs, vindt in diezelfde wetenschap juist het bewijs voor het bestaan van een onstoffelijke geest.

Cover van 07-2009
07-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Hij zit al 33 jaar in het vak. Arie Bos is huisarts, gevestigd in een statig pand aan de drukke Amsterdamse Weteringschans. En het is precies daar dat hij de praktijkervaring heeft opgedaan die hem voor grote filosofische vraagstukken stelt. Vragen die zich de afgelopen jaren hebben toegespitst op wat ook wel het vakgebied van the philosophy of mind – ‘de filosofie van de geest’ – wordt genoemd. Bos geeft daar ook les over: hij doceert wetenschapsfilosofie aan medisch studenten aan het Utrechts Medisch Centrum, en hij leidt huisartsen op aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De huisartsenpraktijk is bij uitstek de arena waar mensen steeds opnieuw worstelen met wat zo nuchter het lichaam-geestprobleem heet. Hoe hangen geest en lichaam samen? Hoe verklaar je dat patiënten zich in de spreekkamer melden die ‘ziek zijn van verdriet’? Wat is eigenlijk ziekte? Is iemand depressief vanwege een tekort aan een chemisch stofje, of krijgt hij dat tekort dankzij een depressie? Maakt dat wat uit? Zijn wij een optelsom van complexe chemische reacties? Maar wat is in dat geval dan nog het ‘ik’ van de patiënt? Wijzen placebo’s – je geeft iemand met een pil het ‘idee’ te zullen genezen – op een onbekende werking van de geest? Kunnen gedachten het lichaam beheersen en besturen? De lijst vragen is eindeloos. Samenvattend: hoe werken geest en materie op elkaar in?

René Descartes (1596-1650), ook al een arts, gaf het ondertussen klassieke antwoord op die vraag. Ergens tussen ons stoffelijk lichaam dat zich beweegt in de materiële wereld en onze niet-stoffelijke gedachtewereld moet er een schakeltje bestaan dat de twee – de stoffelijke en de onstoffelijke wereld – met elkaar verbindt; in de pijnappelklier, meende hij. Na hem hebben vele denkers geprobeerd deze visie van Descartes te verfijnen of juist te weerleggen, al naargelang de kennis die er in de biologie werd opgedaan over het functioneren van de mens. Huisarts Arie Bos maakt op zijn beurt zijn eigen, hedendaagse afwegingen – hij zoekt zijn antwoorden in onder meer de neurobiologie, maar stelt vast dat ze daar niet te vinden zijn. Hij schreef er een boek over: Hoe de stof de geest kreeg. De evolutie van het ik. Dat lijvige werk leverde hem een nominatie op voor de Eurekaprijs, die jaarlijks wordt uitgereikt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het populariseren van wetenschap en kennis.

Beleving

Opvallend is de plek die Bos toekent aan de geest. Want volgens veel moderne psychologische theorieën wordt wat wij voor een geest houden slechts gevormd door onze hersenen. Binnen een andere theorie is geen plaats voor de geest omdat niet kan worden aangetoond dat die bestaat. Bos: ‘De geest is in een gangbare theorie – het behaviourisme – een zogenoemde black box. We kunnen niet zien wat daarin gebeurt. We kunnen misschien wel veronderstellen dat er zoiets als een geest of bewustzijn bestaat, maar we kunnen niet vaststellen wat die “beleeft”. De beleving zelf kunnen we volgens behaviouristen onmogelijk kennen. Wat we volgens hen wél kunnen waarnemen zijn zogenoemde externe prikkels die inwerken op de black box, en we kunnen vervolgens ook het zichtbare gedrag van iemand beschrijven. Maar hóé prikkels worden omgezet in dat gedrag, is en blijft in deze theorie altijd een groot vraagteken.’ En juist het behaviourisme heeft overal zijn sporen nagelaten, niet alleen in de psychologie en psychiatrie, maar ook in onze alledaagse kijk op onszelf; we durven nauwelijks iets met zekerheid vast te stellen over de menselijke beleving. Bos: ‘De conclusies die we op dit moment kunnen trekken uit de werking van zogeheten spiegelneuronen halen dit standpunt onderuit. Het behaviourisme staat of valt met de aanname dat we ons niet in de ander kunnen verplaatsen en daaruit geldige informatie kunnen halen. We zouden helemaal met lege handen staan. En dat is niet zo.’

