Home Dieren ‘We moeten het dier in onszelf leren zien’
Dieren

‘We moeten het dier in onszelf leren zien’

Door Elke van Riel op 24 september 2021

‘We moeten het dier in onszelf leren zien’
Cover van 10-2021
10-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Het idee dat we als mens uniek zijn, zit diep. Maar we moeten eindelijk écht gaan begrijpen dat wijzelf ook dieren zijn, betoogt de Britse onderzoeker en auteur Melanie Challenger in haar nieuwe boek Het dier in ons.

Hoe we reageren op het feit dat we dieren zijn tussen andere dieren is volgens milieufilosoof Melanie Challenger de grootste uitdaging waarvoor we dit millennium staan. ‘Dat we dieren zijn, beïnvloedt elk aspect van ons leven. Als we dat niet onderkennen, begrijpen we onszelf niet alleen minder goed, we kunnen dan ook de risico’s van ons eigen gedrag minder goed inschatten,’ zegt ze via Zoom vanuit Engeland.

In haar diepgravende en prikkelende boek Het dier in ons. Een nieuwe geschiedenis van de mens citeert ze filosofen, paleontologen, evolutionair biologen, cultureel antropologen en primatologen. Ook zocht ze een aantal onderzoekers op en de gesprekken verwerkte ze in het boek. ‘We hebben onszelf ten onrechte buiten en boven de rest van de wereld geplaatst, maar moeten onszelf er nu weer ín denken,’ zegt Challenger.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waarom is dat zo belangrijk?
‘We kunnen het ons niet meer veroorloven te negeren dat ook wij dieren zijn, vanwege de grote gevolgen van ons handelen op eco- en aardesystemen. De illusie dat we zouden kunnen ontsnappen aan de beperkingen van het feit dat we organismes zijn in een organische wereld met een biosfeer, en dat we niet verbonden zouden zijn met de rest van het leven, is ontzettend schadelijk. Met de biodiversiteits- en klimaatcrisis staan we op een kantelpunt, waarbij onze houding tegenover de wereld niet alleen destructief is voor andere soorten, maar ook voor onszelf.

Als lid van de Britse nationale raad voor bio-ethiek volg ik de ontwikkelingen rond nieuwe technieken zoals CRISPR. Daarmee kunnen we stukjes DNA knippen en vervangen. Dit soort technieken ontwikkelt zich snel. We kunnen al muizen maken met stukjes menselijk DNA. Maar als het dominante wereldbeeld waarin deze ontwikkelingen plaatsvinden niet erkent wat het betekent dat we dieren zijn en bepaald worden door biologie, is dat zorgwekkend.’

Waarom?
‘Ik ben geen techniekalarmist, maar als je de industriële geschiedenis bestudeert, zie je dat we de risico’s van technieken altijd erg slecht hebben kunnen inschatten. Dingen waarvoor we bang waren gebeurden vaak niet, terwijl we de dingen die misgaan, zoals microplastics en massa-extinctie, niet zagen aankomen. Daarom denk ik dat we de risico’s van kunstmatige intelligentie en van technieken als CRISPR en synthetische biologie ook slecht kunnen inschatten.

Er gebeurt van alles op het gebied van de-extinctie: het weer tot leven wekken van uitgestorven soorten. Ook wordt gezocht naar manieren om de veerkracht van soorten tegen klimaatverandering te vergroten door genen aan te passen. Maar tegelijk is er sprake van een ongelooflijk verarmd ethisch kader. Er is nog altijd nauwelijks uitwisseling tussen de geestes-en natuur­wetenschappen, en op beleids­niveau wordt nauwelijks nagedacht over herziening van oude denkkaders over hoe wij ons verhouden tot andere soorten.

‘Ik ben bang voor eugenetica’

In The Cambridge Declaration on Consciousness uit 2012 verklaarden toonaangevende neurowetenschappers al dat andere dieren net als wij beschikken over bewustzijn, gevoel en pijnbeleving. Maar de morele implicaties hiervan zijn niet doordacht. Terwijl ons denken dus nog zo primitief is, zijn we bezig met technieken voor mens­verbetering. Ik maak me grote zorgen over hoe we hiermee binnen het huidige paradigma zullen omgaan en ben bang voor eugenetica.’

