Home Shortread Waarom troosten we onszelf met clichés?
Shortread

Waarom troosten we onszelf met clichés?

Door Femke van Hout op 3 juli 2024

in loving memory bloemen graf de dood cliché clichés
beeld Sandy Millar/Unsplash
Gemeenplaatsen bieden troost bij verdriet, ontdekte Femke van Hout in weerwil van alle originaliteit. Een shortread over clichés.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

In het tv-programma Over mijn lijk, dat jonge mensen volgt met een ongeneeslijke ziekte, wordt aan een stervende soms gevraagd of diegene een gedachte wil delen die hem troost en moed geeft. Vaak komen mensen dan met gemeenplaatsen als ‘pluk de dag’, ‘het leven is een feest, maar je moet zelf de slingers ophangen’, of ‘liefde is belangrijker dan werk’. 

Ik heb me weleens afgevraagd hoe het komt dat mensen zelfs als ze op het punt staan dood te gaan niets beters te zeggen hebben dan dit. Clichés kunnen de pijn van een situatie verdoezelen; denk aan momenten waarop je in de rouw bent en een ander snel zegt: ‘Ach, hij heeft toch een mooi leven gehad?’ of: ‘What doesn’t kill you makes you stronger.’  Maar toen ik laatst op het punt stond mijn moeder te verliezen, hielpen clichés me juist om ruimte aan de pijn te geven. Ideeën als ‘je blijft voor altijd in mijn hart’ hadden opeens een troostende, verbindende werking.

Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Iets vergelijkbaars overkomt de hoofdpersoon in De Wetten van Connie Palmen. Ze verliest onverwacht een vriend, maar het verdriet wil maar niet komen. ‘Pas toen mij ongevraagd heel oude zinnen te binnen schoten, pasklaar, alsof ze altijd geduldig in mijn hoofd lagen te wachten om ten alle tijden en eindeloos herhaald te worden, kreeg ik weer ruimte voor de lucht en voor de pijn. “God hebbe zijn ziel,” prevelde ik, “de Heer zij hem genadig, hij moge ruste in vrede.”’

De Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven schreef dat de troost het verdriet niet wegneemt, maar eerder erkent en verdiept. Troost heft de eenzaamheid van het verdriet op door iemand die rouwt weer aan de gemeenschappelijke wereld deel te laten nemen: ‘Troost moet de rouwende teruggeven aan de wereld, niet meer.’ Clichés helpen ons daarbij, schrijft Verhoeven: ‘De gemeenplaats is zinvol ook als troost, niet in de laatste plaats, omdat in haar een hele gemeenschap ons aanspreekt. (…) Dat de mens sterfelijk is, weten wij nu wel, we hebben het vernomen. Maar in feite is het een schokkende waarheid, die men moeilijk op een originele manier kan verantwoorden.’

Maar beschikken we voor de minder schokkende waarheden dan wel over een originele taal? Lijkt onze woordenschat niet eigenlijk heel veel op een begraafplaats met gemeenplaatsen als ‘je straalt mooier dan de mooiste ster’, en ‘rust zacht’, die pas als ze samenkomen met onze toevallige jaartallen gaan spreken? Komt het unieke ooit anders dan in het cliché tot uitdrukking?

In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.