Home Vrees niet, er is volop reden tot optimisme

Vrees niet, er is volop reden tot optimisme

Door Sebastien Valkenberg op 28 februari 2019

Vrees niet, er is volop reden tot optimisme
Cover van 03-2019
03-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Wie het nieuws volgt, wordt dagelijks herinnerd aan de dreigende ondergang van de aarde. Maar wie zijn verstand durft te gebruiken, ontdekt dat onze belangrijkste grondstof – het menselijk brein – onuitputtelijk is. Dat maakt de toekomst een stuk minder duister.

Optimisme is een plicht, zei wetenschapsfilosoof Karl Popper, maar oef! – wat is het lastig om de toekomst enigszins zonnig in te zien. Dagelijks waarschuwen de media wat er op ons af komt. Extreem weer door de opwarming van de aarde, grondstoffen raken uitgeput, 10 miljard monden om te voeden in 2050.

Het lijken verschillende kwaden, maar allemaal wijzen ze in dezelfde richting: die van ons. Wij zijn de boosdoeners. Onlangs nog waarschuwde Trouw in een hoofdredactioneel commentaar ‘dat de mens roofbouw pleegt op de planeet en haar uithoudingsvermogen te zeer op de proef stelt’. Alleen als we op streng rantsoen gaan, valt er nog iets te redden. 

Wanneer deze redenering bekend klinkt, dan kan dat kloppen. Stanford-bioloog Paul Ehrlich luidde de alarmklok eind jaren zestig – hij vergeleek de mondiale bevolkingsgroei met woekerende kankergezwellen – en de Club van Rome deed dat in de jaren zeventig. Al decennia wijzen onheilsprofeten erop dat het vijf voor twaalf is. Doorgaan op de huidige voet – qua consumptie, bevolkingsgroei en CO2-uitstoot – is zelfmoord.  

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Inmiddels geeft de sombere berichtgeving aanleiding tot zoveel kopzorgen dat mensen het nieuws uit zelfbehoud mijden. In de Volkskrant sprak Irene Costera Meijer, hoogleraar journalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, het vermoeden uit dat de groep van ‘nieuwsmijders’ groeit. De toekomst is voor hen ‘de doodgraver van het heden’. Deze typering is ontleend aan Over nut en nadeel van geschiedenis voor het leven (1874) van Friedrich Nietzsche. Alleen heeft Nietzsche het over het verleden in plaats van de toekomst. Geschiedenis is onmisbaar, betoogt hij in zijn lange essay, maar kijk uit: ze kan ons ook verlammen.

Dezelfde verlamming veroorzaakt de alarmist die de toekomst in de allerzwartste tinten schildert. Hij bewerkstelligt daarmee het tegenovergestelde van wat hij wil bereiken. Zijn toekomstperspectief is bedoeld als laatste waarschuwing. Zo zette men vorig jaar de Doomsday Clock nog maar eens een paar minuten later; volgens deze virtuele klok is het geen vijf voor twaalf, maar twéé voor twaalf. Slechts eenmaal was de ondergang zo nabij: tijdens de nucleaire wapenwedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Wat een wake-up call moet zijn, zet in de praktijk aan tot struisvogelgedrag bij krantenlezers. 

Of tot onverschilligheid, want alarmisme werkt op nog een andere manier contraproductief. Zet de dreiging te dik aan en mensen halen hun schouders op. Waarom onze levensstijl veranderen als het einde toch aanstaande is? Als íéts de betrokkenheid bij onze toekomst om zeep helpt, is dat het vooruitzicht van de Apocalyps.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Gino Bud Hoiting

Dieet

Dus nee, de Duitse filosoof Philipp Blom bewijst de goede zaak geen dienst met zijn nieuwste boek. Eerder schreef hij Het verdorven genootschap (2010), over Franse verlichtingsfilosofen met een gespierd vertrouwen in de toekomst. Nu trekt hij volle zalen met het zwartgallige Wat op het spel staat (2017). ‘We razen in het volstrekte duister met hoge snelheid op een muur af.’ 

Wie zal zich door zoveel doem laten verleiden tot een andere levensstijl? Tegelijk is de effectiviteit van de boodschap van gering belang. Onze toekomst verwordt ermee tot een pr-kwestie, iets voor een handige communicatieadviseur die aanraadt om pessimisme-in-overdrive voortaan achterwege te laten. Terwijl het fundamentele probleem onbesproken blijft: moet de mensheid in alle opzichten een stap terug doen om de toekomst het hoofd te bieden? 

Gelukkig niet. Alleen is dan wel nodig dat we uit de lange schaduw stappen van William Vogt. Met zijn bestseller Road to Survival (1948) groeide deze Amerikaanse ornitholoog uit tot de vader van de milieubeweging. Hij pleitte voor consuminderen lang voordat deze term bestond. Tegenwoordig gaat het over ‘planetaire grenzen’ en een tijdje terug was onze ‘ecologische voetafdruk’ te groot. Het zijn slechts variaties op Vogts ‘draagkracht van de aarde’.

