Home Wetenschap van de harde mening
Waarheid

Wetenschap van de harde mening

Wetenschappelijk onderzoek wordt vaak in twijfel getrokken. Is wetenschap inderdaad maar een mening? Denker des Vaderlands Daan Roovers reconstrueert de status van onze kennis en ziet dat wetenschap niet langer de onthuller is van de waarheid, maar de onderbouwing van een opvatting.

Door Daan Roovers op 25 maart 2020

Wetenschap van de harde mening

Wetenschappelijk onderzoek wordt vaak in twijfel getrokken. Is wetenschap inderdaad maar een mening? Denker des Vaderlands Daan Roovers reconstrueert de status van onze kennis en ziet dat wetenschap niet langer de onthuller is van de waarheid, maar de onderbouwing van een opvatting.

Cover van 04-2020
04-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

De Franse filosoof Alain Badiou stelde in 2006 in Filosofie Magazine dat er sinds de val van de Muur nog maar één waarheid bestaat: zij spreekt Engels en rekent in dollars. We moeten, aldus Badiou, dringend op zoek naar ‘andere waarheden’. Trump was nog een zakenman, van fake news had nog niemand gehoord en de scepsis ten aanzien van de wetenschap zag niemand nog aankomen.

Badiou doelde met die ene waarheid op de dominantie van het westerse kapitalisme, en die is na al die jaren nog vrijwel altijd onaangetast, maar een zoektocht naar een nieuwe politiek zou je anno 2020 toch niet meer formuleren als het zoeken naar een ‘andere waarheid’. Alternative facts vormen juist onze politieke splijtzwam, en post-truth is sinds 2016 het nieuwe referentiepunt. Nu is de verhouding tussen politiek en waarheid altijd al gespannen geweest – dat begint bij Plato, schrijft Hannah Arendt in haar essay Truth & politics. Maar het wantrouwen ten aanzien van de wetenschap komt onverwacht en heeft snel voet aan de grond gekregen. Of het nu om opwarming van de aarde gaat, het nut van vaccineren of om modellen van het RIVM, resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden steeds vaker in twijfel getrokken. Is wetenschap niet ook maar een mening? Hoe kon dit zo snel gebeuren? En welke rol speelt de ontwikkeling van internet en de digitale revolutie hierin?  

Kennis in overvloed

De natuurwetenschap zoals wij die kennen, ontstond in de zeventiende eeuw. Observatie en experiment namen de plaats in van speculatie en wereldbeschouwing. Telescopen, thermometers, lijkschouwingen, schedellichtingen: door nieuwe methodes namen de mogelijkheden om de werkelijkheid te onderzoeken spectaculair toe. Deze geweldige explosie aan kennis zorgde er wel voor dat men niet op elk gebied deskundig kon zijn, en specialisatie werd onvermijdelijk. Dat was de keerzijde.

De toerist boekt zijn eigen vlucht, de patiënt googelt zijn eigen diagnose

In de twee eeuwen die daarop volgden, groeide niet alleen de hoeveelheid beschikbare kennis spectaculair, ook het bereik van de media die over deze kennis publiceerden nam toe. Het bracht onderzoeksjournalist Walter Lippmann (1889-1974) tot de verzuchting: ‘Als het míj al niet lukt om me zelf goed te informeren over alle onderwerpen waarover ik me een oordeel zou moeten vormen, terwijl het nota bene mijn hoogste belangstelling heeft, hoe kunnen we dat dan van alle burgers verwachten?’ Walter Lippmann, ook schrijver en oprichter van een krant, wijdt in de eerste helft van de twintigste eeuw het grootste deel van zijn werk aan de vragen ‘Welke kennis heeft het publiek in een democratie nodig om een oordeel te kunnen vormen?’ en ‘Hoe breng je kennis van een expert over op een publiek?’

Lippmann had daarbij overigens in de eerste plaats politieke ontwikkelingen op het oog, maar zijn beschrijving van de verhouding tussen expert en publiek is evenzeer illustratief voor de wetenschappen. In welke mate, vroeg Lippmann zich af, zijn de opkomende massamedia van deze tijd (met name de radio, maar ook nog altijd de geschreven pers) in staat om het publiek goed te informeren over de belangrijkste ontwikkelingen wereldwijd? Als gerenommeerd journalist moest hij vaststellen dat de media voortdurend in conflict waren met twee – in zijn ogen – tegenstrijdige eisen aan de informatievoorziening. Ten eerste de publieke eis: de brede beschikbaarheid en verspreiding van informatie, en ten tweede de complexiteits-eis: het nauwkeurig en volledig weergeven van de feiten. Wat betreft de eerste eis meende Lippmann dat de massamedia van zijn tijd zeer toegerust waren. De verspreiding was groter dan ooit. Je kon met een eenvoudig bericht gemakkelijk veel mensen bereiken. Maar wat betreft de vereisten van nauwkeurigheid en
complexiteit schoot de informatie volgens Lippmann tekort. De verhalen in krant en radio waren noodgedwongen altijd onderhevig aan ruimtegebrek, en simplificatie, waardoor de berichtgeving nooit helemaal adequaat was.


