Home Workineh Kelbessa: ‘De Oromo (Ethiopië) denken al eeuwenlang groen’

Workineh Kelbessa: ‘De Oromo (Ethiopië) denken al eeuwenlang groen’

Door Merel Kamp op 28 mei 2018

Workineh Kelbessa: ‘De Oromo (Ethiopië) denken al eeuwenlang groen’
Cover van 06-2018
06-2018 Filosofie Magazine Lees het magazine

Als kind had filosoof Workineh Kelbessa niets op met de traditionele wijsheid van de Ethiopische Oromo-gemeenschap. Later ontdekte hij dat de wereld veel zou kunnen leren van hun natuurethiek.

Op een zonovergoten dag lopen milieufilosoof Workineh Kelbessa en ik door het centrum van Utrecht naar de Oude Hortus Botanicus – natuur bewaard in een stad. Daar beginnen we ons gesprek op een bankje in de schaduw van een boom – ongetwijfeld een bijzonder exemplaar, maar we keken niet naar het naambordje. Kelbessa heeft wel iets over bomen te zeggen: ‘Het Oromo-volk kent de gewoonte om een boom te planten op de plek waar ze een dode hebben begraven. Daar heb je al een voorbeeld van een lokale milieumaatregel: zo’n boom kap je namelijk echt niet zomaar om! Bomen zijn heel belangrijk voor de Oromo. Er is zelfs een gezegde: “Het is beter om een boom te planten dan om een nutteloze zoon te hebben.”’ Later die dag zal Kelbessa spreken op het festival Thinking Planet en daar een lans breken voor de oorspronkelijke (indigenous) kennis en milieu-ethiek van de Oromo, de grootste etnische groep van Ethiopië (35 à 40 miljoen mensen).

Wie zijn de Oromo?
‘De Oromo wonen door heel Ethiopië. Ze vormen uiteraard geen homogene groep. In het zuiden van Ethiopië vind je Oromo die traditioneler leven dan elders. In het algemeen voorzien de Oromo in hun levensonderhoud met landbouw en veeteelt – door de extreme droogte in grote delen van Ethiopië stapten veel mensen over van landbouw op veeteelt. Sommigen hebben kleine bedrijfjes.’ 

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Merlijn Doomernik

Dorpje

Kelbessa zelf is driekwart Oromo. ‘Maar dat doet er niet echt toe’, vindt hij. Hij groeide op in een klein dorpje op zo’n 100 kilometer van Addis Ababa. Zijn vader was boer en zijn moeder huisvrouw. Nu woont Kelbessa in de hoofdstad en werkt hij er aan de universiteit. 

Hoe kwam u van zo’n klein dorpje naar een professoraat aan de universiteit?
‘Dat was niet gemakkelijk! Toen ik klein was stond ik elke dag om halfzes op om de vijftien kilometer naar school af te leggen. Mijn moeder had mijn ontbijt de avond tevoren al klaargezet. Soms bleef ik op school tot vijf uur ’s middags. In al die tijd tussen zes uur ’s ochtends en vijf uur ’s middags had ik dan geen eten. Toen ik naar de universiteit ging, sliepen we met z’n negenen op een kleine kamer en at ik van maandag tot en met vrijdag van hetzelfde brood. Ik was, in de gemeenschap waar ik vandaan kom, de enige die naar de universiteit ging. Aanvankelijk studeerde ik handel. Later, als studentenactivist, las ik Marx, Engels en Lenin, en kreeg ik steeds meer belangstelling voor de filosofie.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Had u toen ook al belangstelling voor het lokale denken?
‘Nee, totaal niet! Ik had er een hekel aan. Als kind had ik er geen weet van. Mijn ouders waren vrome christenen en hebben me er niets van meegegeven. De oorspronkelijke Oromo-kennis is door de eeuwen heen altijd bedreigd en verdrongen door invloeden van buiten, zoals het christendom en de islam. Persoonlijk vond ik lokale en traditionele gebruiken en denkwijzen altijd maar primitief. Misschien doordat ik op de universiteit hoofdzakelijk werd onderwezen in westerse filosofie.’

Wanneer veranderde uw zienswijze?
‘Na mijn bachelor filosofie begon ik belangstelling te krijgen voor de Afrikaanse filosofie en het oorspronkelijke, lokale denken van de Oromo. Dat kwam onder andere doordat ik de Keniaanse filosoof Henry Odera Oruka (1944-1995) leerde kennen, die zich bezighield met het vastleggen van het oorspronkelijke Afrikaanse denken. Je zou kunnen zeggen dat ik het heb herontdekt.’

