‘Als ik goed geraakt wordt, is dat voor mij een trigger’
‘Als ik aankwam op het schoolplein begonnen de andere kinderen te zingen: “Hassan heeft een nieuwe jas an.” Ze wisten precies hoe ze me konden pakken. Ik werd geslagen en ik deed er niks tegen. Ik zag eruit als een potloodje: lang, dun en fragiel. Mijn vader was een dominante Syriër. Hij zei: “Je moet terugvechten, anders krijg je thuis nog een klap van mij na.”
Ik was tien jaar toen de knop omging. Mijn buurjongen pestte me al jarenlang. Voor het eerst sloeg ik terug. Het werkte. Ik leerde dat ik problemen met mijn handen kon oplossen. Dat sloeg helemaal door. Ik kwam in vechtpartijen terecht die totaal onnodig waren. Op jonge leeftijd werd ik opgepakt.
Mijn redding was een goede vriend. Hij nam me mee naar een kickbokstraining. Daar werd ik op mijn plek gezet. Ik was sterk, maar beheerste de techniek niet. Ik begon met trainen en stapte later over naar MMA, waarbij verschillende vechtsporten gecombineerd worden. Het veranderde mijn leven. Ik kreeg discipline en leerde met mijn emoties omgaan.
Pijn is er altijd, ik moet ermee leven. Het is een haat-liefdeverhouding. Aan de ene kant is het vervelend, want ik ervaar pijn net als ieder ander. In de sportschool drijft mijn trainer me tot het uiterste. Soms moet ik bijna overgeven. Maar doordat hij me in die scenario’s plaatst, weet ik hoe ik ermee om moet gaan als ik ze in een wedstrijd ervaar. Ik raak niet in paniek, omdat ik weet dat ik het aankan.
Als ik goed geraakt word, is dat voor mij een trigger. Mijn lichaam krijgt een signaal: jongen, dit is echt, nu moet je vechten. Dan verandert mijn hele mentaliteit en houding. Jezelf verdedigen is een basic life skill. Vroeger was ik bang om iets terug te doen. Nu heb ik dat niet meer. Hoe meer pijn je mij doet, hoe harder ik terugsla.
Wat mij het meeste pijn zou doen in een gevecht? Verliezen. Niet de fysieke pijn, maar de schaamte als ik knock-out geslagen zou worden in de ring. Omdat ik weet welke reactie dat oproept bij familie, vrienden en mijn vriendin. Die zitten allemaal te kijken. Zij kiezen er niet voor om mij te zien neergaan. Dat beeld wenst niemand zijn geliefden toe. Fysieke pijn kun je overwinnen, maar de mentale pijn van verlies kan een jarenlange nasleep hebben.’
‘Pijn betekent dat je in een andere wereld stapt’
‘Hij ketende me vast aan de verwarming met ducttape. Ik kreeg een blinddoek om en hij vertrok. Je hebt geen besef van tijd. De spanning bouwt op. En dan hoor je ineens zware voetstappen. Kwam hij weer binnen. We namen ook weleens pauze. Dan zeiden we tegen elkaar: “Oké, hoe vind jij dat het gaat?”
Hoe ik hierin terecht ben gekomen? Ik had een vriendje en die gaf eens een klap op m’n kont. Toen dacht ik: dit is eigenlijk wel m’n ding. In een relatie ga je dan steeds een stapje verder. Je verlegt je grenzen. Hoe vaker je het doet, hoe meer pijn je kunt hebben. Pijn betekent voor mij dat je in een andere wereld stapt. Je zet de knop om. Even alles vergeten. Gewoon even “iemands bezit” zijn.
Als ik in een dip zit, dan is dit mijn manier om uit mijn hoofd te komen. Je stapt in een rol. Je bent bijvoorbeeld stout geweest, en dan moet je bij “de meester” komen. Je gaat over de knie en krijgt opdrachten. Het is een combinatie van pijn en genot. Eerst heb je pijn, dan word je weer beloond. Je moet de pijn ondergaan. En daarna denk je: ik heb het toch maar weer doorstaan.
Ik heb een eigen zweepje dat ik fijn vind. Dat heb ik al meer dan twintig jaar. Het is gemaakt van zacht rood leer. Het handvat is van konijnen-bont. Er bestaan verschillende soorten zweepjes. Bij sommige is de pijn niet zo heftig, maar naderhand zit je wel onder de striemen. Ik vind het vooral pijnlijk als de ander niet met de zweep kan omgaan. Hij moet wel weten wat-ie doet.
Duidelijke afspraken zijn belangrijk. Als ik iets niet wil, gebeurt het ook niet. Je bedenkt een codewoord. Als je dat zegt, moet de ander stoppen. BDSM gaat op basis van vertrouwen. Je doet het niet met zomaar iemand.
Bij latere vriendjes merkte ik dat het eigenlijk niet hun ding was. Het was vooral mijn ding, en zij gingen erin mee. Natuurlijk vonden ze het ook wel leuk. Maar voor mij is het niet weg te denken. Een goed spel kan de hele dag duren. Je bent dan echt niet de hele tijd bezig met seks. Het is een mind game. En als je dan aan het einde een orgasme krijgt, denk je: wauw! Dan kan ik er weer even tegenaan.’
