Home Waanzin Vluchtelingen en gekken stoppen we het liefst weg
Waanzin

Vluchtelingen en gekken stoppen we het liefst weg

De Franse filosoof Michel Foucault beschrijft hoe afwijkende mensen en ‘gekken’ eeuwenlang werden uitgesloten. Is dit te vergelijken met de manier waarop wij nu met vluchtelingen omgaan?

Door Marli Huijer op 20 augustus 2018

vluchtelingenkamp vluchtelingen

De Franse filosoof Michel Foucault beschrijft hoe afwijkende mensen en ‘gekken’ eeuwenlang werden uitgesloten. Is dit te vergelijken met de manier waarop wij nu met vluchtelingen omgaan?

Cover van 09-2018
09-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Het vreemde prikkelt de nieuwsgierigheid, maar kan ook weerzin oproepen. In Europa is het nu vooral de vreemdheid van migranten en vluchtelingen die onrust geeft. Is dat terecht, zijn migranten en vluchtelingen beangstigend vreemd of maken wij hen dat?

Het vreemde heeft zo lang de mens bestaat met in- en uitsluitingen te maken. Mensen die vreemd zijn of zich vreemd gedragen kunnen worden buitengesloten. Ze kunnen worden opgesloten in gestichten of kampen, en weer ingesloten als ze hun vreemdheid hebben afgeworpen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Maartje de Sonnaville


Weinig denkers hebben dat proces van in- en uitsluiting zo helder beschreven als Michel Foucault (1926-1984), vooral in Geschiedenis van de waanzin (1961). Daarin beschrijft hij hoe eeuwen geleden de rede en de waanzin uiteengingen, waarbij de laatste als het vreemde werd uitgesloten en in interneringsoorden opgeborgen. Daar kregen de krankzinnigen aanvankelijk weinig aandacht, totdat bleek dat internering economisch ongunstig uitpakte. Medici schoten te hulp om de waanzin in het gesticht via behandeling en correctie tot zwijgen te brengen. De ongevaarlijk geworden gek kon opnieuw in de samenleving worden opgenomen.

Wat kunnen we van deze historische benadering leren? Maken we nu een vergelijkbaar proces van in- en uitsluiting door, maar dan gerelateerd aan migratie en vlucht?

Betrokken

Als Foucault nog zou leven, zou hij hoogbejaard zijn. Hij stierf in 1984, op 57-jarige leeftijd. Was dat niet zo geweest, dan zou de oude baas zich waarschijnlijk fel verzetten tegen de Europese politiek van migratie en vlucht. Betrokkenheid bij mensen die buitengesloten werden was hem niet vreemd. Na zijn opleiding in de filosofie en psychologie zag hij in de psychiatrie hoe intelligente, maar soms onberekenbare patiënten tegen hun zin in een vegetatieve toestand werden gebracht. Foucault had hen liever tot spreken aangezet.

Ook de medeoprichting in 1971 van een Informatiegroep over Gevangenissen (GIP), die gevangenen zelf aan het woord wilde laten, getuigt van dit engagement. De geleerde die maandenlang in archieven aan het werk kon zijn, was ook de activist die de straat op ging tegen onrecht, manifesten ondertekende en publieke debatten voerde over het functioneren van de psychiatrie, de geneeskunde, de gevangenis en het rechtsstelsel. Had hij meer tijd van leven gehad, dan zou het zomaar kunnen dat hij een Geschiedenis van de migratie had geschreven, waarin hij op zoek ging naar het punt waar het ene, gewone soort van bewegen zich afsplitst van het andere, ongewone soort van bewegen. Terwijl toeristen en expats een warm welkom wacht, worden ongenode vluchtelingen en migranten weggestuurd.

Om een idee te krijgen van hoe zo’n foucaultiaanse geschiedenis van de migratie eruit zou zien helpt het om Geschiedenis van de waanzin te lezen. De processen die Foucault daar beschrijft vertonen een verbazingwekkende analogie met hoe Europa nu het vreemde onderscheidt van het gewone en de verbeelding inzet om het ongewone verontrustend te maken. Via de internering in kampen wordt het ongewone opgeborgen, om het na een eerste fase van verwaarlozing via correctie en hulpverlening ongevaarlijk te maken. De buitengesloten mensen zijn op deze manier beter af, denken degenen die hen buitensluiten.