‘We weten al sinds Darwin dat we zoogdieren zijn, maar blijven vasthouden aan het idee dat we niet écht dieren zijn,’ schrijft u. Waarom is dit idee zo hardnekkig?
‘Daar heb ik lang en diep over nagedacht, want ik wilde hierover niet iets zeggen dat zo algemeen zou zijn dat het niet meer waar zou zijn, of te simplistisch. Hoe dieper ik hierin dook, hoe meer mijn idee dat mensen ontzettend worstelen met hun dierlijkheid werd bevestigd. Dat komt – ironisch genoeg – juist door onze bijzondere cognitie. Dat we in dit opzicht speciaal zijn, wil ik zeker niet ontkennen. We kunnen in onze gedachten tijdreizen, hebben een sterk identiteitsgevoel en beschikken over theory of mind, we kunnen ons verplaatsen in anderen.

Het grote probleem is de waardeclaim die we hieraan koppelen: we denken dat wij het enige dier zijn met waardigheid en een morele status. Dat scheidt ons van de rest van de levende wereld en daar moeten we vanaf. Ook omdat hiërarchische ideeën onze moraliteit niet versterken. Integendeel, ze maken ons meer uitsluitend naar alles en iedereen buiten onze eigen groep. Dat wordt nog eens versterkt als we ons bedreigd voelen, zoals nu tijdens de pandemie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de agressie tegenover mensen met een Aziatisch uiterlijk.

‘We hebben risico’s van technieken altijd erg slecht kunnen inschatten’

Alle dieren vermijden pathogenen, pijn, honger, bedreigingen voor hun voortbestaan en gevaren voor hun nakomelingen en – uiteraard – dood. Maar alleen wij beseffen dat we sterfelijk zijn. Dat was al zo bij de jagers-verzamelaars in de oertijd. Over de rol van deze existentiële angst schreef de cultureel antropoloog Ernest Becker in de jaren zeventig The Denial of Death. Volgens hem is religie een manier om ons hiertegen te beschermen.

Zelf denk ik dat het sterkste wat religie biedt, naast een gevoel van rust in het omgaan met de uitdagingen van ons bestaan, een idee van morele autoriteit is. We worstelen met de vraag hoe moreel te zijn in een immoreel universum. Terwijl moraal iets natuurlijks is en niet voorbehouden is aan de mens, zoals onder anderen primatoloog Frans de Waal laat zien.’

‘We denken dat wij het enige dier zijn met waardigheid en morele status’

Is de worsteling met onze dierlijkheid vooral iets westers?
‘Nee, je ziet in alle wereldgodsdiensten substantiedualisme en ideeën van menselijke heerschappij, al zijn die in het christendom wel sterker. Maar ook veel animistische, niet-industriële en inheemse culturen kennen substantiedualisme met een spiritueel element. Sacralisatie vindt overal plaats, maar bij inheemse culturen heeft wel ál het leven een heilige essentie en in hun wereldbeelden draait het minder om hiërarchische ordening en meer om relationaliteit. Zij erkennen de agency van andere levende wezens en hebben meer besef van interconnectedness, het onderling verbonden zijn van al het leven op aarde. Maar wat we vooral van ze zouden kunnen leren, is de acceptatie van het feit dat onze levens eindig zijn. In het Westen zijn we erg gehecht aan het idee dat we voor altijd zouden kunnen leven.’

We geloven niet meer massaal in een leven na de dood, maar willen nu ons lichaam achter­laten door onze geest te uploaden in de cloud en de planeet achterlaten door Mars te gaan koloniseren, beschrijft u. Wat vindt u daaraan vooral problematisch?
‘Het is erg onrealistisch. Het is nooit een goed idee om in een illusie te leven. Niet alleen omdat je nooit helemaal kunt ontkomen aan het pijnlijke besef hoe het wél zit, maar vooral omdat je in de tussentijd veel schade veroorzaakt. Het is een gevaarlijke manier van denken, omdat de fysieke werkelijkheid er minder toe doet als we denken dat we die kunnen overstijgen.

Het is ook een erg mannelijke manier van denken. Transhumanisten zijn bijna altijd mannen. Je ziet ook dat een aantal extreem rijke mannen, zoals Elon Musk, inzet op technologische ontwikkelingen zonder oog voor de ethische implicaties ervan. Ze steken geld in een expeditie naar Mars, terwijl ze het ook zouden kunnen inzetten voor beter onderwijs, om de ongelijkheid in onze samenlevingen te verminderen, of om technieken te ontwikkelen om plastic uit de oceanen te verwijderen. Het gaat niet over een beter mens proberen te zijn op deze planeet, het is een afleiding van de echte problemen en een enorme verspilling van middelen.’

