Home Waarom we volgens Foucault niet alles van elkaar moeten willen weten
Levenskunst

Waarom we volgens Foucault niet alles van elkaar moeten willen weten

Door Jannah Loontjens op 23 oktober 2017

Jannah Loontjens beeld Martin Dijkstra
Cover van 11-2017
11-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosoof Jannah Loontjens vroeg haar geliefden het hemd van het lijf. Tot ze Foucault las.


Jannah Loontjens bespreekt de filosofen die haar hebben beïnvloed
Fotografie: Martin Dijkstra

Ik ben 43 en ik heb sinds zo’n drie jaar een nieuwe relatie. Ja, ik open met een intieme waarheid, want daar gaat dit stuk over; over bekentenissen en persoonlijke waarheden. Lange tijd, en eigenlijk soms nog steeds, geloofde ik dat de mogelijkheid om onbelemmerd te spreken een teken van vrijheid was. En, hiermee samengaand, dat het aansporen van de ander om zich ongehinderd te uiten een blijk van een vrije geest was. Deze opvatting kantelde na het lezen van het werk van de Franse filosoof Michel Foucault. Het was het eerste deel van Foucaults Geschiedenis van de seksualiteit dat me van mening deed veranderen. Zoals de titel aankondigt gaat dit boek over seks en seksualiteit – hoe we erover spreken en denken, hoe we seksualiteit benoemen en categoriseren. Maar het gaat ook over de neiging om geheimen, lusten, verlangens en begane daden te bekennen. Het eerste deel van dit werk is getiteld De wil tot weten. Als jonge filosoof verwachtte ik dat dit een ode zou zijn aan de nieuwsgierigheid, maar het tegendeel bleek waar.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bekentenisdieren

Laat ik teruggaan naar mijn bekentenis. Als je boven de veertig bent en je hebt al een aantal relaties achter de rug – noem het een kleine reeks – en je ontmoet iemand met eveneens een rijk verleden, bestaat het proces van ‘elkaar leren kennen’ voor een groot deel uit het uitwisselen van ervaringen en het elkaar vertellen van herinneringen. Ik wil graag zo veel mogelijk van mijn nieuwe geliefde weten; als ik zijn verleden leer kennen, leer ik hém kennen, zo denk ik. Bovendien vind ik het fijn als hij zich vrij voelt om over vroeger te vertellen, inclusief zijn vorige relaties, romances en seksuele verkenningen. Hoe meer je met elkaar deelt, hoe vertrouwder je met elkaar kunt zijn, is de veronderstelling. Foucault laat evenwel zien dat dit een illusie is.

In De wil tot weten betoogt Foucault dat de bekentenis als een van de belangrijkste technieken geldt om tot het ‘ware’ te komen. We denken hierbij algauw aan de biecht, maar ook in de rechtspraak, medische wetenschap, psychoanalyse, literatuur en liefdesverhoudingen spelen bekentenissen een belangrijke rol. ‘We bekennen onze misdaden, we biechten onze zonden, onze gedachten en verlangens op, we bekennen ons verleden met zijn dromen, we bekennen onze kindertijd, onze ziekten en ellende’, schrijft Foucault. Hoewel sinds de middeleeuwen bekentenissen ook met dwang en folteringen gepaard gaan, worden de meeste bekentenissen vrijwillig gedaan. 

Foucault toont dat wij zozeer gewend zijn geraakt aan de bekenteniscultuur dat we de macht en dwang die die uitoefent niet meer opmerken. ‘Integendeel’, schrijft hij, ‘het lijkt alsof de waarheid in het diepste geheim van onszelf niets anders vraagt dan aan het daglicht te treden. Het komt ons voor dat als zij daar niet in slaagt, dit komt doordat een dwang haar weerhoudt, het geweld van een macht op haar drukt, en er een soort bevrijding nodig is, opdat zij – eindelijk – kan worden verwoord.’ 
 