Narrenschip

De geschiedenis van de waanzin die Foucault schetst begint aan het einde van de Middeleeuwen, toen men melaatsen in speciale gebouwen isoleerde. Dat deed men met een gerust hart, want de insluiting zou de kans op Gods genade groter maken en voor de melaatsen de weg naar hun heil openen. Tegen het einde van de Renaissance verdween melaatsheid uit de westerse wereld. Voor de leegstaande leprozerieën werd een nieuwe bestemming gezocht. Ze gingen onderdak bieden aan landlopers, berooiden en warhoofden. De grondvorm van uitsluiting – de uitsluiting via insluiting, die heil bracht aan zowel de uitgeslotenen als degenen die hen uitsloten – richtte zich twee of drie eeuwen later op zwervers en gekken.

Tekst loopt door onder afbeelding

Voor het zover was, werden in de Renaissance de krankzinnigen uit de steden verdreven en verbannen. In de kunst en literatuur deed een nieuw object zijn intrede: het Narrenschip, een vreemde boot met waanzinnigen, die in de Rijnstreek of Vlaanderen zou hebben gevaren. Die verbeelding berustte deels op waarheid, want krankzinnigen werden regelmatig met schippers meegegeven. Het water voerde hen ver weg, naar de andere wereld. Het water werkte bovendien reinigend.

Het narrenschip symboliseerde volgens Foucault de onrust die in de vijftiende eeuw over krankzinnigheid ontstond. De afname van de pest, de lepra en de oorlogen had de angst voor een naderend Einde der Tijden getemperd. De angst voor de dood sloeg nu naar binnen. Daar opende zich een nieuwe afgrond, die van de belachelijkheid van de waanzin. Achter de alledaagsheid bleek een duisternis vol geheimen schuil te gaan, die op een andere manier het einde van de wereld aankondigde.

De waanzin toonde dat de dood reeds aanwezig was ín het bestaan. Toch was de houding tegenover de gek dubbelzinnig, omdat de gek de dood ook belachelijk maakte en hem daarmee als het ware uitschakelde. Dit voorkwam niet dat men de gek als een grote en tragische bedreiging zag. Alle reden om de gek te verjagen.

Een half millennium later speelt het schip opnieuw een hoofdrol in de verbeelding. Dit keer geen narrenschip, maar een vluchtelingenboot op de Middellandse Zee. In kunstwerken, films en literatuur staat het schip symbool voor de betrokkenheid en angst die Europeanen voelen over migratie en vlucht. Neem de fotovideomontage Vigil 2017, die de Australische kunstenaar Tracey Moffatt voor de Biënnale van Venetië maakte. De beelden tonen de emoties op de gezichten van filmsterren bij het zien van een vluchtelingenboot die in de golven verdwijnt.

In de verbeelding heeft de vluchteling net als de waanzinnige een dubbele houding tegenover de dood. Terwijl de hoge levensverwachting in Europa de dood uit het dagelijkse leven verbant, is deze in de vlucht zichtbaar aanwezig. De vluchteling vormt een tragische bedreiging, omdat hij ons herinnert aan de dood. En ook de vluchteling spot met de dood. De angstige onrust die dat bij Europeanen oproept, maakt dat velen de vluchteling graag buiten de grenzen van Europa houden; we sturen vluchtelingen liever terug het water op, naar het andere continent, dan hen hier welkom te heten.

Grote opsluiting

Na uitgebreid te hebben rondgedoold in de Renaissance arriveert Foucault in de zeventiende en achttiende eeuw, de ‘klassieke periode’, waarin de rede hoogtij vierde. Het is de tijd van de ‘Grote Opsluiting’: bedelaars, werkschuw volk en andere in ledigheid levende personen werden massaal opgeborgen in tuchthuizen, correctiehuizen of strafgevangenissen. Ook de gekken, die zich in armoede en ledigheid niet onderscheidden van de anderen, werden in deze interneringsoorden geworpen. Nu niet omdat de waanzin de andere, duistere kant van het menselijk bestaan in zich droeg, maar omdat de zot buiten de burgerlijke moraal stond en een gebrek aan arbeidsethos vertoonde.

Vanuit een nieuwe sociale gevoeligheid voor ellende en de verplichting daar iets aan te doen werd de waanzinnige geïnterneerd en tewerkgesteld. De waanzin werd, in de woorden van Foucault, vastgeklonken aan de rede en de regels van de burgerlijke moraal. Maar naast morele overwegingen speelden economische motieven mee. Werkloosheid en improductiviteit waren slecht voor de economie, en dus moesten lediggangers opgesloten worden en aan het werk worden gezet.

