Home Wat we van kinderen kunnen leren #6: spelen

Wat we van kinderen kunnen leren #6: spelen

01 september 2017

Van kind worden we volwassene. Maar verliezen we niet iets in deze ontwikkeling? Kinderen spelen meer dan volwassenen. En zelfs als volwassenen spelen, spelen ze anders dan kinderen. Wat kunnen we leren van het kinderspel?

De Nederlandse cultuurfilosoof Johan Huizinga beschreef de mens als een homo ludens, de spelende mens. Een wezenskenmerk dat hij toeschrijft aan het spel is dat het intrinsiek waardevol is voor de deelnemers. Er is geen extern doel, want de dingen die binnen het spel bereikt worden betekenen buiten het spel niets. Binnen Monopoly honderdduizenden euro’s verdienen heeft helaas geen gevolgen voor je bankrekening. Ook al kan een spel nuttig zijn, nut kan nooit het doel zijn van een spel: dan mag het geen spel meer heten.

Volgens de Franse filosoof Gilles Deleuze  is het kinderspel een puurdere vorm van spel dan het spel van volwassenen. In een perfect spel zijn er volgens Deleuze geen echte spelregels; het bestaat alleen uit mogelijkheden. Dit zie je vaak bij kinderen: het spel wordt verzonnen terwijl het gespeeld wordt, de regels liggen niet van tevoren vast. Ook trekken ze zich van eerder bedachte regels vaak niet zoveel aan. Hij denkt dat volwassenen het lastig vinden om met deze vormeloosheid om te gaan. Volwassen hechten volgens Deleuze ook te veel waarde aan winnen. Want waar winnaars zijn, zijn ook verliezers, terwijl bij een spel juist iedereen winnaar zou moeten zijn; het moet iets zijn wat je samen creëert en waar alle deelnemers plezier aan beleven.

Een ander kenmerk dat het spel van kinderen onderscheidt van dat van volwassenen is dat kinderen vaak veel meer opgaan in hun spel. Ze nemen hun spel heel serieus, en dat is volgens Johan Huizinga niet tegenstrijdig met de aard van het spel: ‘wij merkten reeds op, dat het besef van “maar te spelen” volstrekt niet uitsluit, dat dit “maar spelen” geschieden kan met de grootsten ernst, ja met een overgave die in vervoering overgaat, en de “maar”-qualificatie tijdelijk volkomen opheft’. Deze overgave leidt ertoe dat de tijd lijkt stil te staan tijdens het spelen, iets wat mooi verbeeld wordt in het verhaal van Pinokkio. Als Pinokkio naar het Land van de Domkoppen gaat waar alleen maar kinderen leven die altijd spelen, merkt hij op dat kinderen daar niet ouder worden. De tijd staat stil voor hen.
Kinderen gaan op in hun spel, trekken zich niet teveel aan van spelregels, geven niet echt om winnen en verliezen, en willen er niks mee bereiken. Ze spelen spelen dus niet alleen meer, ze spelen vooral ook beter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.