Je vraagt je misschien af wat hier mis mee is. Als ik mijn geliefde overlaad met nieuwsgierige, toegewijde vragen, als ik laat blijken dat ik hem tot in elke vezel, tot in het diepst van zijn hart wil leren kennen, dat ik al zijn onzekerheden en dwalingen zal omarmen en hem aanspoor om zonder schroom te vertellen, dan is dat toch juist een blijk van liefde? Misschien wel. En toch merk ik dat er ook onderwerpen zijn waar ik liever niet al te veel over hoor. Als hij tot in detail vertelt hoe hij zijn ex-vrouw leerde kennen en hoeveel romantische brieven hij haar destijds schreef, voel ik me ongemakkelijk. De verhalen maken me onzeker en geven me een gevoel inwisselbaar te zijn. Nee, dan hoor ik liever wat er misging tussen hen, hoe hij zich aan haar ergerde en hoeveel beter wij het samen hebben.
 
Eigenlijk is hij helemaal niet vrij om zomaar te vertellen. Bovendien, als hij die intieme verhalen over zijn vroegere relaties vertelt, kan ik me amper inhouden om er half plagend, half spottend op te reageren. ‘Dat is wel erg cliché’, zeg ik. Of: ‘Klinkt alsof het voortkwam uit een gebrek aan beter.’ Doordat hij me erover vertelt, geeft hij de macht over zijn herinneringen uit handen. Ik kan erover oordelen, erom lachen, zijn herinneringen benaderen zoals ik dat wil, waarmee ik zijn gevoel over zijn ervaringen beïnvloed en aantast. Openheid leidt dan niet tot vrijheid, maar tot manipulatie. Foucault schrijft dan ook dat vertrouwelijkheid ten onrechte wordt begrepen als het delen van een waarheid. Vertrouwelijkheid bestaat er misschien juist wel uit dat je elkaar de ruimte geeft om niet alles te hoeven vertellen en delen.
 

Vrijheid

‘De bekentenis maakt vrij, macht brengt tot zwijgen’, is de veronderstelling. Maar dit is dus niet altijd het geval. Doordat wij onze daden en verlangens opbiechten, stellen we ons bloot aan andermans oordelen; we kunnen gediagnosticeerd, gecategoriseerd en bekritiseerd worden. In Geschiedenis van de seksualiteit beschrijft Foucault hoe de bekenteniscultuur ons over onszelf, onze seksualiteit en geaardheid doet nadenken. Vanaf onze kindertijd wordt onze seksualiteit gevolgd en gecontroleerd. Veelal worden onderdrukte verlangens als reden van grotere problemen aangewezen. In de medische wetenschap, maar ook in het gezin, de psychoanalyse en de publieke opinie, bestaan er dwingende richtlijnen over wat ‘normaal’ zou zijn met betrekking tot seksualiteit.
 
Het is niet zomaar het gezag dat ons dwingt om onze lusten te bekennen, wij willen zélf graag bekennen en onszelf ontleden en diagnosticeren. We hebben ons de bekentenis eigen gemaakt als een mechanisme van waarheidsvinding; we geloven dat als we onze diepste gevoelens en verlangens opbiechten we ons bevrijd zullen voelen. Maar door te bekennen geef je je ook over aan machtsstructuren, waarschuwt Foucault.
 
Hij beschrijft hoe de bekenteniscultuur functioneert binnen gezin en maatschappij. Maar deze processen spelen zich ook op kleinere schaal af, zoals in mijn voorbeeld. Hoewel je als filosoof geneigd bent zo veel mogelijk te willen onderzoeken, achterhalen en te weten te komen, besefte ik door Foucault dat vrijheid deels ook bestaat bij de gratie van het elkaar geheimen gunnen, van het ongekend laten, van het laten bestaan van raadselachtigheid en geheimzinnigheid. Vrijheid is tevens het vermogen je niet bedreigd te voelen door wat je niet weet, het niet per se hoeven benoemen van je eigen verlangens of die van de ander.