De waanzinnige kreeg een aparte status in de gestichten. Waar de andere ‘redelozen’ uit het zicht werden gehouden, werd de waanzinnige juist vertoond. De gegoede burgerij van Parijs kon op de rive gauche als zondagsuitje de krankzinnigen bekijken. De gek was als een circusdier, opgesloten in een kooi of dierenasiel, dat bij razernij aan de ketting werd gelegd. De waanzin werd gezien als een vorm van vrije en redeloze dierlijkheid, die de mens altijd bedreigde. Het was zaak de dierlijke vrijheid te bewaken en onder controle te houden. Dat lukte het beste via dressuur en afstomping.

Tekst loopt door onder afbeelding

De angstige onrust over de waanzin die in de Renaissance leefde, verdween in de klassieke periode. Foucault verklaart dat vanuit het uiteengaan van waanzin en rede. De waanzin had niets tragisch meer. Het enige wat de waanzin kenmerkte was dat deze het tegendeel was van de rede. De waanzin was een niets. Toch toonde hij zich, zoals in het vrijlaten van de hartstochten. Maar ook dat was een teken van redeloosheid. En dat was de legitimering voor de internering, voor de correctie van wat mensen met gezond verstand onmiddellijk als ‘het andere’ herkenden. Die correctie verdubbelde het niets van de waanzin, omdat de waanzin werd opgeheven. In het ideale geval kon de rede terugkeren dankzij de correctie. En zo niet, dan was het wachten op de dood.

Vierhonderd jaar later is opnieuw een grote internering gaande, maar nu van vluchtelingen en andere ontheemden. De UNHCR, de VN-organisatie ter bescherming van vluchtelingen, heeft de afgelopen decennia steeds meer vluchtelingenkampen opgebouwd, vaak in dunbevolkte of afgelegen gebieden. Officieel zijn deze kampen een tijdelijke oplossing, maar er zijn vele voorbeelden van kampen waar mensen tientallen jaren verblijven. Wereldwijd leven er inmiddels meer dan 6 miljoen mensen in vluchtelingenkampen, waar ze net als de ‘redelozen’ uit de klassieke periode uit het zicht zijn opgesloten. Journalisten, Bekende Europeanen en politici komen een kijkje nemen om, na hun huiver te hebben overwonnen, met een hernieuwde gevoeligheid voor de ellende terug te keren. De wens daar iets aan te doen kent echter grenzen: zoals de gek maar beter bewaakt en gecontroleerd kon blijven, zo kunnen vluchtelingen en migranten maar beter op veilige afstand geïnterneerd blijven. Migratie en vlucht worden zo voor Europeanen een ongevaarlijk schouwspel.

Behandeling

De Grote Opsluiting duurde niet eeuwig. Tijdens de Verlichting kwam de zot ineens weer tevoorschijn, zoals ook de vluchteling ondanks de internering weer tevoorschijn kan komen. Het was alsof de redelijkheid, die zegevierde aan het einde van de achttiende eeuw, weer haar spiegelbeeld, het redeloze, kon toelaten. Maar met de terugkeer van de gek kwam ook de angst voor de waanzin terug. Was hun gekte niet besmettelijk? Raakte de samenleving er niet door verrot? Afkeer, nieuwsgierigheid en medelijden wisselden elkaar af.

Meer dan een eeuw was de redeloosheid tot zwijgen gebracht, maar nu de redelozen weer tevoorschijn kwamen, bleek in de gestichten een slapende wereld vol monsters te bestaan. In reactie daarop pleitte de hervormingsbeweging rond 1750 voor isolatie en zuivering van de gestichten, opdat het kwaad en de redeloosheid binnen de muren zouden blijven.

Medici werden ingeschakeld om het gevaar onder controle te brengen. Zij maakten de waanzin tot ziekte – een geestesziekte die met geneesmiddelen, onderdompeling of bewegingstherapie werd genezen. Als hoeders van de moraal wezen artsen de patiënten op de redeloosheid van hun verlangens. De gekte was hun eigen schuld; ze moesten hun verantwoordelijkheid nemen en van de dwalingen afzien. Zo niet, dan volgde straf. De waanzin werd zo gevangen in de moraal en was alleen nog ziekte. De arts richtte zich op het organische, de ziekte, terwijl de redeloosheid het domein werd van de psychologie, die toen ontstond.

