Met de dood van George Floyd staat er weer een nieuwe naam op de lange lijst met zwarte slachtoffers als gevolg van racisme. Wereldwijd zijn mensen in opstand gekomen. De Black Lives Matter-beweging is luider dan ooit. Maar hoe verzetten we ons tegen systemisch racisme? En op welke wijze ontvangt ook dat verzet weer tegenstand? Een weekendlijstje met vijf filosofische perspectieven op racisme en verzet.
LeRoy Locke: Harlem Renaissance
De filosoof en criticus Alain LeRoy Locke (1885-1954) wordt ook wel de ‘Vader van de Harlem Renaissance’ genoemd. In 1925 publiceerde hij The New Negro, een bloemlezing van fictie, poëzie en essays over Afrikaanse en Afrikaans-Amerikaanse kunst en literatuur. Deze lezing is een van de invloedrijkste werken op de Harlem Renaissance-beweging. Volgens LeRoy Locke zijn zwarte kunstenaars niet verantwoordelijk voor het trotseren van foute stereotypes, afkomstig van de witte bevolking. In de eerste plaats, stelde hij, moet de zwarte kunstenaar zijn eigen individualiteit uitdrukken.
Juist op deze manier maakt hij aanspraak op iets dat universeel menselijk is: eigenheid. Hij wilde de zwarte gemeenschap opnieuw verbinden met hun culturele wortels, waar zij door racisme en kolonialisme op brute wijze van losgerukt waren. LeRoy Locke was ervan overtuigd dat zo de status van zwarte mensen als onderdeel van de samenleving versterkt werd. Gesteund door deze filosofie werd de Harlem Renaissance een project dat streefde naar de zichtbaarheid van zwarte cultuur. Deze gedachtestroom raakt rechtstreeks het hart van de Black Lives Matter-beweging van vandaag.
Fanon: Revolutionair geweld
‘We zijn geen slaven van het verleden en daarom is elke vorm van toekomst mogelijk.’ Deze hoopvolle gedachte komt van psychiater en politiek filosoof Frantz Fanon (1925-1961). In Black Skin, White Masks (1952) en The Wretched of the Earth (1961) stelt hij dat kolonialisme een alomvattend project is dat geen enkel onderdeel van de menselijke conditie overslaat. Volgens Fanon is revolutionair geweld noodzakelijk als voorwaarde voor bevrijding. De heerser baseert zijn macht op de fantasie dat de beheerste zwak en minderwaardig is. Omdat geweld krachtig is, iets wat niet verwacht wordt van de gekoloniseerde groep, is revolutionair geweld een aanslag op het hele systeem waar racisme op is gebouwd.
De groep krijgt door zijn verzet plots toegang tot een bredere culturele, sociale en politieke identiteit. Dit is niet alleen een schok voor de bezetter, maar ook voor de onderdrukte bevolking. Volgens Fanon kan het koloniale systeem deze schok uiteindelijk niet aan. Het opzettelijke en doelgerichte karakter van revolutionair geweld is daarom een essentieel instrument in de strijd tegen systemisch racisme. Met zo’n instrument in handen kan het koloniale denken en doen worden verbannen.
Spivak: Strategisch essentialisme
Mensen van kleur worden gereduceerd tot de tint van hun huid en niet-westerse culturen zijn exotisch en mysterieus omdat ze zo ‘anders’ zijn. Deze opvattingen stromen voort vanuit het essentialisme: het idee dat iedereen wordt gedefinieerd door een essentie bestaande uit karakteristieke eigenschappen als ras, gender en seksualiteit. Geleerde Gayatri Spivak (1942) stelt dat de westerse academische wereld onderdeel is van zowel het probleem als de oplossing voor deze kwestie.
Ze beschuldigt academici ervan te spreken vóór niet-westerse groepen, in plaats van met. Ze blijven stemloos achter. Hoe creëren we het juiste geluid in deze stilte? Spivak attendeert ons erop dat we de ander moeten leren begrijpen en bewust moeten omgaan met onze taal. Toch wilde Spivak het idee van essenties niet helemaal opgeven. Hoe kan men immers echte problemen van bijvoorbeeld de zwarte gemeenschap begrijpen als er niet zoiets bestaat als ‘dé zwarte gemeenschap’? Omdat essentialistische opvattingen de wereld nog steeds onderbouwen, is spreken alsof dat niet het geval is gevaarlijk. Spivak stelde het strategisch essentialisme voor. In dit geval zijn essenties geen vastgeroeste waarheid die het hokjesdenken versterken, maar een tijdelijke strategie om de voelbare ongelijkheid bespreekbaar te maken.
Wekker: Witte onschuld
Debatten over racisme zijn vurig en roepen veel agressie op. Tegelijkertijd wordt het bestaan van racisme vaak genoeg ontkend. Gloria Wekker (1950), emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit aan de Universiteit Utrecht, belicht deze paradox in Witte onschuld. Wekker begint met haar uitleg dat de norm in onze maatschappij wit is. Achter die witheid schuilen ideeën over goedheid, echtheid en schoonheid. Mensen die binnen deze kaders vallen, identificeren zich daarmee en raken eraan gehecht. Maar iedereen die buiten de witte norm valt komt terecht in een soort niet-zijn: niet goed, niet juist, niet schoon.
Het is dan ook de niet-witte mens die zich continu moet aanpassen en verbergen om de norm staande te houden. Wat de witheid ‘onschuldig’ maakt, is dat het dominante Nederlandse perspectief uitgaat van zowel een niet-weten als een niet willen weten. Het benoemen van het VOC-verleden blijft pijnlijk en gaat gepaard met veel ontkenning. Wekker benoemt ook de discussie over Zwarte Piet als voorbeeld van het ontwijken van verantwoordelijkheid. Witte onschuld zorgt ervoor dat racisme systematisch gedefinieerd wordt als een probleem dat niet bestaat.
Mbembe: Mondiaal kapitalisme
De maatschappij zoals wij die vandaag kennen is grotendeels gebaseerd op ideeën die in de Verlichting voor het eerst werden geformuleerd. De beginselen van het kapitalisme begonnen steeds meer te groeien tot mondiale werkelijkheid. In Kritiek van de zwarte rede (2015) stelt filosoof en politicoloog Achille Mbembe (1957) dat juist die periode uit de geschiedenis verschillen tussen mensen op basis van ras produceerde. Wat zegt dat over onze idealen van nu?
Volgens Mbembe is het kapitalisme gebaseerd op uitsluiting. Het gaat uit van een wij-zij-denken. Toevallig is het niet dat met de komst van het mondiale kapitalisme ook de term ‘zwart’ ontstond. Een term geboren uit het wrede verlangen om de ander te kunnen isoleren, beargumenteert Mbembe. Het is een simpel signaal dat de niet-witte ander als ‘anders’ bestempelt. Racisme was in de geschiedenis de springplank naar steeds diepere troggen van ongelijkheid. Op die wijze zijn kapitalisme en racisme twee kanten van dezelfde medaille en zijn ze onlosmakelijk verbonden. Mbembe roept ons op om dus ook beiden kanten, inclusief onze ideeën daarover, kritisch te onderzoeken.