‘De verliefdheid op Bibi overviel mij. Ik had een gelukkige relatie met mijn vriend Jelle en werd ineens smoorverliefd op een vrouw. Ik was toen 27 en wist helemaal niet dat ik verliefd kón worden op vrouwen. Aan de ene kant wilde ik die liefde volledig omarmen. Aan de andere kant was er de allesoverheersende angst om dingen te verliezen.
Jelle gaf mij de ruimte om deze verliefdheid te onderzoeken, maar ik was alleen maar in paniek. Ik was zo bang voor oordelen van buitenaf dat ik Jelle en Bibi een zwijgcontract heb laten tekenen. Dat was natuurlijk heel pijnlijk, vooral voor Bibi: als je knetterverliefd bent, wil je dat van de daken schreeuwen. Achteraf bezien gaf die bubbel ons wel de veiligheid om uit te dokteren hoe we dit in goede banen konden leiden.
Verbinding schuilt in elkaar de ruimte geven – én in het vertrouwen dat de ander weer bij je terugkomt. In mijn cabaretvoorstelling gebruik ik het voorbeeld van een vogelkooitje: doe je het deurtje dicht, dan wil het vogeltje eruit. Zet je het deurtje open, dan blijft het vogeltje rustig zitten. Jelles reactie op mijn verliefdheid was: “We gaan nog veel hobbels nemen samen.” Daarin zit voor mij ook verbinding: in het besluit alles samen aan te gaan. In die zin heeft mijn band met Bibi ook mijn relatie met Jelle versterkt.
Veel mensen stoppen ons in het hokje “open relatie”, maar dat klopt niet. Mijn partners hebben zelf geen andere relaties; eigenlijk heb ik twee monogame relaties die naast elkaar bestaan. Maar net als in elke andere relatie zijn verlangens bij ons constant in beweging, en dat brengt het nodige bij mij teweeg. Kan ik er wel mee omgaan als zij verliefd worden op iemand anders? Ben ik hier wel voor in de wieg gelegd? Ik voel veel angst als onze verhoudingen beginnen te schuiven – angst dat ik niet zou kunnen wat zij al jaren gewend zijn.
Omdat we al onze behoeftes op tafel leggen, word ik vaak teruggeworpen op mezelf – op gevoelens van verlatingsangst en jaloezie. Soms moet je voor een wens van een ander door duizend lagen van jezelf heen pellen. Volgens mij is dat wat intimiteit betekent: dat je door de spiegel die de ander je voorhoudt dichter bij jezelf komt. En ik beschouw mezelf als rijk omdat ik twee van die spiegels heb.’
‘Ik schrok ervan hoe snel ze mij vertrouwde’
‘Daar zaten ze dan, naast elkaar op de bank, allebei in een roze prinsessenjurk. Met grote ogen keken ze me aan. Zoals dat gaat met kinderen – ze waren toen drie en vijf jaar oud – was er precies op dat moment een glas omgevallen. Terwijl mijn vriendin druk in de weer was met de stofzuiger, stelde ik me ongemakkelijk aan Femme en Anna voor.
De jongste, Anna, wilde die middag haar slaapkamer laten zien. Ze klom op haar stapelbed en vroeg aan mij of ze eraf kon springen. Ik was een beetje overdonderd door dat verzoek: hoe durf je nou van zoiets hoogs in mijn armen te springen? Ik schrok ervan hoe snel ze mij vertrouwde. Toen ik twijfelend opzij keek naar mijn vriendin schrok Anna zelf ook en bleek ze toch liever haar moeder te willen. Ze probeerde contact met me te maken, maar door een kleine terugtrekking van mij was het voor haar plots ook niet meer veilig.
Na een uur ben ik weggegaan. Ik stapte mijn auto in, reed de straat uit en begon te huilen.
Die eerste ontmoeting was een overweldigende ervaring. Ik voelde dat ik aan de vooravond stond van een kwetsbare relatie die niet alleen voor die twee meiden, maar ook voor mij heel spannend is. Negen jaar later vind ik een conflict nog altijd eng, omdat ik bang ben om de relatie te verliezen.
Een stiefrelatie is een constante afstemming tussen toenadering zoeken en afstand houden. Als Anna een balletoptreden heeft of Femme een musical, dan ben ik echt trots op ze. Na het applaus wil ik ze het liefst met open armen ontvangen en ze een dikke knuffel geven, maar dat zijn ook altijd momenten dat hun vader erbij is. Ik doe dan bewust een stap naar achteren om ervoor te zorgen dat de vader het eerste contact heeft. Daarna kom ik pas. Mijn primaire behoefte is om contact te maken, maar ik voel ook dat die behoefte niet altijd leidend moet zijn.
Natuurlijk zit die afstand intimiteit soms in de weg. Tegelijk maakt deze afstand ons contact ook heel bijzonder. Als ik op verjaardagen de kaarsjes op de taart mag aansteken, dan ontroert mij dat echt. Juist omdat een intieme band niet vanzelfsprekend is, is het extra genieten als die er wel is.’