Wat hebt u daar precies herontdekt en hoe?
‘Laat ik beginnen met hoe. De Oromo kennen een orale traditie: kennis wordt mondeling van generatie op generatie overgedragen. Dus ik ben met mensen gaan praten. Met oude wijzen. Gelukkig spreek ik de taal. Als je oud bent, ben je overigens niet per se wijs, hoor; grijze haren maken nog geen wijze. Wie grijze haren in zijn hart heeft, díé is van nature wijs. Ik maak bovendien graag een onderscheid tussen de folk sage, iemand uit de gemeenschap die veel kennis bezit over zijn gemeenschap, en een philosophic sage, iemand die deze kennis bezit en er bovendien op reflecteert. Gaandeweg werd me duidelijk dat de Oromo op basis van hun religie en kosmologie een geheel eigen, oorspronkelijke milieu-ethiek kennen. Ze hebben regels voor de omgang met het land, planten en dieren. Veel van hun ethische inzichten zijn nog altijd relevant en te vergelijken met inzichten die in het Westen pas rond 1970 de kop opstaken, toen daar de milieufilosofie vorm kreeg.’

Kunt u daar een voorbeeld van geven?
‘Volgens de Oromo heeft Waqaa [God] alles gemaakt. De mens is deel van dat geheel en mag deze schepping niet schaden of verstoren. Je mag niet zomaar een boom kappen of een dier doden, bijvoorbeeld. Menselijk gedrag wordt – in tegenstelling tot dierlijk gedrag – gereguleerd door safuu, het geheel aan ethische overwegingen. Safuu is het ordenend principe tussen Waqaa, Ayaana – een soort metafysisch ideaal – en Umaa, de tastbare wereld en de handelingen die daarin plaatsvinden. Hoewel de mens boven andere dieren staat in de oorspronkelijke kosmogonie van de Oromo, is hij slechts een medebewoner van Moeder Aarde. Dit is een fundamenteel ander uitgangspunt dan dat van bijvoorbeeld het christelijke rentmeesterschap, waarbij de mens van God de zegen krijgt om met de aarde te doen wat hij goed vindt om te doen. In het oorspronkelijke denken van de Oromo zie je de notie van een biotic community, zoals door de Amerikaanse ecoloog en milieu-ethicus Aldo Leopold (1887–1948) geformuleerd, terug: de mens maakt deel uit van een gemeenschap die bestaat uit allerlei soorten. En alle soorten in de gemeenschap verdienen safuu – uiteindelijk een moeilijk te definiëren begrip, dat vaak als “respect” wordt vertaald.’

Muizen

Een hommel scheert rakelings langs ons heen. Inmiddels zitten we volop in de zon. ‘Zullen we ons verplaatsen?’ vraagt Kelbessa, onberispelijk gekleed in een donkerblauw pak met hagelwit overhemd en stropdas. ‘Het lijkt erop dat de witten van de zon houden en de zwarten niet’, zegt hij terloops terwijl we een nieuw plekje opzoeken.

En wat nu als een vos al mijn lammeren doodt, of een kolonie muizen de jonge aanwas op mijn land opeet? Wat doe je bij conflicterende belangen?
‘Dan moet je creatieve maatregelen nemen. Je mag deze dieren niet doden, ook al zitten ze je dwars. Dus zul je ze op de een of andere manier moeten ontmoedigen. Soms laten mensen zelfs toe dat een deel van hun aanplant of veestapel door wilde dieren wordt geconsumeerd. Want ook wilde dieren hebben recht op voeding. Als de Oromo een waterput slaan, mogen wilde dieren daar ook komen drinken.’

Ontbossing, bodemerosie en extreme droogte zijn actuele en dringende ecologische kwesties in Ethiopië. Kan de oorspronkelijke kennis van de Oromo ook hierbij uitkomst bieden?
‘Volgens de oorspronkelijke Oromo-traditie is land nooit in iemands bezit en mag je het niet exploiteren of uitputten, maar dat laatste hebben mensen wel gedaan, met bodemerosie tot gevolg. Vruchtbaar land is schaars en er zijn veel monden om te voeden. Mensen worden dus gedwongen tot niet-duurzame praktijken. De regering verkoopt grote stukken land voor een schijntje aan buitenlandse investeerders. Deze praktijk van landjepik is een ernstige vorm van milieu-onrechtvaardigheid [environmental injustice]. Dat verhelp je niet louter met een beroep op lokale, oorspronkelijke kennis. Hier ligt een taak voor de regering om haar beleid te wijzigen. We hebben échte investeerders nodig, die zorgen voor duurzame ontwikkeling, waarbij de lokale boeren inspraak hebben.’