Beeld: ©StudioVandaar, Jedi Noordegraaf

Met de vraag hoe we het best met die onvermijdelijke vervorming kunnen omgaan, heeft Lippmann zich decennia beziggehouden. Omdat het onmogelijk leek op elk gebied goed geïnformeerd te zijn, dacht Lippmann aan het opzetten van speciale intelligence bureaus – een klasse van ‘experts’ die het publiek over allerhande zaken zouden kunnen bijpraten en voorlichten. Die beschikbare kennis inventariseren, bijeenbrengen en vertalen in kennis die relevant is voor het publiek. Een soort kennismanagers.

Verpulvering van de elites

Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen: de twintigste eeuw is de eeuw van die tussenlaag. Er is een enorme groei van bemiddelende instanties die tussen expert en publiek zijn gaan staan: kennisinstituten (RIVM), denktanks, persvoorlichters, journalisten en communicatiedeskundigen. Mediatoren met hun eigen instituties en hun eigen professionaliteit.

Maar in de eenentwintigste eeuw blijft daar niet veel van over. In The Game analyseert de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco de gevolgen van de digitale revolutie. Iedereen met een smartphone heeft alle informatie van de wereld binnen handbereik; de kennis uit de eeuwenoude bibliotheken, maar ook vele actuele databanken zijn maar een muisklik van ons vandaan. ‘Het onvermijdelijke gevolg is dat bij een aanzienlijk aantal mensen de overtuiging groeit dat ze het wel afkunnen zonder tussenkomst van experts of insiders. (…) Als je hebt ontdekt dat je prima zonder je reisbureaumedewerker kunt, waarom zou je dan niet op het idee komen dat je de huisarts ook wel kunt afschaffen?’

Kenmerk van de digitale revolutie is het afschaffen van de tussenlaag, of het overslaan van stappen, zo je wilt. Tussenliggende, publicerende instanties verliezen hun controlerende functie. Het reisbureau, de uitgeverij, de platenindustrie – ze kunnen niet meer vanzelfsprekend bestaan van hun traditionele bemiddelende rol. De YouTuber beheert zijn eigen kanaal, de klant boekt zijn eigen vlucht en zijn eigen hotel, en de patiënt heeft zijn eigen diagnose al gegoogled. Het begin van de eenentwintigste eeuw wordt gekenmerkt door een toename aan horizontale verhoudingen.

Kennis is tegenwoordig meteen betwiste kennis

Het leidt volgens Baricco tot een ongekende emancipatie, een verpulvering van oude elites en een toegenomen twijfel aan experts.
En ziedaar het onoverzichtelijke landschap waarin wij ons nu begeven. Veel beschikbare kennis, weinig autoriteit. Veel opinies, weinig expertise. Hierbij wordt soms ook nogal losjes verwezen naar Foucault, Lyotard of het postmodernisme, als zouden zij met hun deconstructivistische denken de klimaatsceptici hebben gebaard. Was de postmoderne Franse filosofie een paard van Troje? Dat is een gemakzuchtig verwijt. Foucault – en evengoed Nietzsche overigens, met zijn ‘Er zijn geen feiten, er zijn alleen interpretaties’ – hebben de twijfel ten aanzien van de autoriteit zien aankomen; ze hebben die niet zozeer beoogd. Hun werk is dan ook eerder een instrument om de huidige scepsis te begrijpen dan de oorzaak ervan. Lyotards ‘einde van de grote verhalen’ (waaronder: de dominantie van de wetenschap) was namelijk geen normatief, maar een beschrijvend oordeel. Hij voorzag de situatie waarin we nu zitten.

Niet klakkeloos

De consequentie van de digitalisering en van een almaar hoger opgeleide bevolking is dat de verhoudingen horizontaler worden. Met als gevolg dat de wetenschapper meer en meer te midden van het publiek komt te staan, in plaats van ertegenover, in een
collegezaal of achter een katheder. Het publiek hoeft de autoriteit van deze of gene spreker niet te honoreren, zolang in elk geval het vertrouwen in de methode nog overeind staat. En dat lijkt nog altijd het geval.

