‘Denken dat er voor elke handeling een verklaring is doet geen recht aan de werkelijkheid.’ Yves Petry won de Libris Literatuurprijs 2011 met een roman over een gruwelijke en onverklaarbare daad.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wat kan ik weten?
‘Ik heb geen zekerheden. Juist daarom ben ik romanschrijver. Omdat ik zelf geen vaststaand wereldbeeld heb, kan ik alle mogelijke wereldbeelden toeschrijven aan mijn personages. Dat neemt niet weg dat zelfs mijn romanpersonages er vaak geen consistent wereldbeeld op na houden. Voor De maagd Marino nam ik een bericht dat ik in de krant las als uitgangspunt. Twee mensen die afspreken dat de een bij de ander zijn geslachtsdeel zal afsnijden en dit plan ten uitvoer brengen. Dat is fascinerend. De symboliek van de daad springt nogal in het oog. Maar ik denk niet dat er een echt logisch dwingende verklaring is voor deze gruwelijke overeenkomst. Psychologie is hier manifest ontoereikend; dat trok me in dit geval ook zo aan. Met mijn boek probeer ik de gebeurtenis en de daders dan ook niet psychologisch te begrijpen. Dat zou geen interessante roman opleveren, hooguit wat goedkope verklaringen waar alleen goedkope geesten in zijn geïnteresseerd. Het doet trouwens ook meer in het algemeen geen recht aan de menselijke werkelijkheid om te denken dat er voor elk menselijk handelen een verklaring is. We zijn met zoveel hersenen dat onzin onvermijdelijk is, zegt een personage uit mijn boek. Als je bedenkt wat voor een hypercomplex kluwen onze hersenen zijn, dan kan het toch niet anders dan dat de woorden, daden of gedachten die daaraan ontspruiten niet altijd even logisch of praktisch of doelgericht of zelfs maar zinnig zijn. Het was voor mij dus niet nodig om een nauwkeurig onderzoek te doen naar de exacte gebeurtenissen: ik ben niet gaan grasduinen in de levensgeschiedenis van deze twee zonderlinge figuren. Ik heb niet drie jaar zitten ploeteren om een zogezegde verklaring te vinden, maar om een goed boek te maken.’
Wat moet ik doen?
‘Ik heb niet veel met moraal. Niet dat ik geen goede burger ben; ik heb heus wel manieren en zo. Maar verder? Hooguit kan ik zeggen dat ik boeken schrijf en lees. Als iedereen in zijn kamertje zou zitten lezen of schrijven zou er minder ellende op de wereld zijn. En misschien doet literatuur nog wel meer. Een goede roman kan je even verzoenen met de menselijke conditie. Die maakt het leven interessanter, zet medemensen in een ander licht; hij kan gesprekken verrijken, de taal verfijnen.
De roman zet overigens niet aan tot actie, daarmee wil ik als schrijver niet de wereld verbeteren. Literatuur is de actie zelf. Een roman zegt de lezer alleen: lees mij, lees mij tot het eind, lees mij opnieuw. Literatuur dient geen problemen op te lossen, maar ze slechts interessant te maken. Er is al een bestaande wereld en literatuur zal die wereld niet redden; niets zal die wereld trouwens redden, als ze überhaupt al gered wil worden.
Marino, het hoofdpersonage uit mijn boek, wil graag tot de werkelijke aard van de dingen doordringen. Hij wil ze niet in woorden vatten, maar ze echt kennen. Hij wil echt contact hebben, zonder tussenkomst van de woorden. Daarom snijdt hij stukken vlees uit de billen van Bruno en legt die in de vriezer. Af en toe eet hij zo’n stukje vlees. Zo heeft hij directe toegang tot Bruno, en Bruno tot hem. Maar dat is een methode die niet echt tot aanbeveling strekt. Bovendien is die ook een beetje schijnheilig. Want er komt altijd wel wat stiekeme verbeeldingskracht, stiekem taalgebruik aan te pas om op een zogezegd directe manier in contact te staan met de werkelijkheid. Dat stiekeme taalgebruik, dat vind ik als schrijver wel interessant.’
Wat mag ik hopen?
‘Ik hoop op succes, maar wel op het juiste succes. Dat hoeft zich niet in de eerste plaats uit te drukken in verkoopcijfers. Ik wil vooral dat lezers mijn boek op de juiste manier lezen. Want natuurlijk denk ik aan mijn lezers. Ik wil ze verleiden, ik wil ze ertoe brengen aan mijn woorden een genot en zelfs een geluk te beleven dat ze eerder als uitzonderlijk ervaren. Ik wil dat ze verliefd worden op mijn boek, zoals ook ik op sommige boeken verliefd ben. Dat veronderstelt wel dat ze enige literaire gevoeligheid bezitten. Ik schrijf heel toegankelijk, maar toch niet voor de eerste de beste, laat dat duidelijk zijn.’
Wat is de mens?
‘Dat vind ik niet zo’n goede vraag. Een wetenschapper is een ander mens dan een literator. Er zijn allerlei fronten waarop mensen opereren. Je zou kunnen zeggen dat iedereen probeert te overleven. Dat is zo. Maar geldt dat niet net zo goed voor dieren? De mens probeert zin te geven aan zijn leven, dat hoor je ook regelmatig. Ik vraag me af of het waar is. Er zijn velen die meer bezig zijn met zoeken naar wat afleiding dan zoeken naar vervulling. Dat begrijp ik; het is alleen jammer dat de afgeleide mens zo ontevreden en oppervlakkig is. Afgeleide mensen vinden alles leuk zonder het echt leuk te vinden. Ze gaan allemaal naar dezelfde plek om lol te maken en dat valt dan meestal nogal tegen. Ik ga liever om met mensen die een focus hebben. Met hen kun je tenminste nog gedreven ergens over praten, al beperkt het gespreksonderwerp zich meestal wel tot datgene waar ze op gefocust zijn.’