Voorbij ‘ik denk, dus ik ben’ ligt een belangrijker ‘ik kan, dus ik ben’ – in elk geval als het gaat om ziekte en gezondheid, betoogt Jenny Slatman in haar boek Nieuwe lichamelijkheid. Dat kunnen is afhankelijk van anderen en van hoe de wereld is ingericht. Als een ruimte niet toegankelijk is, kan de rolstoelgebruiker haar niet betreden. Als vrouwen ’s avonds het gevaar lopen te worden belaagd, beperkt dat hun kunnen, hoe graag ze ook willen.
Ik denk vaak aan dit ‘ik kan’. Niet alleen als het gaat om gezondheid, maar ook in de politiek. Wat wordt er gedaan voor het ‘ik kan’, van mij en van anderen die minder goed in hun lichaam of in de maatschappij passen? Willen politici en partijen het vergroten of liever beperken?
De trend lijkt het laatste te zijn. Misschien omdat men zich dan wel zal moeten aanpassen, al is het onmogelijk te veranderen wat je niet kunt veranderen. Of in de hoop dat de ‘misfits’, zoals Slatman ze noemt, gewoon onzichtbaar zullen worden.
‘Ik kan’ heeft met vrijheid te maken, een relationele vorm ervan. Maar het lijkt erop dat nog maar weinig mensen in vrijheid geïnteresseerd zijn. Wie kan mag in het gelid, de rest moet terug in zijn hok.