Challengers punt is niet dat wij ‘slechts dieren’ zijn, maar dat ook wij sterfelijke en biologische ‘aardewezens’ zijn. Biologie ondersteunt geen hiërarchie en er is geen harde grens tussen ons en andere dieren, benadrukt ze. Ze bepleit geen biologisch determinisme: ‘Biologie is geen one size fits all, maar juist erg rommelig en niet alles­bepalend.’ Wel wil ze af van een dualistische manier van denken: we moeten erkennen dat hormonen en onze lichamen óók bepalen wie we zijn. ‘We houden niet op bij de nek: er vindt voortdurend een complexe uitwisseling plaats met de rest van ons lichaam en al onze ervaringen zijn volledig belichaamd. Toch denken we nog altijd dat wat we ten diepste wérkelijk zijn, het denkende deel van onszelf is.’

Is het lichamelijke – en meer algemeen de biologie – volgens u een blinde vlek in de westerse filosofie?
‘Ja, de filosofie is in dit opzicht verschrikkelijk, al zijn er uitzonderingen, zoals Aristoteles, Nietzsche, Schopenhauer, Derrida en de Britse filosoof John Gray. Maar mijn grootste bezwaar is dat de westerse filosofie morele systemen bouwt op een onjuist fundament, namelijk de menselijke rationele geest.

Moraliteit zou gaan om ideeën en rationaliteit, maar is in werkelijkheid vooral lichamelijk en relationeel. Het komt sterk tot uiting in moederschap, vanwege de affectieve relatie tussen moeder en kind. Daarom zijn de eerste jaren zo bepalend in het leven van een mens, al het is niet alles, want mensen zijn heel plastisch. Maar voor moeders en moederschap is te weinig oog.

Er zijn niet genoeg vrouwelijke filosofen en te weinig filosofen die moeder zijn. Mijn heldin is de Britse filosofe Mary Midgley. Ik was erg blij om haar als twintiger te ontdekken, want ik had toen al zoveel dode mannen gelezen.’

Wat spreekt u zo in haar aan?
‘Zij was een onverschrokken denker en was niet bang om te schrijven over het belang van ons emotionele leven en hoe “rommelig” dat is en dat we geen nette tweedeling kunnen maken tussen emoties en rationaliteit, vanwege de constante wisselwerking daartussen. Ze schreef over feminisme en evolutie, en wist heel goed onzinnige ideeën door te prikken over de relatie tussen mensen en andere dieren. Ze had een scherp oog voor de vaak mythologische onderbouwing van wat rationele gedachten lijken. Ik heb jarenlang contact met haar gehad. Gelukkig heb ik haar enkele weken voordat ze in 2018 stierf bezocht.’

Challenger woont met haar gezin in een bos in Noord-Yorkshire. Haar man is zeevogelecoloog en ze vergezelt hem regelmatig op expedities. Aandachtige observatie van het gedrag en de interactie van andere soorten noemt ze ontzettend belangrijk: ‘Dan kún je namelijk niet anders dan hun intelligentie en behoeften zien, en kun je onmogelijk vasthouden aan exceptionalisme. Maar we brengen te weinig tijd door met andere soorten.’

Er is volgens haar veel bij te winnen als we bewuster stilstaan bij de behoeften van verschillende soorten. ‘Voor een slak zijn die totaal anders dan voor een olifant. Maar dat betekent niet dat er geen morele relatie mogelijk is met een slak. Als mens kunnen we zelfs een band aangaan met op het eerste gezicht angstaanjagende dieren als een rat, hagedis of python. Ons vermogen tot compassie is prachtig en we kunnen proberen het te versterken. Want dan begrijpen we hopelijk dat als wij ertoe doen, dat ook geldt voor al het andere.’

Het dier in ons. Een nieuwe geschiedenis van de mens.
Melanie Challenger
Ten Have
304 blz. | €22,99


Melanie Challenger (1976) studeerde Engelse taal- en literatuurwetenschappen aan de universiteit van Oxford. Ze debuteerde in 2005 met de poëziebundel Galatea en schrijft libretto’s voor koorwerken. Ze verdiept zich sinds twintig jaar in milieufilosofie en bio-ethiek, en was onderzoeker aan verschillende universiteiten. Challenger is lid van de Nuffield Council on Bioethics in Londen. In 2011 verscheen Extinction: How We Became Estranged from Nature. Ze maakt de podcastserie Enter the Psychosphere met onder anderen Frans de Waal en Daniel Dennett.