Als een pasgeboren baby boven de wieg ziet dat iemand zijn tong uitsteekt, dan steekt hij spontaan ook zijn tong uit. ‘Het is een imitatierespons die al in de eerste uren van ons leven begint. Spiegelneuronen genereren een spiegelingseffect. We merken dat zelf ook als we bijvoorbeeld naar de 500 meter schaatsen kijken op televisie. Aan het eind zitten we met pijn in de bovenbenen voor het scherm. Innerlijk volvoeren we dezelfde handeling. We verplaatsen ons, maken mee wat de ander meemaakt, en het blijkt in hersenonderzoek dat daarbij de spiegelneuronen actief zijn, die daadwerkelijk “vuren” als we een handeling waarnemen, even sterk als wanneer we zelf de handeling verrichten. Met inleving raken we de beleving van de ander. Dat is een bewijs dat empathie gewoon bij ons mensen is aangelegd. En dat is natuurlijk de doodsteek voor het behaviourisme. We kunnen wél wat zeggen over wat de ander beleeft. Niet alleen prikkels, niet alleen het gedrag, maar ook de beleving van de ander – ik noem dat de geest – is kenbaar.’ Als bewijs schetst de huisarts nog het tafereel van de bioscoop. ‘We zouden nooit zulke grote groepen mensen voor de film kunnen interesseren als mensen zich niet konden verplaatsen in een ander.’

‘Waarom trekken we daaruit niet de juiste conclusies?’ Wetenschappers blijven maar vasthouden aan het uitgangspunt dat we de geest niet kunnen kennen of dat de geestelijke ervaring moet worden gereduceerd tot materiële processen. Bos zelf stelt vast dat er een geest bestaat, of noem het wat hem betreft een bewustzijn, dat gekend kan worden. ‘Er is nog steeds een enorme drang in het gangbare denken om het bestaan van de geest te ontkennen. Daar willen we niet aan. Daar zijn we nu net lekker vanaf. Hersenwetenschappers als Dick Swaab stellen eenvoudig dat wij onze hersenen zijn. Bewustzijn is slechts het afstand nemen van en rationaliseren van onze handelingen. We zijn een optelsom van chemische reacties. Daarmee lijken alle filosofische problemen rond lichaam en geest weg te vallen, want er is alleen nog lichaam met een illusoir bijproduct, namelijk de geest. Daar hoeven we ons niet druk om te maken.’

Bos ziet hierin de vervolmaking van een beweging die al met Copernicus werd ingezet. ‘De aarde is sindsdien niet langer het middelpunt van het heelal, na Darwin is de mens niet langer de bekroning van het dierenrijk, en na Freuds onbewuste is de mens zijn innerlijke roerselen niet meer machtig. Dat is telkens een beweging die de mens stukje bij beetje van zijn verantwoordelijkheden ontslaat. Uiteindelijk hoor je: “De wereld gaat nergens meer over.” En die gedachte heeft kennelijk zeer veel aantrekkingskracht.’  

Ziek van verdriet

Soms is het zo eenvoudig zijn tegenstrevers te laten twijfelen. ‘Als mensen twijfelen aan de werking van de geest op materie, vraag ik ze of ze weleens blozen. “Weleens een erectie gehad?” ben je geneigd te vragen aan iemand die de werking van de geest voor honderd procent ontkent. In mijn praktijk kom ik mensen tegen die “ziek zijn van verdriet”. Dat is hard feitenmateriaal, dat mij erop wijst dat ik een verantwoordelijkheid heb om dit te duiden. Waarom is het zo problematisch om het bestaan van “de geest” te veronderstellen? Waarom heeft die afgedaan? Tegelijkertijd hebben we moeite met de gedachte dat we volledig door onze biologische aanleg worden bepaald. We hebben het idee van een vrij, autonoom “ik” eigenlijk wel nodig in ons dagelijks leven. Een strikt determinisme ontneemt ons het idee van vrijheid. We vechten tegen de gedachte van determinisme, maar het idee van een “ik” – een vrije geest – is kennelijk nog angstwekkender.’

