Home Vlugge of diepzinnige geest?

Vlugge of diepzinnige geest?

Door Marco Kamphuis op 05 januari 2016

01-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Gezond verstand is eerder een karaktertrek dan een geestes- eigenschap’ – en andere oneliners van de markies van Vauvenargues.

Laat u niet misleiden door de droge titel. De menselijke geest. Een inleiding is een sprankelend werkje van een verbluffend auteur. Hierin brengt Luc de Clapiers, markies van Vauvenargues (1715-1747) de menselijke geest in kaart, gebruikmakend van beknopte, elegante definities. Een van zijn grondgedachten is dat waar we eenheid zien, er in feite verscheidenheid is. Zo staan sommige mensen verbaasd, stelt hij, als iemand vlug van begrip maar niet scherpzinnig is, terwijl dit twee verschillende dingen zijn. ‘Vlugheid van begrip betekent snelheid in de verrichtingen van de geest’ en ‘scherpzinnigheid is de gave om de dingen zonder inspanning te begrijpen en tot hun oorsprong te herleiden of er met een snelle reeks gevolgtrekkingen de consequenties van te voorzien.’ Een vlugge geest kan slordig en oppervlakkig zijn, juist door zijn vlugheid (dit geldt met name voor ‘opgewekte mensen’). Zo iemand is dus niet scherpzinnig. Anderzijds is een scherpzinnige geest nooit traag: ‘zijn ware aard bestaat uit vlugheid van begrip en nauwkeurigheid, gecombineerd met het vermogen tot reflectie’. Dit dienen we vervolgens te onderscheiden van de diepzinnige geest, die ‘ook de kracht moet hebben om zijn vluchtige denken stil te zetten, het onder zijn ogen vast te houden om het grondig te onderzoeken en een lange reeks ideeën tot één punt terug te brengen.’ Tussen vlugge en diepzinnige geesten treedt afgunst op: ze ‘sluiten elkaar uit, want de eerste groep loopt harder en de tweede komt verder.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Niet alleen bij verstandelijke vermogens, ook bij karaktereigenschappen moeten we een fijner onderscheid maken dan we gewoonlijk doen. We noemen iemand bijvoorbeeld moedig, maar moed is er in vele soorten. ‘Moed tegenover het noodlot, die gelatenheid heet’ is iets heel anders dan ‘moed in de oorlog, die heldhaftigheid heet’ of ‘moed tegenover de ondeugd, die strengheid heet’, om er slechts drie te noemen, en het komt zelden voor dat één persoon de verschillende soorten in zich verenigt. Op dit punt stemt Vauvenargues overeen met Montaigne, die altijd waarschuwde het algemene niet uit het toevallige af te leiden – een genie in de conversatie kan misschien niet eens een fatsoenlijke brief opstellen en wie de dood onverschrokken in de ogen kijkt op het slagveld, durft bij thuiskomst zijn eigen vrouw niet tegen te spreken.

Welsprekendheid
Allerlei aspecten van de geest neemt Vauvenargues onder de loep. ‘Gezond verstand,’ bijvoorbeeld, ‘komt voort uit een natuurlijke hang naar nauwkeurigheid en gematigdheid, het is eerder een karaktertrek dan een geesteseigenschap.’ Over taal en welsprekendheid: ‘Woorden hebben geen noodzakelijke band met ideeën […] Dat verklaart waarom intelligente mensen soms moeite hebben om hun ideeën onder woorden te brengen, terwijl oppervlakkige lieden er geen moeite mee hebben en daar hun voordeel mee doen.’ De gave van het overzicht wordt door de auteur bijzonder hoog aangeslagen: hierdoor kunnen we ‘veel ideeën tegelijkertijd overzien zonder ze met elkaar te verwarren […] Zonder een geest met overzicht kun je geen groot genie hebben, maar zonder genie kun je wel een geest met overzicht hebben […] Iedereen weet dat [overzicht] ook sterk van de ziel afhangt, die doorgaans haar eigen grenzen oplegt aan de geest en hem kleiner of groter maakt naargelang de inspanning die ze zelf ontplooit.’

Uit die laatste opmerking blijkt dat het verstand gedomineerd wordt door het gevoel. De termen waarmee Vauvenargues naar het gevoelsleven lijkt te verwijzen wisselen nogal – ziel, hart, passies, hartstochten, karakter, temperament enzovoort – maar het mensbeeld dat zich laat destilleren is niettemin duidelijk. Aan zijn fysieke gestel dankt het individu zowel zijn intellectuele vermogen als zijn temperament, en dat laatste kan het eerste behoorlijk doorkruisen: ‘een nauwkeurige geest maakt soms alleen een fout om een passie te bevredigen, en niet uit gebrek aan inzicht.’ Maar passies kunnen ook het beste uit de geestelijke vermogens naar boven halen: zo hangt genie af van een combinatie van intelligentie en passie voor een bepaalde zaak. Er zijn mensen die intelligenter zijn dan grote genieën, maar ze missen de bezieling om hun geestkracht op die ene zaak te richten. Terwijl hij geestvermogens, karakters en passies beschrijft, prikt Vauvenargues resoluut illusies door (de liefde voor onze kinderen is, net als de liefde voor onze huisdieren, niets anders dan eigenliefde), maar hij is niet zo nihilistisch als La Rochefoucauld, met wie hij vaak in één adem genoemd wordt. Hoewel liefde voor onszelf in al onze gevoelens een rol speelt, wordt niet alles erdoor bepaald. Onze ziel is tot belangeloze gevoelens in staat, tot liefde, vriendschap, medelijden, deugden.

Mensenkennis
Wat is er nu zo verbluffend aan deze auteur? Dat is ten eerste de uiterste beknoptheid en helderheid van zijn stijl. Een van de maximen die achter in het boekje zijn opgenomen (afkomstig uit Réflexions et maximes) luidt: ‘Helderheid is de kroon op diepzinnigheid’, en Vauvenargues heeft recht van spreken. Maar wat vooral verrast is de uit het werk sprekende mensenkennis in combinatie met de jeugdige leeftijd van de auteur – Vauvenargues werd niet ouder dan eenendertig.

De vertaling van Martin de Haan doet volledig recht aan Vauvenargues’ vermogen in enkele woorden tot de kern van de zaak door te dringen; het enige wat deze editie te wensen overlaat zijn bio- en bibliografische gegevens. We weten niet veel van de jonge edelman, maar toch wel íéts. Geboren in Aix-en-Provence. Weinig scholing. Militaire loopbaan, passend bij zijn milieu maar ook bij zijn karakter. Reeds slechte gezondheid verder ondermijnd na dramatisch verlopen Boheemse veldtocht, later ook nog pokken. Tijdgenoten beschrijven hem als een edelmoedige, bescheiden jongeman, die ziekte en armoede dapper droeg. Hij had veel aanmoediging nodig, onder anderen van Voltaire, voordat hij publiceerde. Kort daarna overleed hij. In een brief aan hem noemt Voltaire hem ‘mijn beste wijsgeer’. Nu richtte Voltaire aan het adres van de groten der aarde de meest fantastische vleierijen, maar tegenover een naamloze, twintig jaar jongere man moet hij zich hebben laten leiden door oprechte – begrijpelijke – bewondering.