Zo ontstond het boetvaardige mensbeeld dat ten grondslag ligt aan de berichtgeving in de media. Daarin verschijnen we als plunderaars die nemen wat ons eigenlijk niet toekomt. De huidige levensstandaard is enkel mogelijk door een forse hypotheek te nemen op morgen. De enige succesvolle toekomst is die waarin we op een streng dieet gaan. Telkens weer is dit de dreigende toon: matiging, want anders zijn we verloren.

‘Het weer zal nog extremer worden’, zeggen de alarmisten. Mogelijk, maar dit is slechts het halve verhaal. Het vertelt níét dat overstromingen, natuurbranden en stormen steeds minder slachtoffers maken. Een blik op de Inter­national Disaster Database leert dat er aan het begin van de twintigste eeuw miljoenen doden per jaar vielen (5.073.283 klimaatgerelateerde slachtoffers in 1932). Nu zijn dat er nog maar enkele tienduizenden (29.404 in 2013). Niet door matiging, maar door innovatie. Als de natuur ons een zondvloed stuurt, dan bouwen wij een dijk. 

‘Maar zelfs als natuurrampen te bezweren blijken te zijn’, drammen de alarmisten door, ‘dan zullen de grondstoffen opraken!’ Allicht heeft de aarde geen oneindige reserves. Maar daarmee zijn we nog niet gedoemd tot schaarste. In 1914 schatten de Amerikaanse autoriteiten dat er nog voor tien jaar olie was, en in 1939 volgde weer een waarschuwing: nog slechts dertien jaar! Intussen blijken de bewezen reserves groter dan destijds vermoed kon worden. Weer is ons verstand de sleutel. Betere technieken maken voorraden beschikbaar die voorheen onbereikbaar waren. Daarom zegt Johan Norberg in Vooruitgang (2015): ‘De belangrijkste grondstof is het menselijke brein.’ En die grondstof is onuitputtelijk. Ineens ziet de toekomst er een stuk zonniger uit.  
 

Verlichting

‘Hij die twee korenaren of twee grassprietjes kan laten groeien op een stukje grond waar er eerder maar één groeide’, aldus de Ierse schrijver Jonathan Swift 250 jaar geleden, ‘verdient meer waardering van de mensheid en bewijst zijn land een belangrijker dienst dan de hele klasse van politici bij elkaar.’ Als dat zo is, zal de waardering voor Norman Borlaug wel enorm zijn. Maar niets daarvan: slechts een enkeling kent deze Amerikaanse landbouwkundige uit de twintigste eeuw.

Terwijl hij de onheilsvoorspelling loochende dat er nooit genoeg voedsel zou zijn voor alle mensen. Niet in zijn eentje natuurlijk, maar wel kwam hij symbool te staan voor deze breuk met de geschiedenis. Eeuwenlang was honger de norm geweest. Borlaug lukte het om oogsten geweldig op te krikken. Onder meer zette hij Japanse dwergtarwe lager op zijn steel. Een uitkomst, want de oude steel (120 cm) maakte de planten kwetsbaar voor noodweer. Met de nieuw steel (slechts 60 cm) konden ze ook nog eens dichter op elkaar geplant worden, wat het oogsten weer vergemakkelijkte. 

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Gino Bud Hoiting

Die 60 centimeter verschil omvat meer dan enkel de oplossing van een technisch vraagstuk. Enkele decimeters laten zien waartoe we in staat zijn. Filosofisch gezegd: ze belichamen de Verlichting als weinig ontdekkingen daarvoor. In het programmatische Was ist Aufklärung? (1784) schreef Immanuel Kant: ‘Heb de moed je verstand te gebruiken.’ Dat is precies hoe de verbeterde plant tot stand kwam: via wetenschappelijk onderzoek. Wie de natuur doorgrondt, hoeft er geen speelbal meer van te zijn.

Vogt mag de slag om de beeldvorming winnen, maar Borlaug geldt als de eerste in de geschiedenis die 1 miljard mensen het leven redde. Een geweldige triomf op de schaarste, in de voorgaande eeuwen nog een voldongen feit. Daarbij bleken de grotere oogsten mogelijk op minder landbouwgrond; een hogere levensstandaard vergde een kleinere voetafdruk per aardbewoner. Dit inzicht weerlegt de veronderstelde wetmatigheid dat vooruitgang enkel ten koste van de aarde kan gaan. Soms zijn dit communicerende vaten – geen misverstand daarover –, maar verrassend vaak blijkt het beste van twee werelden mogelijk.

Dat maakt de recente ontdekking van Amerikaanse wetenschappers zo veelbelovend. Ze slaagden erin de fotosynthese in tabaksplanten naar hun hand te zetten. Van nature gaat er van alles mis tijdens dit proces. Vaak maken planten een gifstof aan, terwijl suikers nodig zijn voor hun groei. Zonde van de energie. De juiste aanpassingen resulteren in een grotere efficiëntie. Als dit succesvol kan worden toegepast op andere planten, rekenen experts op een extra voedselopbrengst van 40 procent. Te zijner tijd dan, want de route van het lab naar de supermarkt is lang – naar verwachting nog zeker tien jaar. Maar nu al herinnert de upgrade van de tabaksplant ons eraan hoe vindringrijk we zijn – eens te meer, want deze innovatie staat in een lange traditie van slimme uitvindingen. Wie hier oog voor heeft, ervaart het optimisme van Popper nauwelijks als plicht.