Bos kiest positie. ‘Er bestaat een ik, een bewustzijn. Dat is een uitgangspunt dat ik wil onderzoeken. Maar ik wil het bewijs daarvoor in de wetenschap zoeken. De werking van het bewustzijn is een heel bijzondere, wijst hersenonderzoek uit. De hersenen kennen een grote plasticiteit maar lijken opdrachten te verwerken die niet kunnen worden verklaard uit celgroei alleen. Er zijn gevallen van mensen met een waterhoofd bekend, met ongeveer een achtste van de gewone hoeveelheid hersenweefsel waarover een gemiddeld mens beschikt. Ze kunnen functioneren omdat de hersenen plastisch zijn en een creativiteit aan den dag leggen die niet verklaarbaar is als je ervan uitgaat dat de functies van ons bewustzijn bij voorbaat verankerd liggen in de hersenen. Ik zie daarin bewijs dat hersenen informatie krijgen die niet uit de hersenen zelf komt.’ Hersenstructuren worden ‘van buitenaf’ georganiseerd. Die organisatie komt volgens Arie Bos van ‘de geest’. En je mag die wat hem betreft ook bewustzijn noemen, of ‘informatie’. ‘Zonder het bestaan van de geest te veronderstellen, kunnen we de werking van de hersenen en vooral hun grote plasticiteit niet verklaren.’  

Rekenwonder

‘Ik denk nu dat ons bewustzijn werkt met een afscherming die lijkt op een filter. De materiële hersenen hebben een enorme potentie, maar het bewustzijn gaat met een gefilterd deel daarvan aan de slag’, zegt Bos. ‘Het opslagvermogen van de hersenen – ons geheugen – is op zichzelf enorm. Dat merk je ook als je te maken krijgt met zogenoemde idiots savants. Dustin Hofman speelde er een in de film Rain Man – een autist en rekenwonder. Bij sommige haperingen van het bewustzijn – het wegvallen van de zorgvuldige afscherming van het bewustzijn – kunnen hersenen enorme vermogens tentoonspreiden. We kunnen dan rekenen als gekken – het getal pi oplepelen tot meer dan 20.000 cijfers achter de komma als het moet. De prijs die de idiots savants daarvoor moeten betalen is een handicap op sociaal gebied; ze schieten tekort in hun empathische vermogens.’ Het bijzondere waar Bos op wil wijzen, is het feit dat de vermogens die deze mensen laten zien, kennelijk ‘klaarliggen’ in de hersenen. Ze kunnen deze dingen zonder moeizame oefening. ‘Dat is ook zo bij mensen met acquired savant syndrome, wanneer oudere kinderen of volwassenen plotseling een gave hebben na een beschadiging van de linkerhersenhelft.’

‘Het bewustzijn redt ons van de talloze vermogens die de hersenen hebben. Anders worden we idiots.’ Bos speculeert: ‘Zouden bijvoorbeeld bijen kunnen beschikken over hun grote vermogens om te organiseren, als savants, juist omdat ze geen bewustzijn hebben met hun slechts zoutkorrelgroot brein? Onderdrukt het menselijk bewustzijn onze genialiteit? En moeten we daar blij mee zijn? Op een of andere manier kom ik niet onder dit soort vragen uit. Ik sluit me niet af voor de vragen rond lichaam en geest, ook al hebben die voor de neurobiologie afgedaan. De hersenwetenschap heeft trouwens geen heldere, bevredigende verklaring van het fenomeen idiots savants.’

‘In mijn boek zoek ik de onderbouwing bij wat ik al jaren doe in mijn praktijk als huisarts. Ik stel fundamentele vragen over het leven. Ik ontkom er niet aan betekenis te willen geven aan wat ik meemaak. Het sterkste is misschien wel mijn confrontatie met aidspatiënten geweest. Wat is de zin van het sterven van jonge mensen? Ik wil betekenis ontdekken in de wetenschappelijke feiten. Dat is niet gebruikelijk; het is gewoonlijk het terrein van de spiritualiteit en religie. Maar ik heb moeite met geloven. Ik wil me bezighouden met vragen over de geest, zonder enige zweverigheid. Ik wil uiteindelijk mijzelf, maar ook mijn patiënten in de spreekkamer iets te bieden hebben.’

Arie Bos is antroposofisch huisarts in Amsterdam. Hij doceert wetenschapsfilosofie aan medisch studenten aan het Utrechts Medisch Centrum. Verder leidt hij huisartsen op aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.