Home ‘Ziekten en zwartgalligheid overspoelen de wereld.’

‘Ziekten en zwartgalligheid overspoelen de wereld.’

Door Marnix Verplancke op 18 februari 2013

09-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Cultuurcritici krijgen vaak het verwijt dat ze veel te westers zijn. Met het verschijnen van Cultuurfilosofie moet daar een eind aan komen. De vuistdikke bundel geeft ‘katholieke, reformatorische, humanistische, islamitische en joodse reflecties over onze cultuur’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toen Prometheus met een busseltje sprokkelhout het vuur stal uit Hephaistos’ werkplaats om het aan de mensen te geven, riep hij niet alleen heel wat onheil uit over zichzelf – Zeus ketende hem vast aan een rots aan de Zwarte Zee waar een adelaar iedere dag op zijn ‘s nachts weer aangegroeide lever inpikte -, ook de mensheid kreeg het zwaar te verduren. Pandora opende haar befaamde doos en ziekte en zwartgalligheid overspoelden de wereld. En toch, zo kunnen we vandaag met een gerust gemoed zeggen, is het allemaal de moeite waard geweest. Want met het vuur bracht Prometheus heel wat vernuftigs mee. De mens ging niet alleen zijn water koken en zijn voedsel bakken, wat toch een slok op een borrel scheelde wat het aantal bacteriële besmettingen betrof, hij begon ook nog eens ijzererts te smelten om er ploegscharen mee te maken – en messen om zijn broeder de strot mee af te snijden natuurlijk, Zeus’ wraak, zullen we maar zeggen. Natuur werd dus opeens cultuur, en wie cultuur zegt, zegt automatisch ook cultuurfilosofie en cultuurkritiek.

Denken over onze cultuur lijkt de mens altijd al gedaan te hebben. Wat is dat, cultuur? En de meest gestelde vraag wellicht: Waar loopt het fout met onze cultuur? De voorbije decennia zijn de antwoorden op die vragen steeds moeilijker geworden. Waar de moderne cultuurkritiek stelde dat de mens vervreemd geraakt was van zichzelf en tot een slaaf gedegradeerd was van zijn eigen uitvindingen zoals het productie-apparaat, werden de premissen van die kritiek zelf stilaan meer en meer ter discussie gesteld. De mens diende vervangen te worden door de westerse mens, universele waarden door westerse waarden en die rationaliteit, zo werd er betoogd, was ook al niet zo’n objectief gegeven. Misschien waren de middelen waarmee de doelen in onze westerse cultuur worden nagestreefd wel ‘rationeel’, de keuze van die doelen zelf was zo gekleurd als een paneel verkiezingsaffiches.

Het boek Cultuurfilosofie wil, na alle wijsgerige en relativistische commotie van de voorbije jaren een balans opmaken van hoe het nu gesteld is met ons denken over cultuur en doet dit vanuit vijf levensbeschouwelijke posities: katholiek, gereformeerd, humanistisch, islamitisch en joods. Het lijkt een reusachtige taak en het is dan ook een reusachtig boek geworden dat je beter zittend aan een tafel leest dan ergens staand bij een tramhalte.

In een inleidend deel, over cultuur en wat daar zo allemaal wel en niet mee samenhangt, komt redacteur Edith Brugmans tot de slotsom dat we tegenwoordig op alle vlakken getekend zijn door het autonomiestreven en dat dit eerder een vloek dan een zegen is. We streven onze persoonlijke doelen na, hanteren daarbij onze persoonlijke waarden en stemmen op de partij die onze autonomie het best belooft te garanderen. Maar cultuur is natuurlijk iets wat we samen maken. Het resultaat van deze autonomie, die zich vertaalt in een liberaal pluralisme, is dan ook overal te zien: een samenleving waar we niet langer samen in leven.
In een bijzonder knap essay gaat Jan van der Dussen dieper in op de oorzaak van onze autonomie-obsessie. Tot aan het einde van de achttiende eeuw, zo toont hij aan, had de mens een wereldvisie die misschien aardrijkskundig gezien niet zo ver strekte als de onze, maar die wel een grote verankering in de tijd met zich meebracht. De overheersende geschiedenisvisie was cyclisch: wat in het verleden lag kwam ooit nog wel terug. Misschien in een andere vorm, maar het kwam terug. Het maakbaarheidsoptimisme van de (Franse) revolutionairen ging daar echter frontaal tegenin: de mens maakte zijn geschiedenis zelf, en als er al een regelmaat in zat, dan was die rechtlijnig. De Marquis de Condorcet bijvoorbeeld stelde dat de geschiedenis een duidelijke vooruitgang kende en Karl Marx voegde daar aan toe dat de pijl van de geschiedenis duidelijk te zien was. Die wees naar de dictatuur van het proletariaat en het zou er vroeg of laat van komen. Dat was niet tegen te houden.

Inmiddels zijn wij wel een stuk bescheidener geworden. Over lijnen in de tijd zeggen we niet zoveel meer en alleen een leeg vooruitgangsgeloof rest. Zonder enige grond geloven we dat het morgen beter zal gaan dan vandaag. Van onze band met het verleden en de toekomst blijft er dus niet veel meer over en dat zie je volgens Van der Dussen ook aan de manier waarop we met dit verleden omspringen: we proberen het krampachtig te bewaren, beschermen het, restaureren het, maar blijven slechts met een leeg omhulsel achter. Nu is het verlies van het besef van het verleden misschien niet zo’n erge zaak, wanneer je echter geen kijk meer hebt op de toekomst, kan je er ook wel eens de zorg voor uit het oog verliezen, en dat is wat je vandaag de dag overal om je heen ziet: milieuverloedering en een globalisering die louter op economische waarden gebaseerd is.

Cultuurfilosofie en cultuurkritiek staan traditioneel aan de nachtzijde van ons denken. En ook dit boek blinkt uit in pessimistische visies op ons bestaan en onze toekomst. Er wordt onder meer gewezen op de tekortkomingen van een cultuur die een louter wetenschappelijke kijk op het bestaan huldigt, op het valse vrijheidsidee waarmee wij werken, op het gevaar van een al te autonome techniek. Nu wil Cultuurfilosofie aan de val van dit afstompende zwartkijken ontsnappen door ook constructief na te denken over alternatieven, en daar loopt het grondig fout. Als rechtgeaard ketter (ook tegen het humanisme) had ik het soms moeilijk met dit boek, en dat komt vooral door de constructieve aanpak ervan. Als gevolg van het messianisme waarvan iedere levensbeschouwing in meerdere of mindere mate doordrongen is, komt het denken dat vanuit een levensbeschouwing vertrekt soms naïef over. Er wordt te veel uitgegaan van hoe de wereld hoort te zijn en niet van hoe hij werkelijk is. Voor wie binnen het kader van de levensbeschouwingen wil blijven denken is dit dus een bijzonder veelzijdig en instructief boek. Voor de anderen – en ik geef toe, dat is misschien een minderheid, maar wel een minderheid die Prometheus volgt, weg van Zeus – hebben we hier te maken met bijna negenhonderd pagina’s idealisme. En die blijken na verloop van tijd zwaar om dragen.

Cultuurfilosofie; Katholieke, reformatorische, humanistische, islamitische en joodse reflecties over onze cultuur, samengesteld door Edith Brugmans, uitg. Damon, Budel, 2002, 896 blz., € 46,-