‘Ik kan met bijna iedereen een intieme band opbouwen’
‘Toen hij was klaargekomen, sprong hij op en trok meteen zijn broek aan. Een klant betaalt mij natuurlijk voor seks, maar dit was wel heel onpersoonlijk. Na de seks kruip ik graag nog even tegen een klant aan om te strelen, te knuffelen en te praten. Dat maakt het tot een echte girlfriend experience.
Sommige van mijn klanten zijn veertig en hebben nog nooit een vriendin gehad. Bij mij kunnen ze toch een beetje ervaren hoe het is om een relatie te hebben. Maar ze moeten niet denken dat ze een vaste relatie met me krijgen. Sommige heren beginnen er weleens over, of ik niet een keer een lekkere strand- of boswandeling met ze wil maken. Ik zeg dan: “Het kan allemaal, maar ik heb wel een uurtarief.”
Wat seks voor mij intiem maakt? De ander zien genieten. Intimiteit gaat om verbinding maken met iemand. Dat begint zodra ik bij iemand binnenkom. Als een klant in de keuken een kopje koffie aan het zetten is, kom ik erbij staan om over zijn rug te strelen en een babbeltje te maken. Zo stel ik hem op zijn gemak. En ja, ik zoen ook met mijn klanten. Veel sekswerkers vinden dat te intiem, maar zonder zoenen geniet ik er zelf ook niet van. Dat wederzijdse genot is nodig om de passie op te wekken, om echt in verbinding met elkaar te staan.
Met bijna iedereen kan ik een intieme band opbouwen. Ik heb klanten die het moeilijk vinden om contact te maken op het werk of in de kroeg. Er hangt iets om hen heen wat anderen afstoot. Mij lukt het om daardoorheen te kijken: ik zie een mens met behoefte aan fysiek en geestelijk contact. Maar er is wel een voorwaade: ze moeten mij ook respecteren. Een berichtje sturen met: “Ik ben geil, kom je neuken?” heeft niks meer met intimiteit te maken. Dan benader je mij niet meer als mens, maar als object.
Behoefte aan een relatie heb ik al heel lang niet meer, dat hoofdstuk heb ik volledig afgesloten. Ik zou dit werk ook niet kunnen doen als ik een partner had. Dan zou ik me geremd voelen en me niet helemaal kunnen geven aan een klant. Hoe meer je de remmen los weet te laten, hoe sterker de verbinding is die je met iemand aan kunt gaan.’
‘Hoe kun je verbinding aangaan als je een bedrieger bent?’
‘We zaten bij een filiaal van Starbucks. Ik was verliefd op een jongen, en ik besloot dat ik het hem moest vertellen. Ik had een Starbucks uitgezocht met een balkon, zodat we afgesloten konden zitten van de rest van het café. Een plek met privacy dus, maar ook een plek waar mensen toekeken, voor het geval hij me zou aanvliegen.
Zijn hand lag op mijn knie, en ik kreeg de woorden “Ik ben trans” maar niet uit mijn strot. Toen het eindelijk lukte, trok hij geschrokken zijn hand terug. Eerst had hij me verliefd in de ogen gekeken, maar nu was er in zijn blik opeens sprake van een soort walging. Uit die walging kan ik maar niet ontsnappen. Ik kan nog zo mooi en leuk zijn, maar ik ben nooit vrouw genoeg.
Ik schaam me ongelooflijk voor mijn lijf. Niet vanwege de genderdysforie, maar omdat ik constant te horen krijg: jij bent minder mens. De auteur Susan Stryker stelt dat het transgenderlijf wordt beschouwd als iets artificieels: als een uit elkaar gereten lap vlees die weer aan elkaar gelijmd is, net als het monster van Frankenstein. Ik word gezien als iets tussen man en vrouw in – als een hybride mens. Niemand erkent dat ik vrouw ben, laat staan dat ik mooi en leuk ben.
Ik erken mijn vrouw-zijn zelf ook niet: ik vond vroeger dat ik niet mocht zoenen met jongens in de kroeg, omdat ik hen dan zou bedriegen. Ik vind het moeilijk om verbindingen aan te gaan met mensen. Hoe ga je ooit tegen iemand zeggen dat je die persoon leuk vindt als jij een bedrieger bent, een monster, een hybride?
Intimiteit ontstaat wanneer je langdurige vriendschappen of relaties aangaat met mensen, maar dat lukt bij mij niet omdat ik altijd bezig ben de ander van mijn leefwereld te overtuigen. Om een voorbeeld te geven: als ik geen make-up op heb, voel ik me niet lelijk, dan voel ik me een man. Terwijl iemand met wie ik date misschien denkt dat ik onzeker ben. Cisgender mensen – mensen bij wie gender en geboortegeslacht overeenkomen – snappen de logica die achter mijn gevoel schuilgaat niet. Het is lastig om een menselijke connectie aan te gaan als je constant bezig bent jezelf uit te leggen. Ik voel me nooit begrepen, en dat schept afstand.’