Hoewel de aanval op de tussenlaag – lees: de wetenschapsjournalistiek, de kennis-instituten – inmiddels is begonnen, is het vertrouwen in de wetenschap in Nederland nog altijd groot, zo blijkt uit een recent rapport van het Rathenau-instituut. Maar het offensief is onmiskenbaar ingezet. Kennis is tegenwoordig direct betwiste kennis. Mensen slikken de resultaten niet klakkeloos, maar dat is niet hetzelfde als twijfel aan de methode. Zoals filosoof en journalist Rob Wijnberg terecht opmerkte: ‘Klimaatontkenners komen zelden met een pastoor of pak tarotkaarten aan om hun punt te onderstrepen – het is meestal een wetenschapper die, tegen de wetenschappelijke consensus in, wél weet hoe het zit.’


Beeld: ©StudioVandaar, Jedi Noordegraaf

Dienstbaar

Wetenschap is niet langer de onthuller van de waarheid, maar de onderbouwing van een opvatting. De wetenschappelijke methode is secundair, dienstbaar aan het standpunt dat al eerder is ingenomen.

We zouden ons in deze situatie, waarin de hoeveelheid beschikbare kennis enorm is, maar het vertrouwen in de expert om die kennis te duiden afkalft, een paar dingen moeten realiseren. Ten eerste: ‘A little knowledge is a dangerous thing,’ zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen. Iets weten is mooi, maar die kennis moet zich verhouden tot de context waar deze uit komt. Wat is je ‘informatiepositie’? Hoe verhoudt een uurtje googlen zich tot een jarenlange studie? Zoals een paar lessen handvaardigheid zich verhouden tot de volledige opleiding tot technisch ingenieur, denk ik, en dus lijkt het me geen vraag wie van de twee we onze vliegtuigen laten repareren. De expert weet niet altijd alles beter, maar weet wel veel beter wat hij of zij weet (en niet weet) in relatie tot wat er te weten valt, en wat hij of zij moet weten in relatie tot het vraagstuk dat voorligt.

Ten tweede: iedereen is vatbaar voor de confirmation bias. Je bent geneigd informatie die jouw mening ondersteunt overtuigender te vinden dan informatie die jouw mening tegenspreekt. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de sceptici, maar ook voor degenen die zich scharen achter de wetenschappelijke consensus over vaccinatie, stikstof of klimaatopwarming.

Ook daar werkt de denkfout dat je de informatie die jouw opvatting onderbouwt op voorhand al overtuigender vindt. Een van de methodes om deze bias zo veel mogelijk te omzeilen is, volgens Daniel Kahneman, de psycholoog die een Nobelprijs kreeg voor zijn onderzoek op dit gebied, je bewust zijn van deze snelle, gemakkelijke vooroordelen (hij noemt dat ‘systeem 1’) en bereid zijn deze te corrigeren met kennis die ontstaat uit het langzame, methodische denken (‘systeem 2’). Met andere woorden, laat wetenschap onze vooroordelen corrigeren. Dat opvattingen aan de wetenschap voorafgaan is niet erg; schadelijk wordt het als die opvattingen niet meer gecorrigeerd worden door de resultaten van wetenschap.

Blind en doof

Het beeld van de wetenschap als hoeder van de waarheid behoeft ten slotte wel enige correctie: dat is niet haar opdracht. De Deense natuurkundige Niels Bohr zei het heel treffend: ‘Het is een misverstand om te denken dat de taak van de natuurwetenschappen eruit bestaat om uit te vinden hoe de natuur is. De natuurwetenschappen houden zich bezig met wat we over de natuur kunnen zeggen.’ En dan blijken sommige uitspraken toch heel wat waarschijnlijker dan andere. Bijvoorbeeld in het geval dat meerdere wetenschappen vanuit hun eigen methode dezelfde hypothese onderschrijven – zoals bij de opwarming van de aarde gebeurt: de convergentie van wetenschappelijke kennis. Of als het empirische succes van bepaalde voorspellingen onmiskenbaar is, bijvoorbeeld in de geneeskunde: de werking en de bijwerkingen van vaccins.

Andere opvattingen onderzoeken en proberen te onderbouwen met wetenschappelijke methodes moeten we van harte toejuichen. Blind en doof zijn voor de tot dusver bereikte resultaten daarentegen betekent blijven hangen in je vooroordelen en onze redeloze en blinde ‘wil’ voorrang geven, waar deze altijd om smeekt, maar die elke vooruitgang van de soort in de weg zit.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.