Het waren ook artsen die er in de negentiende eeuw bezwaar tegen aantekenden dat lediggangers die zelf niet gek waren werden opgesloten tussen de gekken. Economisch gezien bleek het een misser om lediggangers op kosten van de maatschappij te interneren; zij moesten het arbeidsproces in. Hun vertrek uit de gestichten leidde tot wet- en regelgeving over wie in het gesticht thuishoorde en voor hoelang.

In de kliniek van de beroemde medicus Scipion Pinel wist men krankzinnigen tot inkeer te brengen door te zwijgen over de waanzin. De gek werd van zijn ketenen bevrijd zonder aandacht te besteden aan zijn razernij of waanbeelden. Het gesprek tussen de rede en de redeloosheid viel stil. In plaats daarvan leerde de patiënt om in de spiegel te kijken, om zo de gek in zichzelf te herkennen. Door hem voortdurend te prikkelen tot een oordeel en veroordeling van de waanzin leerde de krankzinnige schuld te bekennen en zich bij terugval aan sancties en straffen te onderwerpen. De verheerlijking van de medicus droeg bij aan het succes van deze behandeling. Eind achttiende eeuw werd de arts een centrale figuur in het gesticht. Niet omdat hij zo geleerd was, maar omdat hij optrad als een wijze, een moreel en juridisch leidsman.

Tweehonderd jaar later is die meer zachtzinnige en humanitaire behandeling van geïnterneerden te herkennen in het pleidooi om vluchtelingenkampen op gewone samenlevingen te laten lijken. In 2015 waren vluchtelingen plotseling de samenleving binnengedrongen en was men noodgedwongen weer het gesprek met hen aangegaan. Maar ook nu bracht dat angst teweeg en kwam de vraag op of de samenleving niet aan nieuwkomers ten onder zou gaan. Met een toezegging van enkele miljarden euro’s kreeg Europa Turkije in 2016 zover de vluchtelingen die zich nog op zee waagden terug te nemen en in kampen op te vangen. Die opvang moet humanitair zijn, roepen we nu we weten dat dit vaak niet het geval is. Analoog aan de behandeling van Pinel zal dat betekenen dat het verlangen naar een goed leven in Europa tot zwijgen wordt gebracht.

Tekst loopt door onder afbeelding

Ook in de vluchtelingenkampen zal een schifting plaatsvinden tussen mensen die er wel en niet horen. Op termijn zal het niet rendabel zijn om mensen die in Europa kunnen bijdragen aan de economie elders op onze kosten op te sluiten. Kansrijke vluchtelingen zullen eruit gepikt worden en relatief snel worden toegelaten. Ook de meest kwetsbaren zullen met voorrang naar Europa mogen. Voor de grote meerderheid zit er weinig anders op dan te wachten tot de situatie thuis weer veilig is en terugkeer mogelijk wordt. Naarmate de internering in de eigen regio succesvoller is, zullen migratie en vlucht meer en meer hun tragische karakter verliezen: de boten vol vluchtelingen die de dood tartten maken plaats voor kampen, asielprocedures, hulpverleners en beleidsuitvoerders die mensen laten inzien dat het onredelijk is te verlangen dat zij in Europa terechtkunnen.

Tragiek

Zoals de klassieke periode de waanzin via de neutrale, uniforme wereld van de internering tot zwijgen wist te brengen, zo zal onze tijd via de opvang in kampen in de eigen regio de vlucht en migratie sprakeloos maken. Foucault zou dat betreuren, zoals hij het ook betreurde dat het andere, tragische soort waanzin nog slechts sporadisch oplichtte in het werk van schrijvers als Nietzsche en Artaud. Meer dan dat was er niet van over. Hetzelfde zal gebeuren met de tragiek van de vlucht en de migratie; ook deze zal naarmate de internering beter slaagt tot zwijgen worden gebracht en nog maar zelden inbreken op de nuchtere redelijkheid van het vluchtelingenbeleid.

Maar met het tot zwijgen brengen van de tragiek en het tragische verliest de rede het vermogen om nog met het vreemde of andere om te gaan. Dat zal de rede niet eeuwig kunnen volhouden, want hoezeer deze ook zegeviert, zonder tegendeel kan hij niet.