Hoe verhoudt deze lokale oorspronkelijke kennis van de Oromo zich tot globale problematiek als klimaatverandering?
‘Lokale boeren hebben vaak weinig weet van globale problematiek. Wat mij betreft zijn lokale kennis, academische milieu-ethiek en moderne wetenschap dan ook complementair. Het is niet mijn bedoeling alleen maar de loftrompet te steken over de Oromo-gebruiken en hun kennis, laat dat duidelijk zijn. De Oromo kennen namelijk zeker ook verwerpelijke ideeën en gebruiken. Oorspronkelijke kennis alleen is niet zaligmakend. Maar je kunt die kennis ook niet negeren, want ze biedt waardevolle lessen. Neem het idee van intergenerationele rechtvaardigheid. Dat leeft al eeuwen bij de Oromo: je moet het land goed achterlaten voor toekomstige generaties. De kennis van de Oromo gaat bovendien terug op eeuwenlang observeren en ervaren, trial and error – empirisch onderzoek, zij het op een andere schaal dan de westerse wetenschap. Oromo weten op basis van ervaring hoe planten en dieren zich gedragen en welke bomen en planten geneeskrachtige eigenschappen hebben. En ze weten zich al eeuwen deel van een ecologisch systeem waarin alles met alles samenhangt.’

Respect voor een ecologisch systeem waarin alles met alles samenhangt klinkt heel mooi, maar veelal beginnen de problemen pas als we aan zo’n besef ook gedrag moeten verbinden. Hoe kunnen we die kloof tussen weten en doen overbruggen?
‘Zowel in Afrika als in het Westen moet ecologisch bewustzijn gekweekt worden. Die onderlinge samenhang van alles, van insect tot mens, moet onderwezen worden. Op scholen moeten milieulessen worden gegeven. Mensen moeten leren dat wat zij lokaal doen globale gevolgen heeft.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Merlijn Doomernik

Hiermee eindigt bijna elk gesprek over milieuproblematiek: bewustzijn kweken. Dat heeft iets onbevredigends.
‘Ja, zeker. Vergis je niet, we moeten ook gewoon dingen dóén. Dat is ingewikkeld, want de macht luistert vaak niet. Bovendien hebben multinationals enorm veel invloed op beleid en omzeilen ze milieuwetgeving in het ene land door hun bedrijf te verhuizen naar een land waar de regels non-existent of soepeler zijn. Dus er moet wetgeving komen op internationaal niveau. Politieke organen zoals de Verenigde Naties moeten bovendien écht democratisch worden. Landen en bedrijven die klimaatprotocollen aan hun laars lappen moeten gestraft worden. Afrika heeft maar marginaal aan klimaatverandering bijgedragen en toch is het een van de grootste slachtoffers van die klimaatverandering. Dat is ronduit onrechtvaardig. Het Westen heeft een ethische plicht om slachtoffers van klimaatverandering te hulp te komen. En westerse burgers hebben de plicht zich te informeren over de consequenties van hun consumptiegedrag voor de rest van de wereld.’

Intussen zijn mensen in het Westen nog steeds massaal op zoek naar koopjes, in winkels en online. Bent u optimistisch?
‘We moeten overconsumptie een halt toeroepen, want als het westers-kapitalistische consumentisme wordt geëxporteerd naar momenteel minder welvarende gebieden, is onze collectieve ondergang onafwendbaar. Juist omdat de gevolgen zo catastrofaal zullen zijn als we niets doen, ben ik optimistisch. Ik ben van mening dat de klimaatsceptici aan de verliezende hand zijn.’

Hoe ziet u uw eigen rol in de verandering die nodig is?
‘Ik zie het als mijn morele plicht om mijn kennis te delen, bijvoorbeeld met de lokale wijzen en boeren. Ik wissel informatie met hen uit over lokale en globale problematiek. En geregeld financier ik ook lokale ecologische initiatieven. Door te schrijven over de oorspronkelijke kennis van de Oromo zorg ik er bovendien mede voor dat die niet verloren gaat.’