Home Wijzen asperges op een slechte relatie?

Wijzen asperges op een slechte relatie?

Door Jeroen Hopster op 17 december 2013

01-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

De kunsthistorische indeling van veel musea is niet interessant voor gewone gebruikers, menen Alain de Botton en John Armstrong. Zij pleiten ervoor de zalen voortaan in te delen op emoties, zoals liefde, leed, angst en mededogen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Stel dat we onze musea opnieuw zouden inrichten. Zonder galerij van zeventiende-eeuwse meesters, zonder tentoonstelling van het Franse impressionisme, zonder uitleg van Picasso’s blauwe periode. En stel dat we in plaats van de historische ontwikkeling de tijdloze levenslessen van kunstwerken centraal zouden stellen. Wat zegt de blik van Daphnis naar Chloë dan over de liefde? Hoe stimuleert de architectuur van Brunelleschi dan onze redelijkheid?

In Kunst als therapie betogen Alain de Botton en John Armstrong om van een museumbezoek geen intellectuele exercitie te maken. Hoe een schilderij past in het oeuvre van een kunstenaar is voer voor theoretici, niet voor een gemiddelde museumbezoeker. De bezoeker ervaart kunst als een hoogstpersoonlijke aangelegenheid: een schilderij vertelt hem over het leven – zíjn leven – en vervult daarmee een therapeutische functie. ‘Eigenlijk moeten we ons meteen afvragen wat er bij mensen ontbreekt als ze een bepaald voorwerp mooi vinden’, stellen de auteurs. Kunstwerken vormen gereedschap om te sleutelen aan onze psyche: ze geven rust aan degenen die gestrest zijn, bieden troost aan hen die verdriet hebben.

In deze therapeutische benadering van kunst klinkt een aanpak door die bekend is uit Bottons eerdere werk: hij ziet de esthetiek in het leven zelf. Dat bedoelt de filosoof niet slechts metaforisch (‘Stileer je leven als kunstwerk’), maar vormt een praktische wijsheid: we moeten de waarden die kunstwerken herbergen naar onze levens importeren. Kunst is er niet omwille van zichzelf, noch omwille van experts die een carrière als curator of kunstcriticus ambiëren. Kunst is er juist voor de planoloog, de relatietherapeut en de bankier, als inspiratiebron voor aantrekkelijke steden, gezonde relaties en waardevolle investeringen. Dát zijn de ware kunstwerken; de voorwerpen die wij in musea aantreffen wijzen slechts in de juiste richting.

Sterker nog: als we de waarden die kunstwerken uitdragen volledig in ons hebben opgenomen, dan is de functie van kunst in wezen volbracht. ‘Het zou niet tegenstrijdig moeten klinken’, stellen Botton en Armstrong daarom, ‘wanneer we beweren dat we kunstminnaars zijn en tegelijkertijd hopen dat we ons op een goede dag wat minder druk maken om al die kunst. […] Het ultieme doel van de kunstminnaar moet zijn om een wereld te scheppen waarin kunstwerken iets minder noodzakelijk zijn.’

Wankele fundamenten
In hun prachtig vormgegeven boek zetten de auteurs niet alleen hun ‘nieuwe agenda’ voor het presenteren van kunst uiteen, maar geven ze daaraan ook zelf gestalte. Aan de hand van 141 kunstwerken, laverend van middeleeuws naar hedendaags, tonen zij emoties, zoals liefde, leed, angst en mededogen – emoties waarbij de afgebeelde kunstwerken ons helpen een balans te vinden. In een therapeutisch museum zou aan elk van deze emoties een aparte zaal zijn gewijd. Ook zou er een museumwinkel zijn met prentbriefkaarten om zelf te beschrijven of met theedoeken geweven in de geest van Mondriaan. Juist dankzij zulke gebruiksvoorwerpen kunnen wij ons de waarden van kunstwerken toe-eigenen: ‘De cadeauwinkel vormt in wezen de belangrijkste plek in het museum.’ 

Verbeeldingskracht kan Botton en Armstrong niet worden ontzegd: hun pleidooi voor therapeutische kunst is hoogst origineel, maar de toeschouwer krijgt hun fantasie te veel opgedrongen. Zal een arrogant persoon zich daadwerkelijk gemaand voelen tot bescheidenheid bij de eenvoudige aanblik van een Koreaanse maanvaas? Leren we echt iets over langdurige relaties uit de wijze waarop Manet asperges schilderde? Het wensbeeld is prachtig, maar de onderbouwing nogal ongewis.

Of neem de hedendaagse foto van een gebrouilleerd echtpaar, waarop hun leed volgens de auteurs ‘waardig’ wordt verbeeld. Hoe waardig die afbeelding ook moge zijn, kan die zelf ook troosten? Hoe precies laat een indruk van de foto zich naar gevoelens van troost vertalen? Bovendien: zijn de emoties die uit een beeld, foto of schilderij spreken wel zo eendimensionaal? Voor de een kunnen Manets samengebonden asperges symbool staan voor langdurige relaties, voor de ander kunnen ze de beknelling van een voorbestemd lot tonen.

Verhindert een museum dat het kunstwerk bij voorbaat onderbrengt in de zaal van ‘liefde’ dan wel ‘angst’ niet de mogelijkheid om die betekenis zelf een plaats te geven? Botton en Armstrong scoren hoog op conceptuele vernieuwing, maar de filosofische fundamenten van hun therapeutische museum staan nog wankel. Des te interessanter is de vraag hoe dat museum in de praktijk uitpakt. Want die praktijk komt er: vanaf eind april treden de auteurs op als gastcuratoren van het Rijksmuseum. Zo zal de galerij van zeventiende-eeuwse meesters tijdelijk plaatsmaken voor kunstwerken die ons vertellen over werk, liefde, status en sterfelijkheid – thema’s uit de kunst, met lessen voor het leven.

Op de hoogte blijven van filosofie? Neem nu een halfjaarabonnement op Filosofie Magazine voor slechts € 25,- en kies een mooi geschenk.