‘Zonder pijn zou tatoeëren alle magie verliezen’
‘Mijn moeder werd getatoeëerd in de jaren zestig in Londen. Het was bloederig. De tatoeëerder stonk naar whisky. Tatoeëren was heel ruig in die tijd. De tattoo, een zwaluw, is nu helemaal uitgelopen. De inkt is zo diep in de huid gezet dat die onderhuids is gaan vloeien. De lijnen zijn littekens geworden.
Als kind raakte ik geïntrigeerd door oudere lui met tattoos. Dat waren de mensen met verhalen. Ze vertelden over hun reizen en over de betekenis van symbolen. Ze konden zich vaak precies herinneren waar ze hun tattoo hadden laten zetten. Ik vond het iets magisch hebben.
In het buitenland leerde ik meer over de cultuur achter tatoeages. In Thailand liet ik een tempeltatoeage zetten. Ik lag voor een altaar met wierook. Naast me was een monnik aan het mediteren. De tatoeëerder mompelde magische spreuken terwijl hij de tatoeage op mijn huid zette. Hij koos voor een tatoeage die het best bij mijn aura paste.
In Nieuw-Zeeland liet ik een traditioneel Maori-patroon zetten. Ta moko is een van de meest intense tattoo-stijlen. Dat gebeurde vroeger met een soort beitel. Er zijn schedels gevonden waarbij de groeven nog in de jukbeenderen zaten. Pijn was onderdeel van het ritueel. Er waren verschillende redenen voor, bijvoorbeeld laten zien dat je bij de krijgersklasse hoort.
Op mijn been heb ik een Samoaanse tatoeage. Daarvoor gebruiken ze een platte kam van visgraat of een slagtand van een zwijn. Die wordt ritmisch in de huid gehamerd, terwijl een ander de huid strak houdt. Die persoon is erbij om de pijn met je te delen. Het ritme zorgt ervoor dat je lichaam de pijn makkelijker accepteert. De tatoeëerder stelt ondertussen vragen over je verleden, familie en voorouders. Dat bepaalt het patroon, je weet van tevoren dus niet wat het wordt. Het is een overgave – aan de pijn, maar ook aan de tatoeëerder.
Elke cultuur gaat er anders mee om. In Japan mocht ik het badhuis niet in, of zonder shirt het strand op. Daar worden tatoeages geassocieerd met criminaliteit. De Japanse maffia tatoeëerde zichzelf vroeger met toxische rode inkt die hoge koorts veroorzaakt.
Het is nu veiliger en minder pijnlijk om getatoeëerd te worden. Dat is goed, mensen gaan met een fijner gevoel naar huis, maar we moeten niet doorschieten. Als er machines zouden komen die het pijnloos maken om een tattoo te laten zetten en te verwijderen, dan zou tatoeëren voor mij alle magie verliezen. Dan wordt het een fashion statement.’
‘De meeste dansers hebben knokkels op hun voeten’
‘Opeens voelde ik nattigheid. Stond ik daar in de dansstudio in een plasje vocht. De grote blaar onder mijn voet was geknapt. Soms zit ik na een voorstelling helemaal onder. Die blaren gaan niet zo een-twee-drie weg. Meestal prikken we ze door. We hebben er speciale pleisters voor met gaatjes. Of ik neem thuis een voetenbadje.
Als ik lang op mijn spitzen sta, zwellen mijn voeten langzaam op. Je staat op je tenen in een harde schoen. Dat gaat tegen je natuur in. Je teennagels beginnen te protesteren. De meeste dansers hebben knokkels en vreemde bulten op hun voeten.
Vooral de stijl van choreograaf Sidi Larbi Chekaoui vind ik pijnlijk. Je maakt veel contact met de grond en rolt over je schouders. Ik ben vrij knokig en heb die stijl niet snel onder de knie. Daar moet ik lang op oefenen. Dan ben je aan het einde van de dag helemaal bont en blauw.
Sommige dansers hebben deze stijl sneller te pakken. Maar pijn ervaren we allemaal. We zijn eraan gewend. Het is fijn dat mijn collega’s hetzelfde meemaken. We kunnen lekker klagen bij elkaar. Soms zitten we aan de pijnstilling. Dat is niet ideaal, maar soms lukt het niet anders. Pillen helpen om onze spieren te ontspannen. We hebben ook massagerollers.
Je ziet ons vaak met balletjes lopen om tegenaan te liggen. Er zijn allerlei manieren om met pijn om te gaan. Maar eigenlijk moet je er gewoon doorheen.
Als kind trainde ik zes dagen per week. Elke week kreeg ik “benenles” tijdens klassiek ballet. Dan duwde de juf je benen naar je neus, om te kijken hoe ver je kwam. Dat was zeker niet pijnloos. Maar het waren geen Russische taferelen. Het was niet zo dat je aan het huilen was en de juf maar bleef duwen. Ik vond het juist wel spannend.
Pijn speelt zo’n grote rol in mijn leven dat ik er niet echt meer een gevoel bij heb. Pijn is er, en het maakt niet uit dat hij er is, want hij is er toch bijna altijd. Een voorstelling afzeggen vanwege de pijn? Dat doe ik niet. Dat kan alleen als je echt een blessure hebt. Maar alleen om de pijn? Nee. Wij werken door onze pijn heen. Ik hou van het harde werken. Als ik dans, vergeet ik alles om me heen – inclusief de pijn.’