In de theatervoorstelling De Jaren, naar de gelijknamige autobiografische roman van Nobelprijswinnaar Annie Ernaux (1940) verschijnt in de tweede akte ‘puber Annie’ ten tonele. Met een dodelijke ernst citeert ze uit haar dagboek: ‘Er is geen ander werkelijk geluk dan het geluk waarvan je je bewust wordt als je ervan geniet.’
De lach die door de zaal ging was er een van deernis en herkenning. Iedereen heeft als puber weleens diepzinnige dingen opgeschreven die achteraf triviaal lijken. Precies zo had ik als twintigjarige om mezelf gelachen toen ik een recensie las van Milan Kundera’s Onwetendheid. Het boek waarin ik zoveel betekenis vond werd afgedaan als leeg en kitscherig. Typisch zo’n roman die jonge twintigers lezen om zich volwassen te voelen, aldus de recensent. Misschien wat gemakzuchtig geoordeeld van de recensent, maar ik voelde me wel betrapt.
Grappig genoeg geeft uitgerekend Kundera een definitie van kitsch die regelmatig door filosofen wordt aangehaald. In De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (1984) stelt hij dat kitsch twee tranen van ontroering wekt. ‘De eerste traan zegt: wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan zegt: wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen!’ Volgens Kundera is het de tweede traan die kitsch tot kitsch maakt. Kitsch ontstaat vanuit het gevoel verbonden te zijn met een massa die precies hetzelfde voelt; het is een traan van valse ontroering.
Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Maar als ik aan de puberende Annie Ernaux denk vraag ik me af of dat ook onder valse ontroering valt. Schuilt de kitsch van een puberdagboek niet juist in de onvervalste oprechtheid van een individu dat zich niet bewust is dat wat zij zegt of schrijft al ontelbare keren gezegd en geschreven is?
Alles wat oprecht en zonder terughoudendheid geuit wordt, loopt het risico om belachelijk gevonden te worden, schrijft de Duitse filosoof Helmuth Plessner. Eén meewarige glimlach ‘kan een hele wereld in het niets oplossen.’ Wat betekenisvol leek in de belevingswereld van het individu krijgt in de publieke context een heel andere betekenis. Dat verklaart voor Plessner het fenomeen kitsch: ‘het merkwaardige feit dat iets wat voortkomt uit oprechte intentie en bewogenheid toch als onecht, banaal en clichématig op ons kan overkomen.’ Voor Plessner heeft het iets hartverscheurends: ‘De armzaligheid en nietszeggendheid van zoveel beelden, gedichten, romans en manifesten, (…) het wegkwijnen van de harten van ontelbare mensen die de beste bedoelingen hadden, maar door niets of niemand gehoord werden…’
Kundera schreef De ondraaglijke lichtheid van het bestaan tijdens de Koude Oorlog en ageerde tegen de Sovjetkitsch en de kitsch van de Amerikaanse massacultuur. Hij beschrijft het gevecht tegen de kitsch als een gevecht van het individu tegen de massa. Maar als ik naar mezelf kijk, besef ik dat het gevecht tegen de kitsch voor mij vooral een gevecht is tegen mezelf. Ik blijf op mijn hoede of mijn persoonlijke oordeel wel op publieke bijval kan rekenen, of kan worden afgedaan met een enkele glimlach.
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.