Home Waanzin Waarom we nooit genoeg hebben
Waanzin

Waarom we nooit genoeg hebben

Door Wouter Kusters op 17 januari 2005

01-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Rutger Claassen, medewerker van Filosofie Magazine, onderzocht de schaarste in tijden van overvloed. Komt er ooit een eind aan onze verlangens?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In onze tijd is overal veel van: veel eten, veel auto’s, veel keuzemogelijkheden. Vreemd genoeg hebben we ook van het omgekeerde veel, namelijk veel geldtekort, veel tijdsgebrek, en veel schaarste. Hoe meer onze verlangens bevredigd worden, hoe meer nieuwe verlangens de kop op lijken te steken.
De economische wetenschap houdt zich bezig met de manier waarop behoeftes efficiënt bevredigd kunnen worden. Maar waar die behoeftes vandaan komen, en of er ooit een einde komt aan de verlangens, daarop hebben economen geen antwoord. Rutger Claassen doet in Het Eeuwig Tekort wel een poging deze vraag te beantwoorden.

Zeiljacht

Er zijn grofweg twee benaderingen van schaarste mogelijk. In de eerste benadering, het liberalisme, wordt schaarste als iets positiefs gezien: het gebrek dat een individu ervaart zet hem ertoe iets aan dit gebrek te doen en om spullen te produceren waarmee eigen en andermans tekorten teniet kunnen worden gedaan. Volgens deze individualistische visie streeft ieder zijn eigen voorkeuren na, en leidt schaarste tot zelfontwikkeling doordat ieder op persoonlijke wijze de eigen gebreken definieert en oplost. De een zal het gemis van een zeiljacht als gebrek ervaren, en zal zijn leven vorm geven door te sparen voor een jacht en zich te verdiepen in zeiltechniek. Een ander zal het gemis aan schildervaardigheden als nood ervaren en zich proberen te ontwikkelen en uit te drukken door het volgen van schildercursussen en het bezoeken van tentoonstellingen.

Onverklaard blijft waarom iedere gestilde behoefte weer een nieuwe behoefte wakker roept. Ook zouden we volgens deze visie gelukkiger moeten worden naarmate onze behoeftes meer vervuld raken. Echter, de groeicijfers van de ontevredenheid en het tekort lijken gelijk op te lopen met die van het bruto nationaal product. Nog een bezwaar tegen de optimistische kijk op gebrek is dat per definitie niet alle mensen al hun behoeftes kunnen vervullen. Sommige behoeftes hebben namelijk betrekking op de vergelijking met anderen: als iedere zeiler het snelste zeiljacht wil hebben, dan zullen óf vele zeilers deze behoefte nooit kunnen bevredigen, óf ze moeten allen hun eigen wedstrijd winnen, maar dat is een schrale troostprijs. Probleem van het naïef individualisme en liberalisme is volgens Claassen dat de behoeftes die betrekking hebben op de relaties met anderen worden onderschat.

Imitatie

Voor de tweede benadering van schaarste zijn juist deze sociale relaties fundamenteel om de cirkelgang van behoeftebevrediging en ontevredenheid te verklaren. Mensen begeren niet wat ze zelf willen, maar wat de ander begeert. Om ons heen en in de reclame zien we wat anderen hebben, en wij denken dat we zelf ook gelukkig worden als we zo worden als de ander. Daarbij denken we dat het ons allerindividueelste verlangen is om in de vrieskou op lange latten van een berg te glijden, maar in feite worden we geleid door media en imitatie.

Belangrijkste bezwaar tegen dit idee is dat het bij consequent doordenken leidt tot een vorm van ascetisme, waarbij alle behoeftes en verlangens als sociaal en dus inauthentiek worden verworpen. Ook hier blijft – althans volgens Claassen – onverklaard waarom reclame voor het ene product wel aanslaat en voor het andere niet.

Hoe moeten we nu omgaan met de permanente schaarste? Claassen laat zich bij het nadenken over deze vraag inspireren door Hannah Arendts onderscheid tussen noodzakelijke arbeid, duurzaam werk en betekenisvol handelen. Tegenwoordig wordt alles in de consumptie- en productiesfeer van de betaalde noodzakelijke arbeid getrokken. Claassen pleit voor een beperking van het hieraan ten grondslag liggende concurrentieprincipe, met name in de domeinen waar men zinvolle producten schept in gezamenlijk handelen. In het onderwijs bijvoorbeeld zouden kinderen niet alleen moeten leren hoe ze later flexibele arbeidskrachten kunnen worden in de kenniseconomie, maar ook hoe ze sociale en zelfstandige personen kunnen worden in een betekenisvolle, duurzame gemeenschap.

Het eeuwig tekort. Een filosofie van de schaarste, door Rutger Claassen, uitg. Ambo, Amsterdam 2004, 275 blz., € 19,95