Kinderen zijn meesters in de verwondering, vinden de lezers van Filosofie Magazine. Volgens de Nijmeegse filosoof Paul van Tongeren is het ook logisch dat kinderen zich veel verwonderen: zij ervaren veel dingen pas voor de eerste keer. Daarom stellen ze vaak verrassende vragen, die bij ons niet snel zouden opkomen.
In de filosofie is verwondering altijd een sleutelwoord geweest. ‘Verwondering is het enige begin van de filosofie’, zei Socrates al. De Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven schreef aan de hand van dit uitgangspunt Inleiding tot de verwondering. In dit boek beschrijft hij het belang van de verwondering voor de filosofie, en geeft hij een handleiding voor hoe je je filosofisch kan verwonderen. Verwondering is van belang voor de filosofie, zegt Verhoeven, omdat ze vragen oproept. Als je je verwondert neem je dingen niet langer als vanzelfsprekend aan, maar bevraag je het hoe en het waarom ervan. Deze vragen zijn het begin van de filosofie.
Voor ons is het lastig om ons te verwonderen als kinderen. Van Tongeren vergelijkt de ontwikkeling van kind naar volwassene met wat er gebeurt als we op reis gaan:
‘Als je voor het eerst in een vreemd land komt, ben je verbaasd over alles wat je ziet. Maar als je er een paar weken bent, zijn het alleen nog de bijzondere dingen die je opvallen. Het wegebben van zulke verwondering is een kwestie van gewenning.’
Om ons te verwonderen, moeten we dus als het ware ‘ontwennen’ van ons dagelijks bestaan. Dit kan bijvoorbeeld door stil te staan bij alledaagse dingen en ze te bevragen: hoe kan het dat treinen rijden, en waarom dragen eigenlijk alleen vrouwen rokken en mannen niet? Als we deze vragen niet afdoen als nutteloos of lastig, stellen we ons open voor de filosofie.
Dit artikel is exclusief voor abonnees